ECLI:NL:RBAMS:2021:6418

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
10 november 2021
Zaaknummer
AMS - 19 _ 4673
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een aanvraag om woningurgentie op grond van de Huisvestingswet 2016

Op 9 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. Eiseres had een aanvraag ingediend voor woningurgentie op basis van de Huisvestingswet 2016, die door de gemeente op 17 december 2018 werd afgewezen. De gemeente verklaarde het bezwaar van eiseres ongegrond in een besluit van 25 juli 2019. Eiseres, die samenwoont met zeven andere personen in een vierkamerwoning, stelde dat zij medische redenen had voor haar aanvraag, waaronder een hernia. De gemeente had echter geconstateerd dat eiseres niet alle gevraagde documenten had ingeleverd, waardoor de aanvraag niet kon worden beoordeeld. De GGD-arts concludeerde dat de medische beperkingen van eiseres niet ernstig genoeg waren om een urgente verhuizing te rechtvaardigen. Tijdens de zitting op 14 oktober 2021 verzocht eiseres om aanhouding van de zaak, omdat haar advocaat zich had onttrokken. De rechtbank wees dit verzoek af, omdat eiseres voldoende tijd had gehad om een nieuwe advocaat te vinden. De rechtbank oordeelde dat de gemeente op goede gronden de aanvraag had afgewezen, aangezien er geen sprake was van een urgent huisvestingsprobleem. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 19/4673

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 november 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, gemeente

(gemachtigde: mr. J.E. Carter).

Procesverloop

Met het besluit van 17 december 2018 (het primaire besluit) heeft de gemeente de aanvraag van eiseres om een woningurgentie op grond van de Huisvestingswet 2016 afgewezen.
Met het besluit van 25 juli 2019 (het bestreden besluit) heeft de gemeente het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2021. Eiseres is verschenen. De gemeente heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Inleiding
1.1.
Eiseres heeft een aanvraag om een urgentie gedaan. Zij woont samen met nog zeven andere personen bij haar moeder in op een vierkamer woning op de eerste etage. Eiseres geeft aan dat zij een hernia heeft, waardoor zij op medische gronden aanspraak op een urgentie maakt. Eiseres heeft een schuld bij WPI (bijstand) van € 4.494,45 en lost hierop € 50,- per maand af.
Besluitvorming gemeente
1.2.
Tijdens het intake gesprek heeft de medewerker van het Sociaalloket Wonen aan eiseres gevraagd om nadere documenten in te leveren. Het gaat om de BKR uitdraai en de regeling(en) over haar schulden. Eiseres heeft niet alle gevraagde documenten overgelegd. Daarom kon de gemeente haar aanvraag niet beoordelen en heeft de gemeente haar aanvraag in het primaire besluit afgewezen.
1.3.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Na de hoorzitting heeft eiseres de BKR-registratie overgelegd. De gemeente heeft de aanvraag vervolgens doorgestuurd naar de GGD voor een medisch advies.
1.4.
De GGD-arts heeft eiseres op 25 juni 2019 gezien op het spreekuur en brieven van de huisarts, de neuroloog, het rugcentrum en de orthopeed geraadpleegd. Er heeft intercollegiaal overleg plaatsgevonden. De GGD-arts heeft vervolgens op 5 juli 2019 advies uitgebracht. De conclusie van het medisch advies is dat eiseres bekend is met medische problematiek en beperkingen in met name de functie van de rug en de onderbenen. Daardoor heeft zij enige beperkingen in het lopen en ervaart zij ook problemen bij het traplopen. De GGD-arts acht de beperkingen in de mobiliteit niet van dien aard en ernst dat hiermee urgente verhuizing op medische gronden te onderbouwen is. Eiseres is zelfstandig mobiel en zelfredzaam, zij wordt in staat geacht om de trap naar de woning te gebruiken. Krappe behuizing kan geen reden vormen voor een medische verhuisurgentie, aldus de GGD-arts.
2. Met het bestreden besluit heeft de gemeente het bezwaar van eiseres inhoudelijk beoordeeld, ongegrond verklaard en hieraan het advies van de GGD ten grondslag gelegd. Er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem [1] . Eiseres behoort niet tot een urgentiecategorie [2] en behoort ook niet tot de woningzoekenden die op grond van medische of sociale redenen dringend woonruimte nodig hebben [3] . Er is geen sprake van een ernstig en levensontwrichtend medisch probleem. [4]
Beroepsgronden eiseres
3. Eiseres voert in beroep aan dat de gemeente haar medische klachten onderschat en dat het advies van de GGD van 5 juli 2019 onzorgvuldig is. Zij heeft meer en ergere klachten dan in het adviesrapport staan vermeld. Daardoor heeft de gemeente onvoldoende rekening gehouden met haar medische beperkingen.
Oordeel rechtbank
Verzoek om aanhouding
4.1.
Eiseres heeft op de zitting verzocht om de behandeling van haar zaak aan te houden, omdat haar advocaat zich heeft onttrokken. Zij heeft meer tijd nodig om een andere advocaat te vinden.
4.2.
De behandeling van de zaak was oorspronkelijk gepland op 26 oktober 2020. Op 15 oktober 2020 heeft de toenmalige gemachtigde van eiseres zich onttrokken. Vervolgens is uitstel van de behandeling op zitting gevraagd en gegeven. Op verzoek van eiseres heeft de rechtbank haar op 3 november 2020 het procesdossier toegestuurd. Op 11 mei en 1 juli 2021 heeft de rechtbank verhinderdata opgevraagd voor het plannen van een zitting. Eiseres heeft niet gereageerd op deze brieven. Op 31 augustus 2021 heeft de griffier telefonisch contact gehad met eiseres over de afhandeling van het beroep. Eiseres zei dat zij nog steeds geen advocaat had. De griffier heeft gezegd dat het beroep niet langer wordt aangehouden. Op 6 september 2021 heeft de rechtbank verhinderdata opgevraagd. Eiseres heeft hierop niet gereageerd. Vervolgens is de zaak gepland op de zitting van 14 oktober 2021.
4.3.
Gelet op de geschetste gang van zaken, wijst de rechtbank het verzoek om aanhouding af. Eiseres heeft voldoende tijd gehad om een nieuwe gemachtigde dan wel andersoortige rechtsbijstand te vinden.
Heeft de gemeente de aanvraag om urgentie op goede gronden afgewezen?
5.
5.1.
De gemeente heeft de aanvraag afgewezen op een algemene weigeringsgronden; er is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem. Op grond van de beleidsregels [5] is geen sprake van een urgent huisvestingsprobleem als de huidige woning te klein of te groot is voor (het huishouden van) de aanvrager of als de aanvrager bij een of meerdere andere huishoudens inwoont. De rechtbank is van oordeel dat de gemeente zich op goede gronden op het standpunt heeft gesteld dat de situatie waarin eiseres met anderen inwoont bij haar moeder geen reden is om urgentie toe te wijzen.
5.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat de gemeente onder verwijzing naar het GGD-advies de aanvraag op medisch-sociale gronden mocht afwijzen. Op grond van vaste rechtspraak mag de gemeente bij zijn besluitvorming afgaan op het advies van een (medisch) deskundige als dat advies zorgvuldig tot stand gekomen is, inzichtelijk is en de conclusies kan dragen. Eiseres voert aan dat het GGD-advies onzorgvuldig is, maar niet concreet gemaakt waarom het GGD-advies niet aan de eisen voldoet en geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat haar klachten erger zijn. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres geen aanknopingspunten voor twijfel aan het medisch advies heeft gegeven.
5.3.
De gemeente heeft ten slotte de hardheidsclausule niet van toepassing geacht. Alleen als weigering van een urgentieverklaring leidt tot een schrijnende situatie en als sprake is van bijzondere omstandigheden kan de hardheidsclausule worden toegepast. Doorslaggevend is daarbij dat sprake is van een noodsituatie. Met de gemeente is de rechtbank van oordeel dat daarvan bij eiseres geen sprake is. Eiseres is niet dakloos, dat zij op de bank bij haar moeder slaapt is niet optimaal, maar levert geen noodsituatie op. Er is geen sprake van een schrijnende situatie.
Conclusie
6. Het beroep is ongegrond.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Tegen deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als uw zaak spoedeisend is, kunt u de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter vragen om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Artikel 2.6.5, eerste lid, onder b, van de Huisvestingsverordening 2016 (HVV).
2.Artikel 2.6.5, derde lid van de HVV.
3.Artikel 2.6.8, eerste lid, van de HVV.
4.Hardheidsclausule, artikel 2.6.11 van de HVV.
5.Beleidsregel 5 – urgenties – uit de Beleidsregels woonruimteverdeling en woonruimtevoorraad Amsterdam 2017.