ECLI:NL:RBAMS:2021:6416
Rechtbank Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van illegaliteit en niet beschikken over een terwerkstellingsvergunning
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 10 november 2021 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen een besloten vennootschap en een werknemer, [verweerder]. De werknemer, geboren in 1986, was sinds 20 maart 2017 in dienst als schoonmaker. De arbeidsovereenkomst viel onder de CAO voor het Schoonmaak- en Glazenwassersbedrijf. De werkgever ontdekte begin december 2020 dat de verblijfskaart van de werknemer was verlopen, wat leidde tot een non-actiefstelling zonder behoud van loon. De werkgever diende op 26 april 2021 een ontbindingsverzoek in, dat werd behandeld op 3 november 2021.
De kantonrechter oordeelde dat de werkgever een redelijke grond had voor ontbinding op basis van artikel 7:669 lid 3 sub h BW, omdat de werknemer niet beschikte over een geldige verblijfsvergunning en dus illegaal was. De werknemer voerde aan dat hij recht had om te werken zolang zijn bezwaar tegen de afwijzing van zijn verblijfsvergunning liep, maar de kantonrechter oordeelde dat de werkgever niet in redelijkheid kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst per 1 januari 2022 en kende de werknemer een transitievergoeding toe van € 1.611,72 bruto. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten droeg.