ECLI:NL:RBAMS:2021:6396

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 september 2021
Publicatiedatum
9 november 2021
Zaaknummer
21-007882
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen toepassing vervangende hechtenis en verlenging termijn taakstraf

In deze zaak heeft de politierechter van de Rechtbank Amsterdam op 8 september 2021 een beslissing genomen op het bezwaar van de veroordeelde tegen de toepassing van vervangende hechtenis. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 40 uren opgelegd gekregen, met de mogelijkheid van 20 dagen vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren werd verricht. Het Openbaar Ministerie had op 23 maart 2021 besloten om de vervangende hechtenis toe te passen, wat de veroordeelde op 26 mei 2021 te horen kreeg. De veroordeelde diende op 27 mei 2021 bezwaar in tegen deze beslissing.

Tijdens de openbare zitting op 8 september 2021 werd de veroordeelde, zijn raadsman mr. P.J. Verbeek, en de officier van justitie mr. J.H. van der Meij gehoord. De verdediging stelde dat de veroordeelde pas kort voor de kennisgeving op de hoogte was van het vonnis van 17 juni 2019, en dat hij nu in Nederland woont en werkt. De reclassering had in een rapport aangegeven dat er geen contact met de veroordeelde mogelijk was, maar de officier van justitie pleitte voor het gegrond verklaren van het bezwaar, omdat de veroordeelde nu een vast adres en werk heeft.

De rechtbank oordeelde dat het bezwaar tijdig was ingediend en dat de veroordeelde in de gelegenheid moest worden gesteld om de taakstraffen alsnog te verrichten. De rechtbank besloot de beslissing tot toepassing van 30 dagen vervangende hechtenis op te heffen en verlengde de termijn voor het verrichten van de taakstraffen met 12 maanden. De uitspraak werd gedaan door mr. H.E. Hoogendijk, politierechter, in aanwezigheid van griffier mr. C.T. St Rose.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Strafrecht
Zittingsplaats Amsterdam
parketnummer : 13-230939-18
raadkamernummer : 21-007882
datum : 8 september 2021
beslissing van de politierechter op het bezwaar op grond van artikel 6:3:3 en artikel 6:6:23 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[veroordeelde] ,
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] ,
verblijvend op het ter terechtzitting opgegeven adres,
[adres] ,
woonplaats kiezend op het kantooradres van zijn raadsman, mr. P.J. Verbeek,
[adres raadsman] ,
hierna te noemen: de veroordeelde.

1.Feiten

De politierechter in deze rechtbank heeft bij vonnis van 17 juni 2019 de veroordeelde een taakstraf van 40 uren opgelegd en bevolen dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet (naar behoren) verricht, vervangende hechtenis van 20 dagen zal worden toegepast. Ook is de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 16/132700-17 gelast, te weten een taakstraf van 20 uren subsidiair 10 dagen hechtenis. Het vonnis is onherroepelijk.
Het Openbaar Ministerie heeft op 23 maart 2021 beslist dat de vervangende hechtenis wordt toegepast en hiervan aan de veroordeelde kennis gegeven. De rechtbank gaat ervan uit dat veroordeelde op 26 mei 2021 bekend is geworden met de beslissing dat vervangende hechtenis wordt toegepast.

2.Procedure

Het bezwaar is op 27 mei 2021 op de griffie van deze rechtbank ingediend.
De rechtbank heeft op 8 september 2021 het bezwaar op de openbare terechtzitting behandeld.
De rechtbank heeft de veroordeelde, de raadsman, mr. P.J. Verbeek, en de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, op zitting gehoord.

3.Bezwaar

Het bezwaar richt zich tegen de kennisgeving door het Openbaar Ministerie. Het strekt ertoe dat de rechtbank de beslissing van het Openbaar Ministerie tot toepassing van de vervangende hechtenis wijzigt en de veroordeelde in de gelegenheid stelt de taakstraffen alsnog te verrichten.
De verdediging heeft kort samengevat het volgende aangevoerd. Veroordeelde is pas enkele weken voorafgaand aan 26 mei 2021 op de hoogte geraakt van het vonnis van 17 juni 2019, nu de uitspraak hem toen schriftelijk was medegedeeld. Op die dag heeft hij contact opgenomen met zijn advocaat. Daarna heeft hij contact opgenomen met de reclassering teneinde afspraken te maken voor het volbrengen van de aan hem opgelegde taakstraffen en toen is aan veroordeelde medegedeeld dat de taakstraffen zijn omgezet. Veroordeelde woont sinds kort weer in Nederland op het adres [adres] . Hij werkt ook in Nederland. Veroordeelde wil graag een kans krijgen om de taakstraffen alsnog uit te voeren.

4.Standpunt van de reclasseringUit het rapport van Reclassering Nederland d.d. 17 maart 2021 opgemaakt door

[naam] blijkt dat de veroordeelde de opgelegde taakstraffen niet heeft verricht. Uit het rapport blijkt dat er geen intakegesprek heeft kunnen plaatsvinden met veroordeelde en dat er geen contact met hem mogelijk is, nu hij geen vast adres heeft en geen andere contactmogelijkheden beschikbaar zijn.

5.Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat het bezwaar gegrond verklaard dient te worden. Veroordeelde heeft werk en een vast adres waarop hij zich kan inschrijven. Als veroordeelde nu vast komt te zitten, zal dit ingrijpende gevolgen met zich meebrengen. Aan veroordeelde moet dus een allerlaatste kans worden gegeven.

6.Beoordeling

Het bezwaar is tijdig ingediend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak onder bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het hiervoor genoemde vonnis;
  • het rapport van Reclassering Nederland van 17 maart 2021 opgemaakt door
[naam] , met het advies de tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis te bevelen;
- het bezwaar van de veroordeelde.
De rechtbank is op grond van de hierboven genoemde stukken en de behandeling ter zitting van oordeel dat veroordeelde in de gelegenheid moet worden gesteld de taakstraffen alsnog verrichten. Veroordeelde was destijds niet vindbaar voor de reclassering, maar heeft ter zitting aangegeven dat hij zich nu kan inschrijven op zijn verblijfsadres in [plaats] . De rechtbank houdt verder rekening met zijn persoonlijke omstandigheden en vindt dat gelet daarop het bezwaarschrift van de veroordeelde gegrond moet worden verklaard. De rechtbank zal de beslissing tot toepassing van 30 dagen vervangende hechtenis opheffen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat de termijn, waarbinnen de veroordeelde de taakstraffen dient te hebben verricht, met 12 maanden wordt verlengd.

7.Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het bezwaar
  • bepaalt het aantal uren taakstraf dat nog moet worden verricht op in totaal
  • bepaalt dat de taakstraffen binnen
Deze beslissing is gegeven door
mr. H.E. Hoogendijk, politierechter,
in tegenwoordigheid van mr. C.T. St Rose, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 8 september 2021.