In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 8 september 2021 uitspraak gedaan in een beklagprocedure op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering. De klager, geboren in 2001, had op 9 april 2021 een zwarte iPhone in beslag genomen gekregen door de politie. Het klaagschrift werd op 13 april 2021 ingediend, en het Openbaar Ministerie heeft op 14 mei 2021 schriftelijk zijn standpunt kenbaar gemaakt. Tijdens de zitting op 8 september 2021 was de klager niet aanwezig, maar zijn gemachtigde, mr. J. Leyten, en de officier van justitie, mr. J.H. van der Meij, waren wel aanwezig.
De klager verzocht om teruggave van de in beslag genomen telefoon, stellende dat er geen strafvorderlijk belang meer zou zijn om het beslag voort te zetten. De rechtbank oordeelde dat het belang van strafvordering zich nog verzet tegen de teruggave van de telefoon, omdat het onderzoek naar de telefoon nog niet was afgerond. De officier van justitie had aangegeven dat het uitlezen van de telefoon nog maanden kon duren en dat de telefoon pas na het onderzoek aan de klager zou worden teruggegeven.
De rechtbank concludeerde dat het beklag ongegrond was, omdat het strafvorderlijk belang van waarheidsvinding zich verzet tegen opheffing van het beslag. De beslissing werd openbaar uitgesproken door mr. H.E. Hoogendijk, in aanwezigheid van griffier C.T. St Rose. Tegen deze beslissing staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen veertien dagen na betekening van de beschikking.