ECLI:NL:RBAMS:2021:6371

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
8924514 CV EXPL 20-22368
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering wegens onvoldoende bewijs van precontractuele informatieplicht in consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 12 november 2021 uitspraak gedaan in een bodemzaak tussen Oxxio Nederland B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij, Oxxio Nederland B.V., had bij dagvaarding van 30 november 2020 een bedrag van € 500,00 gevorderd, maar de gedaagde partij heeft geen verweer gevoerd en is verstek verleend. De rechter heeft ambtshalve de vordering getoetst en geconcludeerd dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat zij heeft voldaan aan haar precontractuele informatieverplichtingen jegens de consument. De overgelegde schermafdrukken, die dateren van na de totstandkoming van de overeenkomst, waren niet voldoende om aan te tonen dat de gedaagde partij het bestelproces had doorlopen zoals vereist. Hierdoor kon de rechter niet toetsen of de informatieverplichtingen zijn nageleefd, wat leidde tot de afwijzing van de vordering.

De kantonrechter heeft verder overwogen dat zelfs als de eisende partij voldoende bewijs had geleverd, de vordering alsnog niet toewijsbaar zou zijn geweest. De schermafdrukken gaven namelijk geen duidelijkheid over de betalingsverplichting van de consument, wat in strijd is met de vereisten van artikel 6:230v lid 3 BW. De rechter heeft de eisende partij, die in het ongelijk is gesteld, veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagde partij op nihil zijn begroot. Dit vonnis benadrukt het belang van het naleven van informatieverplichtingen in consumentenovereenkomsten en de noodzaak voor eisende partijen om voldoende bewijs te leveren van de naleving van deze verplichtingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8924514 CV EXPL 20-22368
vonnis van: 12 november 2021
fno.: 991

vonnis van de kantonrechter

i n z a k e
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Oxxio Nederland B.V.
gevestigd te Rotterdam
eisende partij
gemachtigde: Syncasso Gerechtsdeurwaarders B.V.
t e g e n
I. [gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde partij
niet verschenen

Verloop van de procedure

Bij dagvaarding van 30 november 2020 heeft eisende partij gevorderd een bedrag van € 500,00 met nevenvorderingen, zoals nader in die dagvaarding omschreven.
Gedaagde partij heeft geen uitstel verzocht en evenmin uiterlijk op de in de dagvaarding vermelde terechtzitting geantwoord. Tegen gedaagde partij is verstek verleend. Vervolgens is een datum voor vonnis bepaald.

Gronden van de beslissing

Gedaagde partij is een consument, althans wordt vermoed consument te zijn. In dat geval moet de kantonrechter ambtshalve onderzoeken of de bedingen die in de tussen de handelaar en de consument gesloten overeenkomst staan niet oneerlijk zijn in de zin van Richtlijn 93/13 EG (richtlijn oneerlijke bedingen). De kantonrechter moet ook ambtshalve onderzoeken of de handelaar de op haar rustende informatieverplichtingen heeft nageleefd.
Eisende partij stelt dat gedaagde partij op afstand, namelijk via de website, een overeenkomst met haar heeft gesloten op grond waarvan gedaagde partij betaling is verschuldigd. In dat geval moet eisende partij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst hebben voldaan aan de verplichtingen van Afdeling 2B van Titel 5 van Boek 6 van het Burgerlijk Wetboek (BW), meer in het bijzonder de informatieverplichtingen van artikel 6:230m lid 1 BW en de aanvullende verplichtingen van artikel 6:230v BW.
3. Indien eisende partij in de dagvaarding onvoldoende stelt dat de relevante precontractuele informatieplichten jegens de consument zijn nageleefd, is de vordering niet toewijsbaar (zie ook rechtbank Amsterdam 27 maart 2020, ECLI:NL:RBAMS:2020:2002). Daarvan is in dit geval sprake. Eisende partij stelt weliswaar dat gedaagde partij de overgelegde schermafdrukken heeft doorlopen die zien op de precontractuele fase, maar onderaan de schermafdrukken blijkt uit de taakbalk dat deze dateren van 2020. Dat de schermafdrukken dateren van 2020 wordt tevens bevestigd door de toelichting op de tweede schermafdruk, waar te lezen is dat in de jaarkosten rekening is gehouden met de overheidsheffingen en vermindering energiebelasting 2020. Aangezien de eerste leverdatum die op de bevestiging van de overeenkomst staat 4 november 2018 is, moet er vanuit worden gegaan dat de overeenkomst tussen partijen al vóór die datum moet zijn gesloten. Eisende partij heeft derhalve niet voldoende toegelicht of aannemelijk gemaakt dat de overgelegde schermafdrukken betrekking hebben op het door gedaagde partij daadwerkelijk doorlopen bestelproces ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst in 2018. Hierdoor kan niet worden getoetst of eisende partij jegens gedaagde partij op dat moment aan haar informatieverplichtingen heeft voldaan, waaronder de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW, waarin is bepaald dat het elektronische bestelproces zo moet worden ingericht dat de consument een aanbod pas kan aanvaarden als hem op niet voor misverstand vatbare wijze duidelijk is gemaakt dat zijn bestelling een betalingsverplichting inhoudt.
4. Eisende partij heeft dan ook niet voldaan aan haar stelplicht op dit punt, zodat de vordering wordt afgewezen.
5. Ten overvloede wordt overwogen dat ook als wel voldoende zou zijn toegelicht en aannemelijk was dat gedaagde partij de overgelegde schermafdrukken zou hebben doorlopen, de vordering ook niet voor toewijzing in aanmerking zou komen. Uit de schermafdrukken blijkt namelijk niet dat eisende partij heeft voldaan aan de verplichting van artikel 6:230v lid 3 BW. Rondom de knop ‘bevestig mijn aanmelding’ wordt niet duidelijk gemaakt dat de bestelling een betalingsverplichting inhoudt, althans dat is niet op de schermafdruk te zien. In dat geval is de consument niet aan de overeenkomst gebonden en dus ook geen betaling verschuldigd.
6. Bij deze uitkomst wordt eisende partij als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

Beslissing

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt eisende partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van gedaagde partij begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 12 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.