In deze zaak heeft eiser, een inwoner van Amsterdam, zijn parkeervergunning opgezegd per 17 maart 2021. De heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam heeft echter drie naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd, omdat eiser op 18, 19 en 20 maart 2021 zijn auto had geparkeerd zonder dat hiervoor parkeerbelasting was betaald. Eiser stelde dat de opzegging van zijn vergunning pas per 1 april 2021 zou ingaan, zoals vermeld op de website van de gemeente. Hij voerde aan dat hij tot en met 31 maart 2021 met de vergunning kon parkeren en dat hij nooit een bevestiging van de opzegging had ontvangen.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 27 oktober 2021, waarbij eiser aanwezig was en de heffingsambtenaar zich liet vertegenwoordigen door een gemachtigde. De rechtbank overwoog dat de heffingsambtenaar de procedure voor online opzegging van de vergunning had aangetoond. Eiser had de mogelijkheid om zelf de opzegdatum te kiezen en deze te bevestigen. De rechtbank concludeerde dat de vergunning geldig was tot de opzegdatum van 16 maart 2021, en dat de naheffingsaanslagen terecht waren opgelegd. Eiser kreeg geen gelijk in zijn beroep, en de rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht.
De uitspraak werd gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, en is openbaar uitgesproken op 5 november 2021. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof Amsterdam.