7.3Het oordeel van de rechtbank
De maatregel die de rechtbank aan verdachte oplegt, is in overeenstemming met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft, samen met een ander, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgeperst en bestolen van een aantal goederen. Daarbij is door verdachte en zijn medeverdachte een gasdrukpistool getoond en is geweld gebruikt, zoals (in een nekklem) vastpakken en slaan. Dergelijke feiten zorgen voor angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving als geheel, zeker als zoiets op klaarlichte dag in een woonwijk gebeurt. [slachtoffer 1] heeft aangegeven erg te zijn geschrokken en [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zich minder fijn voelt in de wijk Noord en dat hij meer om zich heen is gaan kijken. Verdachte heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de gevolgen voor de slachtoffers en heeft enkel oog gehad voor zijn eigen belang De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 3 maart 2021. Hieruit blijkt dat verdachte meerdere keren is veroordeeld voor vermogensdelicten en geweldsdelicten en ook eerder is veroordeeld wegens overtreding van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 17 juni 2021 van psycholoog N.J. Sundararajah en GZ-psycholoog J.M. van Oudejans, en het Pro Justitia rapport van 18 juni 2021 van psychiater in opleiding P.H. Wong en psychiater C.A.M van der Meijs en de aanvulling op deze rapporten van 3 september 2021 van voornoemde rapporteurs.
De Pro Justitia rapporteurs beschrijven dat er bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis beginnend in de adolescentie, AD(H)D, een stoornis in cannabisgebruik (matig, in volledige langdurige remmissie) en een licht verstandelijke beperking. Deze stoornissen en gebrekkige ontwikkeling waren ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten aanwezig. De mate waarin zijn psychopathologie bepalend is voor de keuzes en het handelen van verdachte, wisselt. In periodes van duidelijke structuur, begrenzing en rust kan verdachte een meer weloverwogen keuze maken en hiernaar handelen. Wanneer verdachte zonder toezicht is of onder stress staat, wordt hij meer geleid door zijn normoverschrijdende gedragsstoornis, AD(H)D en aanwezige verstandelijke beperking. Verdachte is vanuit zijn normoverschrijdende gedragsstoornis in combinatie met AD(H)D geneigd om impulsieve keuzes en gedragingen te vertonen in risicovolle situaties, zonder hiervan de consequenties te kunnen overzien door zijn beperkte cognitieve vaardigheden en inzichten. Ook is hij sterk beïnvloedbaar door zijn antisociale netwerk waartegen hij vanuit loyaliteitsgevoel geen weerstand biedt. Geadviseerd wordt om de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rapporteurs komen tot de conclusie dat een strak juridisch kader in een gesloten setting nodig is om verdachte intensief te kunnen behandelen en te begeleiden, hetgeen hij nodig heeft voor zijn ontwikkeling en om herhaling van delictgedrag te voorkomen.
Volgens de Pro Justitia rapporteurs heeft verdachte vanwege zijn verstoorde ontwikkeling met telkens terugkerende antisociale gedragingen een intensieve behandeling nodig waarbij hij tijdig leert stilstaan bij de keuzes die hij kan maken. Verdachte is reeds diverse malen veroordeeld en recidiveert telkens zo snel dat hulpverlening tot nu toe niet goed van de grond is gekomen. Volgens de rapporteurs kan alleen intramuraal met een gestructureerde en klinische behandelomgeving de tijd genomen worden verdachte nieuwe copingvaardigheden aan te leren zodat dat hij de kans niet krijgt om tussentijds te recidiveren. In een intramurale setting krijgen de geleerde vaardigheden de kans om te beklijven, waardoor ook op de langere termijn het recidiverisico beperkt zal zijn. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt door de rapporteurs momenteel als zijn enige kans gezien om zijn antisociale ontwikkeling te doen stoppen. Een strak kader buiten de Justitiële Jeugdinrichting wordt als onvoldoende toereikend beschouwd om te komen tot structurele gedragsverandering bij verdachte.
Tijdens de terechtzitting van 25 oktober 2021 hebben Pro Justitia rapporteurs Van Oudejans en Van der Meijs het advies om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen nader toegelicht en gemotiveerd waarom zij verwachten dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel met daaraan de voorwaarden zoals door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering geadviseerd, niet toereikend is. Volgens Van der Meijs heeft verdachte weinig controle over zijn eigen handelen. Hij wil wel, maar kan het nog niet. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel ziet Van der Meijs als een kans voor verdachte om meer vaardigheden te ontwikkelen. Van Oudejans stelt dat voor recidive geen lange aanloop nodig is gelet op het soort feiten waar verdachte van verdacht wordt en dat dit maakt dat niet tijdig kan worden ingegrepen en de kans op recidive bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel erg groot is.
Uit het reclasseringsadvies van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 1 september 2021 blijkt dat de reclassering de kans op recidive als hoog inschat. Verdachte komt al vanaf jonge leeftijd in aanraking met justitie en er is volgens de reclassering sprake van een delictpatroon ten aanzien van vermogensdelicten met geweldpleging. Ook de bestaande psychopathologie werkt volgens de reclassering risicoverhogend. Verdachte heeft problemen op verschillende leefgebieden. Het risico op onttrekking wordt ook ingeschat als hoog. Er is sprake van een patroon waarbij verdachte in eerste instantie een meewerkende houding heeft en aanvankelijk gemotiveerd lijkt om een delictvrij bestaan op te bouwen, maar na enkele dagen of weken geen weerstand meer kan bieden aan impulsen en invloeden van buitenaf, waarna het hulpverleningstraject stagneert en verdachte in oud gedrag vervalt. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor een voorwaardelijke PIJ-maatregel en adviseert de PIJ-maatregel op te leggen, indien het delict bewezen kan worden. Betrokkene behoeft een strakke structuur waarbinnen hij kan werken aan behandeling en nieuw delictgedrag kan voorkomen.
De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering heeft aangegeven niet achter een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te staan en adviseert in haar brief van 21 oktober 2021 een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen en daaraan verschillende voorwaarden te verbinden. Het gaat hierbij onder meer om een plaatsing en verblijf bij Multi Plus Zorg in Amsterdam, een tijdelijk locatiegebod met elektronische controle en een weekschema met onder meer een dagbesteding en behandeling. Met strakke kaders wordt ingeschat dat er een kans van slagen is, al worden wel risico’s gezien bij een plaatsing in Amsterdam. Tijdens de terechtzitting van 25 oktober 2021 heeft [naam jeugdzorgwerker] , jeugdzorgwerker, het advies toegelicht.
De rechtbank neemt de adviezen over en acht – op grond van voornoemde adviezen - verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
Adolescentenstrafrecht (toepassing jeugdstrafrecht)
Zowel de Pro Justitia rapporteurs als het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering adviseren om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte loopt achter in zijn ontwikkeling en kan vanwege zijn problematiek niet als volwassen worden beschouwd, hij handelt impulsief en schat als gevolg daarvan de risico’s van zijn handelen slecht in. Verdachte laat zich gemakkelijk beïnvloeden door vrienden en kennissen, maar er worden ook mogelijkheden gezien voor pedagogische beïnvloeding.
Onvoorwaardelijke PIJ-maatregel
Verdachte heeft aangegeven dat hij veel spijt heeft van wat er is gebeurd. Hij zou willen dat hij eerder had nagedacht en de tijd zou kunnen terugdraaien. Verdachte heeft de rechtbank gevraagd hem nog een kans te geven door hem geen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die zijn vermeld in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht. Er moet sprake zijn van een gebrekkige ontwikkeling of een stoornis, ten tijde van het begaan van het misdrijf. De Pro Justitia rapporteurs hebben vastgesteld dat daarvan sprake was. Ook moet de maximum op te leggen gevangenisstraf voor het gepleegde strafbare feit hoger zijn dan vier jaar. De onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde feiten, voldoen aan deze voorwaarde. Verder moet de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de PIJ-maatregel eisen. Zoals hiervoor is overwogen, is er sprake van een delictpatroon ten aanzien van vermogensdelicten met geweldpleging en is de kans groot dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen, zodat ook aan die voorwaarde is voldaan. Tot slot moet de PIJ-maatregel in het belang van de ontwikkeling van verdachte zijn. De rechtbank stelt vast dat ook aan die voorwaarde is voldaan. De begeleiding en hulp die tot nu toe al dan niet vrijwillig is ingezet, kon onvoldoende van de grond komen omdat verdachte telkens snel recidiveerde. De Pro Justitia rapporteurs schrijven dat de persoonlijkheidsontwikkeling zonder intensieve behandeling verder zal derailleren en dat verdachte moet leren antisociale keuzes te voorkomen en prosociaal gedrag te bewerkstelligen.Daarbij dient behandeling in eerste instantie intensief te zijn om duurzame gedragsverandering te bereiken. Hier kan binnen een PIJ-maatregel op worden ingezet.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel is gelet op het voorgaande voldaan. Anders dan verdachte, de raadsvrouw en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel passend en geboden is. De rechtbank heeft er onvoldoende vertrouwen in dat verdachte bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel de hulp krijgt die hij nodig heeft en acht de kans groot dat hij hiermee overvraagt zal worden. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 25 oktober 2021 duidelijk aangegeven dat hij nooit de hulp heeft gekregen die hij nodig heeft. Gelet op wat verdachte hierover heeft gezegd tijdens deze terechtzitting, realiseert de rechtbank zich dat verdachte het idee heeft dat iemand wordt ‘opgegeven’ bij de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank hecht er daarom aan om te benadrukken dat juist de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel volgens de rechtbank de mogelijkheden biedt om tot gedragsverandering te komen en heeft er vertrouwen in dat verdachte hiermee de hulp kan krijgen die hij nodig heeft.