ECLI:NL:RBAMS:2021:6358

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
13-325853-20, 13-061106-19 (TUL) en 13-684533-17 (TUL) (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 19-jarige man tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen voor afpersing, diefstal en bezit van een gasdrukpistool

Op 8 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een 19-jarige man veroordeeld tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) wegens afpersing, diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een gasdrukpistool. De feiten vonden plaats op 26 december 2020 in Amsterdam-Noord, waar de verdachte samen met een ander twee slachtoffers heeft afgeperst en beroofd van verschillende goederen, waaronder een Louis Vuitton tas en een Iphone 11 Pro. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een eendaadse samenloop van afpersing en diefstal, waarbij geweld en bedreiging met geweld zijn gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en de bekennende verklaring van de verdachte in haar oordeel meegenomen.

De officier van justitie had een PIJ-maatregel geëist, waarbij intensieve behandeling en begeleiding in een gesloten setting noodzakelijk werd geacht om herhaling van delictgedrag te voorkomen. De verdediging pleitte voor een voorwaardelijke PIJ-maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet voldoende in staat was om de hulp te ontvangen die hij nodig had in een minder strikte setting. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychologische rapporten die wezen op een normoverschrijdende gedragsstoornis en andere problematiek bij de verdachte, wat zijn impulsieve gedrag en de neiging tot recidive verklaart.

De rechtbank heeft uiteindelijk besloten tot een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, waarbij de verdachte de kans krijgt om zijn gedrag te veranderen in een gecontroleerde omgeving. Daarnaast zijn er beslissingen genomen over het beslag op een gasdrukpistool en een geldbedrag, en zijn vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen afgewezen, zodat de PIJ-maatregel zo snel mogelijk kan ingaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13-325853-20, 13-061106-19 (TUL) en 13-684533-17 (TUL) (Promis)
Datum uitspraak: 8 november 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] , thans gedetineerd te:
[naam] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 8 april 2021, 29 juni 2021, 15 september 2021 en 25 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.R. Zetsma en van wat verdachte en zijn (waarnemend) raadsvrouw mr. E.K.B. Bijl naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op zitting – kort weergegeven tenlastegelegd dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan
Feit 1: afpersing van [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) en [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ), in vereniging, waarbij zij gedwongen zijn tot afgifte van een Louis Vuitton tas en/of een riem en/of een jas en/of 20 euro en/of een Iphone 11 Pro, door de bedreiging met en het gebruik van geweld en het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, gepleegd op 26 december 2020 in Amsterdam;
Feit 2: diefstal met (bedreiging met) geweld, in vereniging, waarbij een ketting en/of Iphone 11 Pro en/of een Louis Vuitton tas van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zijn weggenomen, gepleegd op 26 december 2020 in Amsterdam;
Feit 3: medeplegen van het voorhanden hebben van een gasdrukpistool, gepleegd op 26 december 2020 in Amsterdam.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is opgenomen in bijlage I die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden, waarbij er volgens de officier van justitie sprake is van afpersing van de Louis Vuitton tas en de 20 euro en van diefstal met (bedreiging met) geweld van de ketting. Met betrekking tot de Iphone 11 Pro is er volgens de officier van justitie zowel sprake geweest van afpersing als van diefstal met (bedreiging met) geweld. De officier van justitie heeft verzocht verdachte partieel vrij te spreken van afpersing van de jas en de riem nu deze louter berust op de verklaring van [slachtoffer 1] .
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de tenlastegelegde feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met uitzondering het wegnemen van de ketting. De raadsvrouw verzoekt verdachte hiervan partieel vrij te spreken.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de bekennende verklaring van verdachte, de aangiften, het proces-verbaal van het aantreffen van het wapen en het proces-verbaal van technisch onderzoek naar het wapen, is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de eendaadse samenloop van afpersing, diefstal met (bedreiging met) geweld en het medeplegen van het voorhanden hebben van een gasdrukpistool.
Bewijsoverweging
Ten aanzien van feit 2 heeft verdachte ontkend dat hij, of zijn medeverdachte, de ketting van [slachtoffer 1] heeft weggenomen. De rechtbank is van oordeel dat het wegnemen van de ketting wel kan worden bewezen nu de verklaring van [slachtoffer 1] wordt ondersteund door de verklaring van [slachtoffer 2] .
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten aanzien van feit 1 partieel dient te worden vrijgesproken van het afpersen van de jas en de riem van [slachtoffer 2] , nu [slachtoffer 2] hiervan geen aangifte heeft gedaan en dit slechts is gebaseerd op de verklaring van [slachtoffer 1] . Dit is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank is voorts van oordeel dat verdachte ten aanzien van feit 2 partieel dient te worden vrijgesproken van het wegnemen van een Louis Vuitton tas. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij het tasje aan verdachte moest afgeven en om die reden is er geen sprake van diefstal met geweld maar van afpersing. Verdachte wordt dan ook vrijgesproken van het wegnemen van de Louis Vuitton tas.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in bijlage II vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Feit 1op 26 december 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een Louis Vuitton tas en een geldbedrag van ongeveer 20 euro en een Iphone 11 Pro, dat geheel aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde, door
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] naar een steeg te begeleiden en
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Lever alles in", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd, te slaan/stompen en
- nadat voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] trachtten weg te rennen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vast te pakken en
- voornoemde [slachtoffer 2] in een nekklem te houden en voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Je wilde toch die Airpods halen, dus wat doe je dan met 20 euro? ", en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en voor te houden en
- daarbij voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Of moet ik deze soms gebruiken?";
Feit 2op 26 december 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een ketting en een Iphone 11 Pro, die geheel toebehoorden aan [slachtoffer 1] of [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, door
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] naar een steeg te begeleiden en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Lever alles in", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 2] meermalen tegen het hoofd, te slaan/stompen en
- nadat voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] trachtten weg te rennen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] vast te pakken/grijpen en
- voornoemde [slachtoffer 2] in een nekklem te houden en voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Je wilde toch die Airpods halen, dus wat doe je dan met 20 euro? ", en
- de ketting van voornoemde [slachtoffer 1] van zijn nek te trekken en
- de Iphone 11 Pro van voornoemde [slachtoffer 2] uit zijn broekzak te halen/trekken en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, te tonen en voor te houden en
- daarbij voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen: "Of moet ik deze soms gebruiken?";
Feit 3op 26 december 2020 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een gasdrukpistool van het merk Combat Zone, model COP, kaliber 6 mm heeft voorhanden gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie acht toepassing van het jeugdstrafrecht aangewezen en heeft gevorderd om aan verdachte de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) op te leggen. Intensieve behandeling en begeleiding binnen een gesloten setting middels een PIJ-maatregel wordt nodig geacht om herhaling van delictgedrag te voorkomen. De PIJ-maatregel is ook nodig om ervoor te zorgen dat verdachte zich kan handhaven in de maatschappij zonder te vervallen in het gewelddadige gedrag dat hij in toenemende mate laat zien. Aan de voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel wordt voldaan.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat het jeugdstrafrecht moet worden toegepast en het tenlastegelegde in verminderde mate aan verdachte moet worden toegerekend. Volgens de verdediging kan aan verdachte, zoals geadviseerd door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, een voorwaardelijke PIJ-maatregel in een strak kader met 24-uurs begeleiding vanuit Multi Plus Zorg worden opgelegd. Het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt gebruikt als ultimum remedium en tot die tijd moet er worden gezocht naar een alternatief waarmee hetzelfde doel kan worden bewerkstelligd. Verdachte staat open voor behandeling en begeleiding en is leerbaar. Er is nooit een strak strafrechtelijk kader geweest en tot op heden is hulpverlening niet goed van de grond gekomen. Verdachte moet een kans krijgen om zich te kunnen bewijzen. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel kan verdachte hierbij helpen. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel zal juist negatieve invloeden en gevolgen voor verdachte met zich meebrengen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De maatregel die de rechtbank aan verdachte oplegt, is in overeenstemming met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder die zijn begaan en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals daarvan op de zitting is gebleken.
Verdachte heeft, samen met een ander, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afgeperst en bestolen van een aantal goederen. Daarbij is door verdachte en zijn medeverdachte een gasdrukpistool getoond en is geweld gebruikt, zoals (in een nekklem) vastpakken en slaan. Dergelijke feiten zorgen voor angst en onveiligheid bij de slachtoffers en in de samenleving als geheel, zeker als zoiets op klaarlichte dag in een woonwijk gebeurt. [slachtoffer 1] heeft aangegeven erg te zijn geschrokken en [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zich minder fijn voelt in de wijk Noord en dat hij meer om zich heen is gaan kijken. Verdachte heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de gevolgen voor de slachtoffers en heeft enkel oog gehad voor zijn eigen belang De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 3 maart 2021. Hieruit blijkt dat verdachte meerdere keren is veroordeeld voor vermogensdelicten en geweldsdelicten en ook eerder is veroordeeld wegens overtreding van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank heeft daarnaast kennisgenomen van het Pro Justitia rapport van 17 juni 2021 van psycholoog N.J. Sundararajah en GZ-psycholoog J.M. van Oudejans, en het Pro Justitia rapport van 18 juni 2021 van psychiater in opleiding P.H. Wong en psychiater C.A.M van der Meijs en de aanvulling op deze rapporten van 3 september 2021 van voornoemde rapporteurs.
De Pro Justitia rapporteurs beschrijven dat er bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende gedragsstoornis beginnend in de adolescentie, AD(H)D, een stoornis in cannabisgebruik (matig, in volledige langdurige remmissie) en een licht verstandelijke beperking. Deze stoornissen en gebrekkige ontwikkeling waren ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten aanwezig. De mate waarin zijn psychopathologie bepalend is voor de keuzes en het handelen van verdachte, wisselt. In periodes van duidelijke structuur, begrenzing en rust kan verdachte een meer weloverwogen keuze maken en hiernaar handelen. Wanneer verdachte zonder toezicht is of onder stress staat, wordt hij meer geleid door zijn normoverschrijdende gedragsstoornis, AD(H)D en aanwezige verstandelijke beperking. Verdachte is vanuit zijn normoverschrijdende gedragsstoornis in combinatie met AD(H)D geneigd om impulsieve keuzes en gedragingen te vertonen in risicovolle situaties, zonder hiervan de consequenties te kunnen overzien door zijn beperkte cognitieve vaardigheden en inzichten. Ook is hij sterk beïnvloedbaar door zijn antisociale netwerk waartegen hij vanuit loyaliteitsgevoel geen weerstand biedt. Geadviseerd wordt om de tenlastegelegde feiten in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. De rapporteurs komen tot de conclusie dat een strak juridisch kader in een gesloten setting nodig is om verdachte intensief te kunnen behandelen en te begeleiden, hetgeen hij nodig heeft voor zijn ontwikkeling en om herhaling van delictgedrag te voorkomen.
Volgens de Pro Justitia rapporteurs heeft verdachte vanwege zijn verstoorde ontwikkeling met telkens terugkerende antisociale gedragingen een intensieve behandeling nodig waarbij hij tijdig leert stilstaan bij de keuzes die hij kan maken. Verdachte is reeds diverse malen veroordeeld en recidiveert telkens zo snel dat hulpverlening tot nu toe niet goed van de grond is gekomen. Volgens de rapporteurs kan alleen intramuraal met een gestructureerde en klinische behandelomgeving de tijd genomen worden verdachte nieuwe copingvaardigheden aan te leren zodat dat hij de kans niet krijgt om tussentijds te recidiveren. In een intramurale setting krijgen de geleerde vaardigheden de kans om te beklijven, waardoor ook op de langere termijn het recidiverisico beperkt zal zijn. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt door de rapporteurs momenteel als zijn enige kans gezien om zijn antisociale ontwikkeling te doen stoppen. Een strak kader buiten de Justitiële Jeugdinrichting wordt als onvoldoende toereikend beschouwd om te komen tot structurele gedragsverandering bij verdachte.
Tijdens de terechtzitting van 25 oktober 2021 hebben Pro Justitia rapporteurs Van Oudejans en Van der Meijs het advies om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen nader toegelicht en gemotiveerd waarom zij verwachten dat een voorwaardelijke PIJ-maatregel met daaraan de voorwaarden zoals door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering geadviseerd, niet toereikend is. Volgens Van der Meijs heeft verdachte weinig controle over zijn eigen handelen. Hij wil wel, maar kan het nog niet. Een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel ziet Van der Meijs als een kans voor verdachte om meer vaardigheden te ontwikkelen. Van Oudejans stelt dat voor recidive geen lange aanloop nodig is gelet op het soort feiten waar verdachte van verdacht wordt en dat dit maakt dat niet tijdig kan worden ingegrepen en de kans op recidive bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel erg groot is.
Uit het reclasseringsadvies van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 1 september 2021 blijkt dat de reclassering de kans op recidive als hoog inschat. Verdachte komt al vanaf jonge leeftijd in aanraking met justitie en er is volgens de reclassering sprake van een delictpatroon ten aanzien van vermogensdelicten met geweldpleging. Ook de bestaande psychopathologie werkt volgens de reclassering risicoverhogend. Verdachte heeft problemen op verschillende leefgebieden. Het risico op onttrekking wordt ook ingeschat als hoog. Er is sprake van een patroon waarbij verdachte in eerste instantie een meewerkende houding heeft en aanvankelijk gemotiveerd lijkt om een delictvrij bestaan op te bouwen, maar na enkele dagen of weken geen weerstand meer kan bieden aan impulsen en invloeden van buitenaf, waarna het hulpverleningstraject stagneert en verdachte in oud gedrag vervalt. De reclassering ziet geen mogelijkheden voor een voorwaardelijke PIJ-maatregel en adviseert de PIJ-maatregel op te leggen, indien het delict bewezen kan worden. Betrokkene behoeft een strakke structuur waarbinnen hij kan werken aan behandeling en nieuw delictgedrag kan voorkomen.
De William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering heeft aangegeven niet achter een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel te staan en adviseert in haar brief van 21 oktober 2021 een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen en daaraan verschillende voorwaarden te verbinden. Het gaat hierbij onder meer om een plaatsing en verblijf bij Multi Plus Zorg in Amsterdam, een tijdelijk locatiegebod met elektronische controle en een weekschema met onder meer een dagbesteding en behandeling. Met strakke kaders wordt ingeschat dat er een kans van slagen is, al worden wel risico’s gezien bij een plaatsing in Amsterdam. Tijdens de terechtzitting van 25 oktober 2021 heeft [naam jeugdzorgwerker] , jeugdzorgwerker, het advies toegelicht.
De rechtbank neemt de adviezen over en acht – op grond van voornoemde adviezen - verdachte verminderd toerekeningsvatbaar.
Adolescentenstrafrecht (toepassing jeugdstrafrecht)
Zowel de Pro Justitia rapporteurs als het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering adviseren om het jeugdstrafrecht toe te passen. Verdachte loopt achter in zijn ontwikkeling en kan vanwege zijn problematiek niet als volwassen worden beschouwd, hij handelt impulsief en schat als gevolg daarvan de risico’s van zijn handelen slecht in. Verdachte laat zich gemakkelijk beïnvloeden door vrienden en kennissen, maar er worden ook mogelijkheden gezien voor pedagogische beïnvloeding.
Onvoorwaardelijke PIJ-maatregel
Verdachte heeft aangegeven dat hij veel spijt heeft van wat er is gebeurd. Hij zou willen dat hij eerder had nagedacht en de tijd zou kunnen terugdraaien. Verdachte heeft de rechtbank gevraagd hem nog een kans te geven door hem geen onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen.
Om een PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die zijn vermeld in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht. Er moet sprake zijn van een gebrekkige ontwikkeling of een stoornis, ten tijde van het begaan van het misdrijf. De Pro Justitia rapporteurs hebben vastgesteld dat daarvan sprake was. Ook moet de maximum op te leggen gevangenisstraf voor het gepleegde strafbare feit hoger zijn dan vier jaar. De onder feit 1 en feit 2 bewezenverklaarde feiten, voldoen aan deze voorwaarde. Verder moet de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de PIJ-maatregel eisen. Zoals hiervoor is overwogen, is er sprake van een delictpatroon ten aanzien van vermogensdelicten met geweldpleging en is de kans groot dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen, zodat ook aan die voorwaarde is voldaan. Tot slot moet de PIJ-maatregel in het belang van de ontwikkeling van verdachte zijn. De rechtbank stelt vast dat ook aan die voorwaarde is voldaan. De begeleiding en hulp die tot nu toe al dan niet vrijwillig is ingezet, kon onvoldoende van de grond komen omdat verdachte telkens snel recidiveerde. De Pro Justitia rapporteurs schrijven dat de persoonlijkheidsontwikkeling zonder intensieve behandeling verder zal derailleren en dat verdachte moet leren antisociale keuzes te voorkomen en prosociaal gedrag te bewerkstelligen.Daarbij dient behandeling in eerste instantie intensief te zijn om duurzame gedragsverandering te bereiken. Hier kan binnen een PIJ-maatregel op worden ingezet.
Aan de voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel is gelet op het voorgaande voldaan. Anders dan verdachte, de raadsvrouw en de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering, is de rechtbank van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel passend en geboden is. De rechtbank heeft er onvoldoende vertrouwen in dat verdachte bij een voorwaardelijke PIJ-maatregel de hulp krijgt die hij nodig heeft en acht de kans groot dat hij hiermee overvraagt zal worden. Verdachte heeft tijdens de terechtzitting van 25 oktober 2021 duidelijk aangegeven dat hij nooit de hulp heeft gekregen die hij nodig heeft. Gelet op wat verdachte hierover heeft gezegd tijdens deze terechtzitting, realiseert de rechtbank zich dat verdachte het idee heeft dat iemand wordt ‘opgegeven’ bij de oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank hecht er daarom aan om te benadrukken dat juist de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel volgens de rechtbank de mogelijkheden biedt om tot gedragsverandering te komen en heeft er vertrouwen in dat verdachte hiermee de hulp kan krijgen die hij nodig heeft.

8.Beslag

Onder verdachte is het volgende voorwerp in beslag genomen:
  • 1 STK Gaspistool, omschrijving: G6011503;
  • 20 EUR, omschrijving: G6011522.
8.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht het wapen te onttrekken aan het verkeer en het geld te bewaren ten behoeve van de rechthebbende.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw refereert zich ten aanzien van het wapen aan het oordeel van de rechtbank en heeft zich op het standpunt gesteld dat het geld moet worden teruggegeven aan verdachte.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Nu met behulp van het wapen het bewezen geachte is begaan en het van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, wordt dit voorwerp onttrokken aan het verkeer.
Het inbeslaggenomen geldbedrag zal worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende. Het bedrag wordt niet teruggegeven aan verdachte nu niet vaststaat dat hij hiervan de rechthebbende is.

9.Vorderingen tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

9.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft verzocht om de vorderingen tot tenuitvoerlegging met parketnummers 13-061106-19, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 29 oktober 2019 van de meervoudige strafkamer te Amsterdam, en 13-684533-17, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 19 april 2018 van de meervoudige strafkamer te Amsterdam, toe te wijzen voor zover de bij voornoemde vonnissen opgelegde voorwaardelijke straffen nog niet volledig ten uitvoer zijn gelegd.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen dienen te worden afgewezen. Verdachte heeft een merendeel van de voorwaardelijk opgelegde straffen al uitgezeten en het is belangrijk dat hij met een schone lei verder kan. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de proeftijden dienen te worden verlengd of de voorwaardelijk opgelegde jeugddetenties worden omgezet in een werkstraf
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte – door het plegen van de tenlastegelegde feiten – de voorwaarden van de voorwaardelijke opgelegde straffen heeft overtreden. In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen worden gelast. De rechtbank is echter van oordeel dat, nu aan verdachte een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel wordt opgelegd, de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straffen geen meerwaarde heeft. De rechtbank acht het van belang dat de PIJ-maatregel zo spoedig mogelijk van start kan gaan en zal om die reden de vorderingen tenuitvoerlegging met parketnummers 13-061106-19 en 13-684533-17 afwijzen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36b, 36c, 47, 55, 77c, 77g, 77s, 77gg, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1 en feit 2:
eendaadse samenloop van
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
én
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Feit 3:
medeplegen van handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op aan verdachte
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen.
Beslag
Verklaart onttrokken aan het verkeer: 1 STK Gaspistool, omschrijving: G6011503.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: 20 EURO, omschrijving: G6011522.
Vorderingen tot tenuitvoerlegging voorwaardelijk opgelegde straf
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 13-061106-19.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling in de zaak met parketnummer 13-684533-17.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. Djebali, voorzitter,
mr. K. Duker en mr. C.M. Georgiades, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.M. van der Beek, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 november 2021.