ECLI:NL:RBAMS:2021:6356

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2021
Publicatiedatum
8 november 2021
Zaaknummer
AMS 21/166
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing subsidieaanvraag op grond van de Subsidieregeling Stelselherziening rechtsbijstand

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 november 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een organisatie die een online platform voor collectieve claims wilde opzetten, en het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, dat haar subsidieaanvraag had afgewezen. De aanvraag was gedaan op basis van de Subsidieregeling Stelselherziening rechtsbijstand, die gericht is op het subsidiëren van innovatieve projecten die bijdragen aan de ontwikkeling van juridische oplossingen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag op 24 juni 2020 was afgewezen omdat deze niet voldeed aan de criteria van de Subsidieregeling, met name op het gebied van innovatie en breedte van toepasbaarheid. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het bestuur handhaafde zijn standpunt in het bestreden besluit van 27 november 2020. Tijdens de hoorzitting op 6 oktober 2020 werd door de Commissie geadviseerd om het bezwaar gegrond te verklaren, maar het bestuur ging hier niet in mee. De rechtbank oordeelde dat het bestuur in redelijkheid kon besluiten dat de aanvraag niet voldeed aan de vereisten van de Subsidieregeling, en dat de geboden oplossing onvoldoende breed toepasbaar was voor de doelgroep van rechtzoekenden. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, en oordeelde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/166

uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. H.J. Van den Broek),
en

het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand, verweerder

(gemachtigde: mr. C.M.M. van Mil).

Procesverloop

Bij besluit van 24 juni 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag om subsidie te verlenen op grond van de Subsidieregeling Stelselherziening rechtsbijstand (de Subsidieregeling) afgewezen.
Bij besluit van 27 november 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Op 7 januari 2021 heeft de rechtbank het beroepschrift van eiseres ontvangen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 11 oktober 2021. Partijen zijn vertegenwoordigd door hun gemachtigden. Namens verweerder heeft ook [de persoon 1] deelgenomen aan de zitting. Namens eiseres heeft ook mevrouw [de persoon 2] deelgenomen aan de zitting. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek op de zitting gesloten.

Overwegingen

Wat ging er aan deze zaak vooraf?
1.1.
Op 3 januari 2020 is de Subsidieregeling vastgesteld. Deze heeft tot doel het subsidiëren van activiteiten binnen projecten die op een innovatieve manier bijdragen aan het ontwikkelen van passende, duurzame en kwalitatief hoogwaardige oplossingen voor juridische problemen, waarbij de rechtzoekende en zijn hulpvraag centraal staan. Een of meer oplossingen of oplossingsroutes binnen een rechtsgebied kunnen een rechtshulppakket gaan vormen. Met de Subsidieregeling worden toekomstige aanbieders zoals sociaal advocaten, juridisch adviseurs en verzekeraars in staat gesteld om subsidie aan te vragen voor projecten die input kunnen geven voor het ontwikkelen van rechtshulppakketten.
1.2.
Op 3 maart 2020 heeft eiseres een aanvraag voor subsidie gedaan op grond van de Subsidieregeling. De aanvraag van eiseres heeft betrekking op een online platform dat een gezamenlijk (juridisch) optreden faciliteert voor meerdere rechtzoekenden die soortgelijke problemen/geschillen hebben met één of enkele dezelfde wederpartijen. Eiseres heeft reeds een ander platform dat daar mogelijkheden toe biedt voor commercieel interessante claims waar een investeerder voor kan worden aangetrokken. Er zijn echter ook rechtshulpverzoeken waaraan eiseres niet kan voldoen omdat ze niet in haar profiel passen en zij geen IT [1] heeft om daaraan te kunnen voldoen. Eiseres wil hiervoor een toegangsportaal voor collectieve claims genaamd [naam] opzetten. Het doel van deze site is betere en vereenvoudigde toegang tot het recht, betere kwaliteit van belangenbehartiging en lagere kosten.
1.3.
Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag afgewezen op grond van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Subsidieregeling en artikel 10, aanhef en onder c, d, e, f, j, k, l en m, van de Subsidieregeling. Volgens verweerder sluit het doel van de aanvraag niet aan bij de doelstelling van de Subsidieregeling en is het middel onvoldoende innovatief, waardoor de te verwachten uitkomsten en resultaten van het project onvoldoende houvast zullen bieden voor de toekomstige invulling en herziening van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. De geboden oplossing is niet breed toepasbaar, maar ziet volgens verweerder op een klein deel van de rechtzoekenden en zal dus niet vaak gebruikt worden. Volgens verweerder kleven er gebreken aan de mate waarop rekening is gehouden met de toegankelijkheid en laagdrempeligheid van het platform voor een deel van de rechtzoekenden. Verweerder heeft zich in het primaire besluit gebaseerd op het advies van de adviescommissie Subsidieregeling Stelselherziening rechtsbijstand van
7 mei 2020.
1.4.
Eiseres heeft tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt en er heeft een hoorzitting plaatsgevonden op 6 oktober 2020. Tijdens deze hoorzitting heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het voorstel tot het bieden van een toegangsportaal voor collectieve claims op zichzelf als een innovatief idee te beschouwen is en heeft op de hoorzitting de weigeringsgrond in artikel 10, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling laten vallen.
1.5.
Verweerders bezwaaradviescommissie (verder: de Commissie) heeft vervolgens op 20 oktober 2020 een advies uitgebracht. Hierin heeft de Commissie gesteld dat in de toelichting op de Subsidieregeling de nadruk op het begrip rechtshulppakket ligt zonder dat geconcretiseerd is wat daarmee wordt bedoeld. Verder heeft de Commissie hierin gesteld dat niet kan worden geoordeeld dat de aanvraag niet voldoet aan de overige in het primaire besluit genoemde vereisten. Verder is de Commissie het niet eens met verweerder dat de oplossing niet breed toepasbaar is en slechts ziet op een klein deel van de rechtszoekenden, omdat verweerder die stelling niet heeft onderbouwd. Ook stelt de Commissie hierin dat het feit dat er gebreken kleven aan de mate waarin rekening is gehouden met de toegankelijkheid en de laagdrempeligheid van het platform geen reden is om de subsidie niet toe te kennen. Tot slot is de Commissie het niet eens met verweerder dat het project onvoldoende is uitgewerkt. Het is voldoende concreet om te worden uitgewerkt binnen de kaders van de Subsidieregeling. De Commissie adviseerde verweerder het bezwaar gegrond te verklaren en nieuw besluit te nemen.
Het bestreden besluit
2.1.
Verweerder is vervolgens in het bestreden besluit gemotiveerd afgeweken van het advies van de Commissie en heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hieraan heeft verweerder – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag, ook na een heroverweging, niet aan de beoordelingscriteria voldoet. Verweerder houdt hierbij dezelfde weigeringsgronden aan als in het primaire besluit met uitzondering van artikel 10, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling. Verweerder volgt het standpunt van de Commissie niet dat ‘
niet kan worden geoordeeld dat de subsidieaanvraag niet voldoet aan de overige in het bestreden besluit genoemde vereisten’ omdat de Commissie niet is ingegaan op de motivering in het primaire besluit en niet is ingegaan op de weigeringsgronden. Ook volgt verweerder niet dat het plan voldoende concreet is om nader te worden uitgewerkt binnen de kaders van de Subsidieregeling.
2.2.
In het kader van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a en c, en artikel 10, aanhef en onder d, j, k, en l, van de Subsidieregeling stelt verweerder zich op het standpunt dat de door eiseres voorgestelde oplossing niet aansluit bij het doel van de Subsidieregeling zijnde
‘het subsidiëren van activiteiten binnen projecten die op een innovatieve manier bijdragen aan het ontwikkelen van passende, duurzame en kwalitatief hoogwaardige oplossingen voor juridische problemen waarbij de rechtzoekende en zijn hulpvraag centraal staan’ [2] . De beschreven activiteiten in de aanvraag zijn bedoeld voor het ontwikkeling van ICT [3] en zijn niet innovatief genoeg. Dat de software complex is, doet daaraan volgens verweerder niet af. In het primaire besluit is reeds aangegeven dat er zorgen zijn over de kwaliteit van de geschiloplossing en dat het platform rechtzoekenden geen rechtszekerheid geeft. Alleen de eerste fase van advies wordt in de aanvraag beschreven. Het proces daarna wordt niet omschreven, waardoor de juridische procedure onvoldoende aan bod komt. Het project ziet volgens verweerder slechts op een toegangsportaal voor rechtzoekenden die daarmee een groep kunnen vormen om gezamenlijk op te treden. Eiseres heeft daarbij onvoldoende voorzien in de gevolgen als er niet tot een schikking gekomen wordt, zodat het niet meer dan een toegangsportaal is. Daarbij blijkt uit de aanvraag dat de subsidie wordt aangevraagd voor het project dat bestaat uit het ontwikkelen van een prototype van het platform. Dit biedt volgens verweerder onvoldoende houvast om de activiteiten nader uit te werken als bedoeld in artikel 12, vierde lid, van de Subsidieregeling. Ten aanzien van het draagvlak stelt verweerder dat de oplossing niet verschilt van reeds bestaande oplossingen. Volgens verweerder is niet gebleken dat rechtshulpverleners zich gaan verbinden aan het platform en zo tot een integrale oplossingsroute wordt gekomen. Ook merkt verweerder hierbij op dat eiseres in haar aanvraag uitgaat van rechtzoekenden in de ruime zin van het woord. Eiseres moet echter uitgaan van een rechtzoekende zoals is omschreven in artikel 1, eerste lid, van de Wet op de Rechtsbijstand (Wrb). Verweerder stelt ook dat uit de aanvraag niet volgt dat het project op een oplossingsroute ziet voor concrete hulpvragen van rechtzoekenden binnen het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand.
2.3.
In het kader van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 10, aanhef en onder e en f, van de Subsidieregeling stelt verweerder zich op het standpunt dat er gebreken kleven aan de mate waarin rekening is gehouden met de toegankelijkheid en laagdrempeligheid van het platform. Minder redzame rechtzoekenden zullen weinig tot geen baat hebben bij het platform. Daarbij volgt verweerder het standpunt van de Commissie niet dat het gaat om een categorie personen die in zijn algemeenheid problemen ondervindt bij het functioneren in de maatschappij en dat dit niets te maken heeft met werking van dit platform. In de Subsidieregeling is namelijk beoogd om te komen tot stelselherziening voor alle rechtzoekenden. Daarnaast stelt verweerder dat de door eiseres aangedragen oplossing onvoldoende betrouwbaar is omdat rechtzoekenden zelf informatie moeten aanleveren. Uit de aanvraag blijkt niet dat hier voldoende oog voor is. Bovendien volgt uit de aanvraag niet dat bestaande belemmeringen worden weggenomen. Het bestaande stelsel van gesubsidieerde rechtsbijstand krijgt er alleen een nieuw platform bij.
2.4.
In het kader van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, en artikel 10, aanhef en onder m, van de Subsidieregeling stelt verweerder dat de te verwachten resultaten en uitkomsten van het project onvoldoende houvast bieden voor toekomstige invulling en herziening van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand. Daarnaast is de geboden oplossing slechts toepasbaar op een klein deel van de hulpvragen op en een klein deel van de rechtzoekenden.
Beroepsgronden eiseres
3.1.
Eiseres kan zich met de besluitvorming niet verenigen en voert daarbij het volgende aan. De stelling van verweerder dat de Commissie in haar advies niet concreet ingaat op de in het primaire besluit genoemde weigeringsgronden is onjuist. Volgens de Commissie voldoet de aanvraag aan alle criteria die zijn genoemd in de Subsidieregeling en heeft zij daarbij de achtergrond van het doel van de Subsidieregeling, de Subsidieregeling zelf en de door verweerder aangevoerde punten besproken.
3.2.
Voor wat betreft de weigeringsgronden voert eiseres het volgende aan. Ten aanzien van de weigeringsgrond dat de door eiseres aangeboden oplossing niet aansluit bij het doel van de Subsidieregeling stelt eiseres zich op het standpunt dat dit een algemene weigeringsgrond is die verweerder niet nader heeft gemotiveerd en die de afwijzing van de aanvraag niet zelfstandig kan dragen. Verwijzend naar de toelichting op de Subsidieregeling en een brief van 9 november 2018 van de Minister [4] stelt eiseres zich op het standpunt dat het een brede stelselherziening van de rechtsbijstand betreft waar iedereen toegang toe heeft. De rechtshulppakketten komen niet alleen beschikbaar voor rechtzoekenden binnen het stelsel van de rechtsbijstand maar ook daarbuiten.
3.3.
Verder stelt eiseres dat het onderdeel van het bestreden besluit dat ziet op de vraag of de aanvraag innovatief genoeg is, innerlijk tegenstrijdig is. Immers heeft verweerder tijdens de hoorzitting en in het bestreden besluit vermeld dat de aanvraag voldoet aan artikel 10, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling en werpt zij deze weigeringsgrond niet langer tegen. Niet valt in te zien hoe het dan toch niet op een voldoende innovatieve manier bijdraagt aan het stelsel van rechtsbijstand, zoals verweerder in het bestreden besluit stelt. Eiseres kan de redenering van verweerder niet volgen dat de aanvraag weliswaar voldoende innovatief is maar geen passende, duurzame en kwalitatieve oplossing betreft.
3.4.
Ook gaat verweerder niet in op hetgeen eiseres heeft gesteld in het bezwaarschrift over de kwaliteit en de rechtszekerheid van de aanvraag. Eiseres verwijst in dit kader naar de context en het beleid die staan in de toelichting op de Subsidieregeling. Eiseres voert verder aan dat het project een effectieve tool is voor de bundelingen van rechtzoekenden. Zo voorziet de aanvraag in een uitvoerig schikkingstraject en besluitvormingsmechanisme. De juridische procedures en met welke tools de behandeling van deze juridische procedure kan plaatsvinden worden wel degelijk besproken in de aanvraag. Daarbij stelt eiseres dat het niet slechts gaat om een toegangsportaal, zoals verweerder stelt, want het voeren van juridische procedures is niet het uitsluitende doel. Deze stelling van verweerder is ook strijdig met hetgeen hij in het primaire besluit heeft gesteld namelijk: dat de fase van advies tot schikking goed wordt weergegeven. Ook stelt eiseres zich in dit kader op het standpunt dat verweerder onterecht stelt dat het plan onvoldoende is uitgewerkt. Verweerder gelooft niet in de waarde van het bundelen van gelijksoortige zaken. Verweerder miskent daarmee een belangrijk doel van subsidieverlening namelijk: input leveren voor het ontwikkelen van rechtshulppakketten. Verweerder heeft niet gemotiveerd waarom een bundeling van zaken geen begaanbare oplossingsrichting zou zijn. Verweerder heeft voorts niet gemotiveerd hoe concreet het project zou moeten zijn. Bovendien is het project voldoende concreet en was het ten tijde van het primaire besluit ook voldoende concreet. Als verweerder het niet concreet genoeg vond dan had het op de weg van verweerder gelegen om meer informatie op te vragen en zelf nader onderzoek te verrichten.
3.5.
Eiseres stelt zich tevens op het standpunt dat het onmogelijk is aan te tonen dat er draagvlak is omdat het project nog van start moet gaan. Dit geldt eveneens voor de rechtshulppakketten. Verweerder hanteert hierbij een onredelijke bewijsopdracht die niet voortvloeit uit de Subsidieregeling. Daarnaast heeft eiseres verschillende aanknopingspunten gegeven waarmee aannemelijk is dat rechtszoekenden er wel gebruik van zullen maken. De motivering van verweerder dat het project niet op een oplossingsroute ziet voor concrete hulpvragen is onbegrijpelijk. Nergens blijkt dat de subsidie is beperkt tot vooraf geformuleerde hulpvragen en dit blijkt ook niet uit de subsidieverlening aan de reeds toegewezen projecten. Eiseres noemt als voorbeeld de digitale applicatie Mijn Zaak.
3.6.
Voor wat betreft de toegankelijkheid en de laagdrempeligheid van het project stelt eiseres dat de stelling van verweerder dat geen oplossing wordt geboden door een aanvullende telefoondienst of hulplijn feitelijk onjuist is. Deze oplossing heeft eiseres al aangedragen in de bezwaarfase. Ook de stelling van verweerder dat het project onvoldoende betrouwbaar is omdat men zelf informatie moet aanleveren klopt niet. Dit is niet altijd het geval. Bij bundeling van zaken is er een zekere standaardsituatie en is alle informatie niet meteen nodig en kan eerst een inhoudelijk juridisch debat gevoerd worden en daarna volgt pas de schadeafwikkeling op persoonlijk niveau. Dit punt is eveneens door eiseres onderbouwd in de bezwaarfase. Ook stelt eiseres dat de stelling van verweerder dat met de aanvraag bestaande belemmeringen niet worden weggenomen worden strijdig is met het wegvallen van de weigeringsgrond genoemd in artikel 10, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling.
3.7.
Tot slot verwijst eiseres voor wat betreft de brede toepasbaarheid van de oplossing naar hetgeen eiseres hierover heeft gezegd in het kader van het draagvlak. Het gaat om grote aantallen die tegelijk kunnen worden afgedaan.
Beoordeling rechtbank
4. Naar aanleiding van wat eiseres in beroep heeft aangevoerd komt de rechtbank tot de volgende beoordeling. Het relevante wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Beoordelingsruimte
5.1.
Op grond van artikel 37c van de Wrb kan verweerder met het oog op de verlening van rechtsbijstand een subsidie verstrekken voor bijzondere doeleinden en projecten. Artikel 37b, tweede tot en met vijfde lid, van de Wrb zijn van overeenkomstige toepassing. Op grond van het derde lid van artikel 37b van de Wrb stelt verweerder regels vast voor de verstrekking van subsidies.
5.2.
De rechtbank stelt allereerst vast dat bij de beantwoording van de vraag of de aanvraag in voldoende mate bijdraagt aan het doel van de Subsidieregeling verweerder beoordelingsruimte toekomt. De rechtbank dient deze beoordeling terughoudend te toetsen en te bepalen of verweerder in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat daarvan in dit geval geen sprake is.
Het advies van de Commissie
6.1.
Op grond van artikel 7:13, zevende lid, van de Algemene wet bestuursrecht mag verweerder afwijken van het advies van de Commissie. Verweerder dient wel te motiveren waarom hij van het advies afwijkt.
6.2.
Ten aanzien van het advies van de Commissie van 20 oktober 2020 oordeelt de rechtbank als volgt. De rechtbank is van oordeel dat verweerder in het bestreden besluit voldoende gemotiveerd heeft waarom hij is afgeweken van het advies van de Commissie. De Commissie stelt in het advies weliswaar dat in de toelichting op de Subsidieregeling de nadruk op het begrip rechtshulppakket ligt zonder dat geconcretiseerd is wat daarmee wordt bedoeld en dat niet kan worden geoordeeld dat de aanvraag niet voldoet aan de overige in het primaire besluit genoemde vereisten, maar is hierbij niet in gegaan op alle criteria zoals neergelegd in artikel 10, aanhef en onder d, e, f, j, k, l en m, van de Subsidieregeling. De rechtbank volgt daarbij de stelling van verweerder dat als wordt voldaan aan één van de criteria dit er niet toe kan leiden dat de aanvraag ten onrechte is geweigerd. Omdat aan alle criteria moet worden voldaan om de subsidie te verlenen is noodzakelijk dat op alle criteria wordt ingegaan. Verweerder heeft vervolgens aanvullend gemotiveerd waarom hij van oordeel is dat niet aan die overige criteria is voldaan.
Weigeringsgronden
7. Voor wat betreft de stelling van eiseres dat het onderdeel in het bestreden besluit dat ziet op de vraag of de aanvraag innovatief genoeg is, innerlijk tegenstrijdig is oordeelt de rechtbank als volgt. Het criterium dat is neergelegd in artikel 10, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling moet worden onderscheiden van de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13, eerste lid, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling. De rechtbank volgt daarin verweerders standpunt, zoals opgenomen in het verweerschrift, dat de genoemde weigeringsgrond breder is en niet alleen ziet op de vernieuwing en innovatie van het project, maar ziet op het op een innovatieve manier bijdragen aan het ontwikkelen van passende, duurzame en kwalitatief hoogwaardige oplossingen voor juridische problemen. Dat het voorstel tot het bieden van een toegangsportaal op zichzelf als een innovatief idee te beschouwen valt, sluit niet uit dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het voorstel onvoldoende bijdraagt aan het doel van de Subsidieregeling.
8. Voorts is de rechtbank van mening dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de aanvraag niet voldoet aan artikel 10, aanhef en onder e en f, van de Subsidieregeling. Verweerder kon er in dat verband op wijzen dat minder redzame rechtzoekenden geen baat hebben bij het platform. Dat eiseres voorstelt om een telefoonnummer in te stellen en technische ondersteuning te bieden, maakt niet dat verweerder het project om die enkele reden wel als toegankelijk en laagdrempelig diende aan te merken. Daarnaast heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de door eiseres aangedragen oplossing onvoldoende betrouwbaar is omdat rechtzoekenden zelf informatie moeten aanleveren en dat er in die zin geen bestaande belemmeringen worden weggenomen. De rechtbank volgt verweerder hierbij in zijn standpunt dat de uitkomst van het geschil sterk afhankelijk kan zijn van de door de rechtzoekenden aangeleverde informatie. Dat de rechtzoekenden altijd zijn persoonlijke informatie moet aanleveren en dat er bij gebundelde belangen altijd sprake is van een zekere standaardisatie van informatie maakt niet dat de conclusie van verweerder, dat de geboden oplossing daardoor minder betrouwbaar is, onredelijk is.
9. Tot slot heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat niet is voldaan aan artikel 13, eerste lid, aanhef en onder c, van de Subsidieregeling. Hierbij heeft verweerder kunnen stellen dat de geboden oplossing onvoldoende breed toepasbaar is en ziet op een klein deel van de rechtzoekenden en Wrb-gerechtigden. De stelling van eiseres dat verweerder het doel van de Subsidieregeling miskent volgt de rechtbank niet. Zo blijkt uit de toelichting op de Subsidieregeling dat er sprake moet zijn van een brede toepasbaarheid, hetgeen wil zeggen dat het een oplossing moet zijn die niet slechts op een klein deel van de hulpvragen toepasbaar is, maar die veelvuldig gebruikt kan worden. Verweerder heeft zich daarbij ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat eiseres onvoldoende voorzien heeft in de gevolgen als er niet tot een schikking gekomen wordt. De juridische procedure die daarna volgt heeft eiseres niet uitgewerkt. De stelling van eiseres dat deze juridische procedure in elke zaak anders zou zijn doet aan het voorgaande niet af. Ook kan de rechtbank verweerder volgen in zijn standpunt dat het aan eiseres is om een complete aanvraag in te dienen. Verweerder is niet gehouden deze in overleg met eiseres nader aan te vullen.
10. Omdat aan alle criteria van artikel 10 en 13 van de Subsidieregeling moet worden voldaan om de subsidie te verlenen behoeven de overige weigeringsgronden, gezien het voorgaande, geen bespreking meer.
11. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verweerder in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat niet wordt voldaan aan de criteria van de Subsidieregeling en dat de aanvraag onvoldoende bijdraagt aan het doel van de Subsidieregeling, en daarom de aanvraag van eiseres voor subsidie voor [naam] heeft kunnen afwijzen.
Conclusie
12. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L.A.T. Doll, voorzitter, mr. A.J. Dondorp en
mr. M.F. Ferdinandusse, leden, in aanwezigheid van mr. T.J.M. Schilder, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 9 november 2021.
griffier
voorzitter

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Wettelijk kader

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 7:13
[…]
7. Indien de beslissing op het bezwaar afwijkt van het advies van de commissie, wordt in de beslissing de reden voor die afwijking vermeld en wordt het advies met de beslissing meegezonden
[…].
De Wet op de rechtsbijstand
Artikel 1
[…]
rechtzoekende:degene die op grond van onvoldoende financiële draagkracht aanspraak kan maken op rechtsbijstand of mediation, voorzover in deze wet en de daarop berustende
bepalingen geregeld, alsmede degene die zijn schade wil vorderen als slachtoffer van een misdrijf tegen de zeden of een geweldsmisdrijf;
[…].
Artikel 37b
[…]
3. Het bestuur stelt regels vast voor de verstrekking van subsidies als bedoeld in het eerste lid.
[…].
Artikel 37c
Het bestuur kan met het oog op de verlening van rechtsbijstand een subsidie verstrekken voor bijzondere doeleinden en projecten. Art 37b lid 2 tm lid 5 zijn van overeenkomstige toepassing.
Subsidieregeling Stelselherziening rechtsbijstand
Artikel 10
De aanvraag wordt beoordeeld aan de hand van de volgende criteria:
Ten aanzien van de oplossing:
[…]
 c. zijn het project en de activiteiten vernieuwend en innovatief binnen het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand;
 d. ziet het project op een oplossingsroute voor hulpvragen binnen het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand;
Ten aanzien van de rechtzoekende:
[…]
 e. is de geboden oplossingsroute zo toegankelijk en laagdrempelig mogelijk voor de rechtzoekende;
 f. worden er geen onnodige belemmeringen binnen de oplossingsroute opgeworpen, dan wel worden bestaande belemmeringen weggenomen;
Ten aanzien van bruikbaarheid in de praktijk, de resultaten en het opdoen van kennis:
[…]
 j. leiden de activiteiten tot inzicht in een mogelijke oplossingsroute voor de rechtzoekende;
 k. dragen de activiteiten direct of indirect bij aan een oplossing van problemen van een rechtzoekende;
 l. leveren de te verwachten resultaten van het project bruikbare kennis op voor de vorming van oplossingsroutes;
 m. geven het resultaat en de uitkomsten van het project en de activiteiten houvast voor toekomstige invulling en herziening van het stelsel van gefinancierde rechtsbijstand.
[…].
Artikel 13
1. De subsidie kan, onverminderd de in artikel 4:35 Awb genoemde weigeringsgronden, worden geweigerd indien:
 a. naar het oordeel van het bestuur niet wordt voldaan aan artikel 10 van deze regeling;
[…]
 c. de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd in onvoldoende mate bijdragen aan de doelen waarvoor subsidiegelden beschikbaar worden gesteld.
[…].

Voetnoten

1.Information Technology.
2.Staatscourant 2020, 1064.
3.Informatie- en Communicatietechnologie.
4.Kamerstuk 31 753, nr. 155.