Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking van de kantonrechters
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Feiten
(..)2. Het Gesepareerde Beleggingsdepot (de pensioenpot waarin het huidige pensioenvermogen is ondergebracht) blijft tot 1 januari 2019 conform het huidige pensioenreglement en de huidige uitvoeringsovereenkomst bij ASR verzekerd. De afspraak is dat ongewijzigde voortzetting na die datum de default is.3. De OR heeft instemmingsrecht op het eventuele besluit van de ondernemer om (afspraken met betrekking tot) het Gesepareerde Beleggingsdepot met ingang van 1 januari 2019 of later aan te passen, te wijzigen of op te heffen. Ingeval van opheffing of een voor de deelnemers negatieve wijziging, zullen de bespaarde kosten ten goede komen aan de indexatie van de tot 1 januari 2017 opgebouwde pensioenaanspraken.(...)
De Ondernemingsraad en de Ondernemer komen het volgende overeen:1. De winstdeling van het GB-depot wordt per 1 januari 2019 opgeheven. Dit houdt in dat het kapitaal in het GB-depot bij a.s.r. achterblijft, maar geen overrendement meer genereert. De opgebouwde aanspraken tot 1 januari 2017 blijven verzekerd bij a.s.r.. De actieve en inactieve deelnemers behouden hun gegarandeerde aanspraak.2. Overrente was de primaire bron van indexatie voor de opgebouwde pensioenrechten tot 1 januari 2017. Omdat er vanaf 1 januari 2019 geen overrente meer uit het GB-depot komt, zoeken de Ondernemingsraad en de Ondernemer in 2019 gezamenlijk naar een passende oplossing waarbij als uitgangspunt geldt; “een redelijk indexatieperspectief, mits betaalbaar”.3. Deze oplossing betekent een financiële compensatie dat door DAS beschikbaar wordt gesteld. Dit bedrag wordt geoormerkt als een “fictieve overrente” en vervangt daardoor de overrente uit het GB-depot als primaire bron voor indexatie. Met deze compensatie wordt direct indexatie ingekocht. Deze compensatie vloeit dus niet (eerst) in het Toeslagen Depot. Het Toeslagen Depot blijft een secundaire voorziening wanneer de primaire bron voor indexatie onvoldoende is.4. In 2019 wordt door de Ondernemer eenmalig een bedrag van 500K beschikbaar gesteld voor indexatie. Dit bedrag wordt aangewend als ware het overrente uit het GB-depot en dus als primaire bron aangewend voor de indexatie van de tot 1 januari 2017 opgebouwde rechten voor actieven en passieven. Het gaat om een eenmalige toezegging zonder verdere implicaties. Deze toezegging zegt niets over de af te spreken compensatie als bedoelt onder 3.5. Om tot de oplossing bedoeld onder punt 3. te komen zal een aantal onderzoeken (in samenwerking met de adviseur van de Ondernemingsraad en de adviseur van de Ondernemer) plaatsvinden. De resultaten van de onderzoeken dragen bij aan de beeldvorming van alle betrokken partijen. De Ondernemingsraad en de Ondernemer komen overeen dat de opzet en de uitkomsten van de bovengenoemde onderzoeken beide partijen niet binden.6. De navolgende onderzoeken zullen worden uitgevoerd:a. Een onderzoek waarbij het indexatieperspectief van de deelnemer centraal staat. (..)b. Een onderzoek waarbij de ‘te besparen kosten’ in beeld worden gebracht. Over de uitgangspunten die hierbij gehanteerd worden moeten de adviseurs nog overeenstemming bereiken. (...)7. De Ondernemingsraad en de Ondernemer erkennen beiden dat zij ieder een ander standpunt innemen inzake de bespaarde kosten als geformuleerd in de afspraak ten tijde van de overgang naar HNPf. De Ondernemingsraad stelt zich op het standpunt dat daarbij aansluiting gezocht moet worden bij de ‘te besparen kosten’ bij voortzetting. De Ondernemer is van mening dat uitgegaan moet worden van de bespaarde kosten bij sluiting (het kostenniveau van dat moment, en omdat het GB-depot eind 2018 sluit, is dat het peilmoment).8. Over de term ‘redelijk indexatieperspectief’ hebben de Ondernemingsraad en de Ondernemer een ander standpunt:- De Ondernemer is van mening dat ‘redelijk indexatieperspectief’ inhoudt dat er een vergelijking wordt gemaakt tussen de huidige situatie met (kans op) overrente uit het GB-depot en de compensatie die beschikbaar wordt gesteld. Als dit tot gelijkwaardige resultaten leidt, is het ‘redelijke indexatieperspectief’ ingevuld. Hier hoort aanvullend nog bij dat de compensatie betaalbaar moet zijn voor DAS en de financiële positie van DAS niet schaadt.- De Ondernemingsraad is van mening dat er voor de invulling van een ‘redelijk indexatieperspectief’ aansluiting gezocht moet worden bij de pensioenovereenkomst zoals geduid door Prof. Lutjens, alsmede de afspraken waar onder de inzet van de te besparen kosten, die met de Ondernemingsraad zijn gemaakt bij de overstap naar het HNPf.(..)10. Partijen zullen proberen, op basis van het gezamenlijke uitgangspunt een redelijk indexatieperspectief, mits betaalbaar, voorafgaande aan indiening van het instemmingsverzoek hierover overeenstemming te bereiken. Mocht dit niet lukken dan zal de Ondernemer ook zonder die overeenstemming het instemmingsverzoek op een zodanig tijdstip indienen, dat het besluit op 1 oktober 2019 kan worden genomen. Partijen kunnen in overleg dit tijdpad aanpassen.(..)
Wij vragen de OR conform het Convenant om in te stemmen met het voorgenomen besluit ter compensatie voor het beëindigen van de winstdeling van het GB-depot:1. Gedurende 15 jaar een jaarlijks budget ter hoogte van € 400.000 ter beschikking te stellen voor de indexatie van de pensioenaanspraken en de pensioenrechten opgebouwd voor 1 januari 2017 bij a.s.r. en dientengevolge het Reglement Toeslagendepot aan te passen.2. het opbouwpercentage voor de actieve deelnemers met een opbouw in het GB-depot van voor 1 januari 2017 te verhogen met 0,075% naar 1,825%. (..)
• De voorgenomen compensatiemaatregel bestaat o.a. uit extra pensioenopbouw in de toekomst ter compensatie van het gemis aan indexatie. Die extra pensioenopbouw in de toekomst sluit niet aan bij de feitelijk toe te kennen indexatie over het verleden. De compensatie komt in volstrekt onvoldoende mate terecht bij de (oud-)werknemers die het met name raakt, nu juist zij bij a.s.r. veel pensioen hebben opgebouwd. In het bijzonder werknemers met een kort dienstverband en een beperkte opbouw bij a.s.r. hebben baat bij compensatie. De voorgestelde generieke maatregel (extra pensioenopbouw) is dus niet passend voor individuele schade (het gemis aan indexatie)• Het geboden jaarbudget ad € 900.000, waarvan gedurende 15 jaar € 400.000 beschikbaar wordt gesteld voor indexatie, voldoet niet aan de in 2016 bij de overgang naar HNPf gemaakte afspraak dat de bespaarde kosten in ieder geval zullen worden ingezet voor indexatie, aangezien die kosten, volgens opgave van a.s.r. voor het jaar 2020, € 1.407.000 bedragen (en voor de periode tot het jaar 2032 daar nog boven liggen, waarna die kosten jaarlijks dalen).(…)• De voorgestelde periode van 15 jaar, waarover de compensatie ad € 400.000 wordt betaald, is te beperkt. Bij voortzetting van het GB-depot zou van een (veel) langere periode sprake zijn. Tijdens de eerdere overleggen hebben DAS en de OR in gezamenlijkheid de focus daarom gericht op een horizon van 30 jaar.(…)
Alles overwegende, besluit het bestuur om aan haar medewerkers die daarvoor in aanmerking komen op grond van het van toepassing zijnde pensioenreglement, een compensatie te bieden voor de beëindiging van het GB-depot bij a.s.r. (...):1. Gedurende 15 jaar wordt jaarlijks een bedrag van € 400K ter beschikking gesteld als primaire bron voor indexatie voor zowel actieven als inactieven met een opbouw in het GB-depot bij a.s.r. van vóór 1 januari 2017. Dit bedrag wordt eerstens in het jaar 2020 ter beschikking gesteld. In het jaar 2034 vindt de laatste ter beschikking stelling van het bedrag van € 400K plaats. Dit bedrag dient ter compensatie voor de voordien mogelijke onzekere overrente van het GB-depot en zal zodoende in de eerste plaats worden aangewend voor de (voorwaardelijke) indexatie van de opgebouwde pensioenrechten en pensioenaanspraken voor 1 januari 2017 bij a.s.r. van de actieven en de inactieven.(..)2. Daarnaast wordt het opbouwpercentage voor de toekomstige opbouw van de actieve deelnemers verhoogd met 0,075%. Deze verhoging van het opbouwpercentage zal per 1 september 2020 aanvangen. De verhoging van het opbouwpercentage zal niet worden beperkt in de duur en geldt alleen voor de actieve medewerkers met opbouwde pensioenafspraken van voor 1 januari 2017 in het GB-depot bij a.s.r.’.
Verzoeken van de OR
€ 1.407.000 en gedurende de opvolgende 30 jaar ter hoogte van 1.277.000 euro aan indexatie per jaar, naar rato verdeeld over actieven en inactieven;
Tegenverzoeken van DAS
Subsidiair verzoekt DAS om:
(i) verzoek I van de OR af te wijzen;
(ii) verzoek II over “de bespaarde kosten” uit de 2016 toezeggingen primair af te wijzen, subsidiair te beperken tot een bedrag dat overeenkomt met het gevraagde tegenverzoek onder 12.1.b(i)., althans, uiterst subsidiair, een door U in goede justitie te betalen bedrag zonder uw beschikking op dit punt uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
(iii) Verzoek III over “redelijk indexatieperspectief, mits betaalbaar” primair fa te wijzen, subsidiair te matigen tot een bedrag dat overeenkomst met het gevraagde tegenverzoek onder 12.1.b(ii), althans, uiterst subsidiair, een door U in goede justitie te betalen bedrag zonder uw beschikking op dit punt uitvoerbaar bij voorraad te verklaren;
(iv) Verzoek IV af te wijzen, onder meer wegens strijd met het stelsel van de WOR en/of het Convenant;
(v) Verzoek V af te wijzen.
Uiterst subsidiair verzoek DAS om de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaringen indien de vorderingen van de OR worden toegewezen.
(i) een verklaring voor recht dat de afspraak over “de bespaarde kosten” ziet op de kosten op het moment waarop de winstdeling van het GB-depot stopte (ultimo 2018). Deze kosten bedragen EUR 450.000, althans maximaal EUR 500.000 per jaar voor de duur van 15 jaar;
(ii) Een verklaring voor recht dat de afspraak over “redelijk indexatieperspectief, mits betaalbaar” inhoudt dat de aangeboden Compensatie beter is dan, althans vergelijkbaar is met de kans op indexatie uit de overrente uit het GB-depot, mits betaalbaar;
(iii) Een verklaring voor recht dat er geen sprake is van een absoluut onvoorwaardelijke indexatie in de zin van artikel 20 Pensioenwet (Pw), maar van een onvoorwaardelijke toeslagverlening met een voorwaardelijk element;
(iv) Een verklaring voor recht dat de ambitie tot voorwaardelijke indexatie in voldoende mate wordt gerealiseerd door DAS.
Beoordeling
Besluit - nietigheid
Vervangende toestemming
een redelijk indexatieperspectief, mits betaalbaar” heeft geboden, waar zij “
de bespaarde kosten” voor heeft aangewend. Immers, niet is gesteld of gebleken dat DAS een of meer procedure-afspraken uit het Convenant niet heeft nageleefd. De (niet bindende) onderzoeken ‘ten behoeve van de beeldvorming’ hebben plaatsgevonden zoals overeengekomen, zodat dit deel van het Convenant is nagekomen. De rapporten zijn opgesteld en uitgewisseld. Partijen hebben getracht tot overeenstemming te komen. Conform de afspraak onder 10 van het Convenant heeft DAS uiteindelijk op 10 oktober 2019 een instemmingsverzoek aan de OR voorgelegd over de door haar te betalen periodieke compensatie, inclusief uitgebreide motivering en toelichting op het berekende bedrag.
een redelijk indexatieperspectief, mits betaalbaar”. Uit de tekst van het Convenant (zie 1.5) blijkt dat partijen destijds reeds expliciet onderkenden dat zij van mening verschilden wat onder dit gezamenlijke uitgangspunt diende te worden verstaan en dat van elkaar wisten. Dat impliceert dat – anders dan partijen hebben betoogd – zij op dit punt in feite geen overeenstemming hebben bereikt. De uitleg van (dit begrip in) het Convenant met toepassing van het zogeheten Haviltex-criterium biedt dus geen oplossing.