4.3.2Bewezenverklaring zaak A feiten 1, 2 en 4 en zaak B primair
De rechtbank is van oordeel dat op grond van de in bijlage II bij dit vonnis opgenomen bewijsmiddelen kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde belaging (zaak A, feit 1), bedreiging met de dood en met zware mishandeling (zaak A, feit 2), het ongevraagd toezenden van afbeeldingen die aanstotelijk zijn voor de eerbaarheid (zaak A, feit 4) en wederspannigheid met lichamelijk letsel tot gevolg (zaak B, primair). De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Belaging (zaak A, feit 1)
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij aangeefster vaak heeft gebeld en dat dit onder andere anoniem is gebeurd, omdat aangeefster zijn telefoonnummer heeft geblokkeerd. Uit het dossier volgt dat verdachte heeft erkend dat hij aangeefster alleen al tijdens het doen van aangifte op 24 juli 2020 200 keer heeft gebeld met een anoniem nummer. Gelet op de frequentie van het zoeken van contact, ook nadat aangeefster had aangegeven niet meer door hem te willen worden lastiggevallen, heeft verdachte wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van aangeefster. Met het maken van deze inbreuk heeft verdachte het oogmerk gehad om aangeefster te dwingen iets te doen, niet te doen, dulden en vrees aan te jagen. Uit de aanvullende verklaring van aangeefster blijkt dat de belaging op een later moment is begonnen dan is tenlastegelegd, namelijk op 23 juli 2020. De rechtbank zal de bewezenverklaarde periode daarom beperken tot de periode van 23 juli 2020 tot en met 28 juli 2020. Van het overige deel van de tenlastegelegde periode zal verdachte worden vrijgesproken.
De rechtbank zal verdachte ook partieel vrijspreken van het sturen van tekstberichten en afbeeldingen, omdat deze zijn verzonden in een periode voorafgaand aan 23 juli 2020, waarin verdachte en aangeefster een relatie hadden en aangeefster ook deels zelf het contact met verdachte heeft opgezocht. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat er ook in de periode van 23 juli 2020 tot en met 28 juli 2020 tekstberichten of afbeeldingen door verdachte zijn verstuurd. De rechtbank zal verdachte ook partieel vrijspreken van het sturen en/of inspreken van voice(mail)berichten, nu het dossier daarvoor geen bewijs bevat.
Bedreiging tegen het leven gericht en met zware mishandeling (zaak A, feit 2)
De rechtbank is van oordeel dat kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging tegen het leven gericht en met zware mishandeling. Verbalisanten hebben bij het uitluisteren van een geluidsopname gehoord dat een man tegen aangeefster zei: “Ik maak iedereen dood”. Uit de verklaring van aangeefster blijkt dat die opname in de nacht van 27 juli 2020 op 28 juli 2020 gemaakt zou zijn tijdens een telefoongesprek tussen aangeefster en verdachte. Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat het zou kunnen dat hij de tenlastegelegde woorden heeft gezegd.
Ten aanzien van de pleegperiode overweegt de rechtbank dat de ongedateerde berichten met de woorden “Doe het niet nog een keer, want de volgende keer trap ik je hersenpan in en moet je weer naar het ziekenhuis. Trap je hersenpan kapot” in dezelfde screenshot staan als het tekstbericht waarin verdachte heeft geschreven dat hij zijn kleren zal komen halen. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat het zou kunnen dat hij deze woorden heeft gebruikt. Hij is aangeefster vanaf 23 juli 2020 veel gaan bellen toen ze weigerde zijn kleren terug te geven nadat de relatie tussen hen was beëindigd. Uit het voorgaande is af te leiden dat de berichten kort voorafgaand aan dan wel rondom 23 juli 2020 zijn verzonden. Daarmee vallen de berichten in elk geval in de tenlastegelegde periode van 14 juni 2020 tot en met 28 juli 2020.
De rechtbank is het met de officier van justitie en de raadsman eens dat niet bewezen kan worden dat aangeefster door verdachte is bedreigd door haar de woorden toe te voegen “dat zij moest vluchten, dat zij nergens veilig zou zijn en dat hij, verdachte, haar dood zou maken”. Verdachte heeft in een telefoongesprek met een andere persoon gezegd dat hij dit tegen aangeefster gezegd zou hebben, maar heeft hier later over verklaard dat hij in het telefoongesprek aan het opscheppen was en het slechts om ‘stoerdoenerij’ ging. Op basis van het dossier kan niet worden vastgesteld dat deze dreigende woorden daadwerkelijk richting aangeefster zijn geuit. De rechtbank zal verdachte daarom van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
De rechtbank zal verdachte ook partieel vrijspreken van het toesturen van een foto waarop hij is te zien met vuurwapens in zijn hand, omdat niet is gebleken dat verdachte deze foto naar aangeefster heeft gestuurd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte vrijspreken van de in de volgende gedachtestreepjes genoemde uitlatingen, omdat deze woorden niet van dusdanige aard zijn dat bij aangeefster de redelijke vrees kon ontstaan dat verdachte haar van het leven zou beroven of haar zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen:
- “Als je niks wilt en je speelt dan mag ik alle porno online gooien en iedereen laten zien”;
- “Het is oorlog tijd”;
- “ [slachtoffer] ik zweer op onze dochter als je morgen die foto’s niet stuurt voor me dan is de oorlog aan dit wil je niet hoe ik je ga vernederen dus doe rustig moslima snolletje”;
- “Iedereen gaat je op facebook zien en sexsite”.
Ongevraagd toezenden van seksfilmpjes (zaak A, feit 4)
Aangeefster heeft verklaard dat verdachte twee filmpjes heeft verstuurd aan anderen waarop is te zien dat zij seksuele handelingen verricht. Twee vriendinnen van aangeefster, [vriendin 1] en [vriendin 2] , hebben verklaard dat zij filmpjes van verdachte hebben ontvangen waar aangeefster op te zien zou zijn. Uit onderzoek naar de telefoon die bij verdachte in gebruik is, blijkt dat er naar minimaal negen verschillende ontvangers filmpjes zijn verstuurd waarin de seksuele handelingen worden verricht waar door aangeefster over is verklaard. Verdachte heeft bekend ‘een seks filmpje’ van aangeefster en hemzelf naar vriendinnen van aangeefster te hebben gestuurd. Hij heeft dat gedaan om aangeefster “een koekje van eigen deeg te geven”. De rechtbank leidt uit het voorgaande af dat verdachte deze filmpjes uit eigen initiatief heeft verstuurd terwijl hij wist dat de filmpjes aanstotelijk voor de eerbaarheid van aangeefster zijn.
Wederspannigheid (zaak B, primair)
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich fysiek hevig heeft verweerd tegen zijn aanhouding en dat hij wist dat het om politieagenten ging. Verdachte verklaart ook dat hij verbalisant [naam verbalisant] in zijn vinger heeft gebeten. Uit het dossier blijkt dat [naam verbalisant] als gevolg hiervan pijn heeft ervaren en tandafdrukken in zijn vinger had. De rechtbank is – anders dan de raadsman – van oordeel dat verdachte door te duwen, zich los te rukken en te bijten, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard om pijn en letsel toe te brengen aan voornoemde verbalisanten.