Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
mr. M.A. van der Vlugt, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. K.H.T. van Gijssel, naar voren hebben gebracht.
[benadeelde partij 3] , mevrouw [benadeelde partij 4] en mevrouw [benadeelde partij 5] zijn bijgestaan door
mr. K.J. Zeegers.
2.Tenlastelegging
3.Voorvragen
4.Inleiding
5.Waardering van het bewijs
6.Bewezenverklaring
7.De strafbaarheid van het feit en de verdachte
Drop the knife, you are an actor. If you do not do it, I will do it. I kill you’. Hij is ook niet terug gedeinsd voor verdachte. Toen heeft verdachte uitgehaald met het mes. Deze verdedigingshandeling is proportioneel. Verdachte had niet hoeven wachten tot het moment dat het mes van hem zou worden afgepakt en hij zelf zou worden gestoken. De verdedigingshandeling is ook noodzakelijk geweest, want verdachte had op dat moment geen alternatief. Hij was namelijk niet in staat weg te rennen na de trap in zijn kruis en had door de klappen tegen zijn hoofd veel moeite om te kunnen blijven staan.
8.Motivering van de straf
8 september 2021 een Pro Justitia rapportage opgemaakt door T. den Boer, psychiater, en
P.E. Geurkink, GZ-psycholoog. De deskundigen komen tot de conclusie dat bij verdachte geen sprake is van psychopathie, en dat verdachte geen boze of agressieve man is. Er zijn geen aanwijzingen voor een pro-criminele houding. De deskundigen komen verder tot de conclusie dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis met vooral borderline (diffuse identiteit en primitieve afweer in de vorm van devaluatie en idealisatie) en schizotypische (vlucht in een andere realiteit en terugtrekkend gedrag) kenmerken, terwijl in gedrag ook dwangmatige kenmerken worden gezien. Hoewel de onderzoekers geen verband tussen de persoonlijkheidsstoornis en het tenlastegelegde hebben kunnen vaststellen en er dus geen sprake is van verminderde toerekenbaarheid, heeft de rechtbank oog voor de kwetsbaarheid van verdachte. De rechtbank zal hier in strafmatigende zin rekening mee houden.
9.9. Beslag
10.Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
€ 2.500,- aan mogelijke toekomstige schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ten aanzien van de vordering met betrekking tot de mogelijke toekomstige schade is verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
€ 163,82,- aan proceskosten, bestaande uit de reiskosten ten behoeve van het strafproces.
€ 5.904,33 worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente. De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering voor zover die ziet op toekomstige kosten (€ 2.500,-).
(€ 2.500,-).
– met verwijzing naar de artikelen 238, eerste en tweede lid, en 239 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering – niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de benadeelde partijen op de zitting zijn bijgestaan door een advocaat.
11.Toepasselijke wettelijke voorschriften
12.Beslissing
[verdachte], daarvoor strafbaar.
8 (acht) jaren.
€ 556,67,- (zegge vijfhonderdzesenvijftig euro en zesenzeventig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 20.000,- (zegge twintigduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (20 november 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
€ 5.904,33,- (zegge vijfduizend negenhonderdvier euro en drieëndertig cent) aan vergoeding van materiële schade en € 20.000,- (zegge twintigduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (20 november 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
€ 903,56,- (zegge negenhonderddrie euro en zesenvijftig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (20 november 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
€ 249,34 (zegge tweehonderdnegenenveertig euro en vierendertig cent) aan vergoeding van materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (20 november 2020) tot aan de dag van de algehele voldoening.
mr. F.W. Pieters, voorzitter,
mrs. C. A. van Dijk en L. Medema - Baroud, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. Utlu, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 4 november 2021.