ECLI:NL:RBAMS:2021:6320

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
13/751904-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Europees strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming tot overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot strafzaak in Duitsland

Op 4 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door het Amtsgericht Hamburg-Altona. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie en betreft een vrijheidsstraf van 10 maanden die aan de opgeëiste persoon is opgelegd voor diefstal met geweld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij de zitting in eerste aanleg, maar niet bij de zitting in hoger beroep, wat leidde tot de vraag of de weigeringsgrond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) van toepassing was. De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand had gedaan van zijn aanwezigheidsrecht in hoger beroep door naar Nederland te vertrekken en geen contact te onderhouden met zijn advocaat. De rechtbank oordeelde dat er geen schending van de verdedigingsrechten was en dat de overlevering kon worden toegestaan. De rechtbank heeft de overlevering goedgekeurd, aangezien aan de eisen van de OLW was voldaan en er geen weigeringsgronden waren. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en de griffier was aanwezig. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/751904-21
RK nummer: 21/4633
Datum uitspraak: 4 november 2021
UITSPRAAK
op de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie bij deze rechtbank. Deze vordering dateert van 19 augustus 2021 en betreft onder meer het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB).
Dit EAB is uitgevaardigd op 5 augustus 2021 door het
Amtsgericht Hamburg-Altona(Duitsland) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren te [geboorteplaats] (Duitsland) op [geboortedag] 1987,
opgegeven verblijfsadres: [verblijfadres] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [P.I.] ,
hierna te noemen de opgeëiste persoon.

1.Procesgang

De vordering is behandeld op de openbare zitting van 21 oktober 2021. Het verhoor heeft plaatsgevonden in tegenwoordigheid van de officier van justitie, mr. M. Diependaal.
De opgeëiste persoon, aanwezig via een videoverbinding, is bijgestaan door zijn raadsvrouw,
mr. A.C.M. Tönis, advocaat te Breda en door een tolk in de Engelse taal.
Op grond van artikel 22, derde lid, OLW heeft de rechtbank de termijn waarbinnen zij op grond van het eerste lid van dit artikel uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht. De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat de bovenvermelde personalia juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

In het EAB wordt melding gemaakt van een vonnis van 10 september 2018 van het
Amtsgericht Hamburg-Altona(referentie: 328 Ds 46/18).
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 10 maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van dit onderdeel is als bijlage aan deze uitspraak gehecht.

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

4.1
Inleiding
Uit aanvullende informatie van 17 september 2021 van de Duitse autoriteiten blijkt het volgende:
“It follows from the judgment that the convicted man was present during the main hearing of the Amtsgericht Hamburg-Altona and was represented by lawyer Wisbar.
He has appealed against the verdict of the Amtsgericht Hamburg-Altona. Although he was duly summoned to the appeal hearing before the Regional Court, he did not appear. Attorney Wisbar did not have a power of attorney to represent him at the appeal hearing. As the convicted man failed to appear without excuse, his appeal was dismissed by judgment. As a result, the judgement of the district court has become final.”
De opgeëiste persoon heeft verklaard dat hij aanwezig was bij de zitting in eerste aanleg, maar dat hij niet op de hoogte was van de opgelegde straf. De opgeëiste persoon heeft verder verklaard dat hij een advocaat had, dat hij direct na de zitting in eerste aanleg naar Nederland is vertrokken en dat hij het telefoonnummer van zijn advocaat is kwijtgeraakt. Omdat hij in Nederland gedetineerd raakte, was het voor hem niet meer mogelijk om het telefoonnummer van zijn advocaat te achterhalen. De opgeëiste persoon was wel voornemens om aanwezig te zijn bij de zitting in hoger beroep.
4.2
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is ten aanzien van de procedure in hoger beroep. De opgeëiste persoon was niet op de hoogte van de zitting in hoger beroep en de bij die zitting aanwezige advocaat was niet door de opgeëiste persoon gemachtigd om de verdediging te voeren. De opgeëiste persoon heeft tijdens zijn verblijf in Nederland niets van zijn advocaat vernomen. Dit is niet aan de opgeëiste persoon te wijten.
4.3
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank in overweging gegeven om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. De opgeëiste persoon was in persoon aanwezig bij de zitting in eerste aanleg. Vervolgens is hij naar Nederland vertrokken en heeft hij kennelijk geen contact gehouden met zijn advocaat, terwijl dat wel op zijn weg had gelegen. Daarmee heeft de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand gedaan van zijn aanwezigheidsrecht bij de zitting in hoger beroep.
4.4
Oordeel van de rechtbank
Als de strafprocedure meer instanties heeft omvat en tot opeenvolgende beslissingen heeft geleid, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis lid 1 Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 van de OLW, voor zover bij die laatste beslissing definitief uitspraak is gedaan over de schuld van de betrokkene en aan hem een straf is opgelegd, nadat de zaak in feite en in rechte ten gronde is behandeld (zie het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 10 augustus 2017 in de zaak
Tupikas, ECLI:EU:C:2017:628). Uit de hiervoor weergegeven aanvullende informatie van 17 september 2021 leidt de rechtbank af dat hiervan geen sprake is bij het onderhavige hoger beroep. In deze zaak moet daarom alleen het vonnis van 10 september 2018 worden getoetst aan artikel 12 OLW.
Nu uit de aanvullende informatie van de Duitse autoriteiten blijkt dat de opgeëiste persoon aanwezig was bij het proces in eerste aanleg, hetgeen overigens ook door de opgeëiste persoon is bevestigd, is de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing.
Voor zover de opgeëiste persoon meent dat ook de procedure in hoger beroep aan de weigeringsgrond van artikel 12 OLW moet worden getoetst, geldt ten overvloede dat de opgeëiste persoon – door direct na de zitting in eerste aanleg naar Nederland te vertrekken en tijdens zijn verblijf aldaar geen contact te onderhouden met zijn advocaat – stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces van het door hem ingestelde hoger beroep. Dat de opgeëiste persoon kennelijk het telefoonnummer van zijn advocaat is verloren, komt voor zijn rekening en risico. De rechtbank is ook in die situatie van oordeel dat er bij overlevering geen sprake is van schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.

5.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de kaderbesluitconform uitgelegde eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW juncto artikel 7, eerste lid, onder a 2°, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
diefstal, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

6.Slotsom

Nu is vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW, er ook overigens geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg staan en er geen sprake is van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven, dient de overlevering te worden toegestaan.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Hamburg-Altona(Duitsland).
Aldus gedaan door
mr. M. van Mourik, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en M. Snijders Blok-Nijensteen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. N.M. van Trijp, griffier,
en uitgesproken ter openbare zitting van 4 november 2021.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.