ECLI:NL:RBAMS:2021:6313

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
9473614 KK 21-700
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil tussen levensmiddelenwinkel en slagerij over huurachterstand en ontruiming

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, betreft het een kort geding tussen [eiser], h.o.d.n. [handelsnaam 1], en [handelsnaam 2], die een slagerij exploiteert binnen de levensmiddelenwinkel van [eiser]. [Eiser] vordert ontruiming van de gehuurde ruimte en betaling van achterstallige huur. De huurprijs bedraagt € 2.316,27 per maand, en er is een huurachterstand ontstaan van drie maanden. [Eiser] stelt dat [handelsnaam 2] ondanks eerdere waarschuwingen niet tijdig heeft betaald, terwijl [handelsnaam 2] betwist dat hij de huur voor augustus 2021 niet heeft voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [handelsnaam 2] geen bewijs heeft geleverd voor zijn stelling en dat de huurachterstand voorlopig op € 4.500,- wordt begroot. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van [eiser] tot ontruiming niet kan worden toegewezen, omdat er onvoldoende aannemelijk is dat de huurovereenkomst in een bodemprocedure zal worden ontbonden. De vordering van [handelsnaam 2] in reconventie wordt niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet op de juiste wijze is ingesteld. De kantonrechter wijst de vordering van [eiser] af en veroordeelt [eiser] in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9473614 KK EXPL 21-700
vonnis van: 4 november 2021
func.: 534
vonnis van de kantonrechter kort geding
I n z a k e
[eiser] , h.o.d.n. [handelsnaam 1]
wonende te [woonplaats]
eiser in conventie, verweerder in reconventie
nader te noemen: [eiser]
gemachtigde: mr. H. Yildirim
t e g e n

[gedaagde] , h.o.d.n. [handelsnaam 2]

wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie, eiser in reconventie
nader te noemen: [handelsnaam 2]
procederend in persoon
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij dagvaarding van 7 oktober 2021, heeft [eiser] een voorziening gevorderd.
Ter zitting van 21 oktober 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is verschenen samen met zijn gemachtigde. [handelsnaam 2] is verschenen bij [gedaagde] samen met zijn dochter. [handelsnaam 2] heeft op voorhand stukken in het geding gebracht, een tegeneis inbegrepen, maar deze niet voorafgaand aan de zitting aan [eiser] toegestuurd. De behandeling is hierom geschorst om [eiser] alsnog kennis van de stukken te laten nemen.
Partijen hebben ter zitting hun standpunten toegelicht, [eiser] mede aan de hand van ter zitting overgelegde pleitaantekeningen. Na verder debat is vonnis gevraagd en is een datum voor vonnis bepaald op vandaag.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Uitgangspunten
1. Als uitgangspunt geldt het volgende.
1.1.
[eiser] drijft een levensmiddelenwinkel aan het [adres] . De overeengekomen huurprijs bedraagt na indexatie thans
€ 2.316,27 per maand.
1.2.
Op 1 juli 2018 sloot [eiser] als verhuurder een huurovereenkomst met [handelsnaam 2] . In die huurovereenkomst staat onder meer:
Verhuurder verklaart te hebben verhuurd aan huurder (…) het slager hoek staande aan de [adres] slager hoek wordt gehuurd met inbegrip van bedrijfsinventaris volgens aangehechte gewaarmerkte lijst, hierna te noemen “het huurobject”, welke ruimte door verhuurder te beschikking wordt gesteld als slager bedrijf.
1.3.
[handelsnaam 2] exploiteert een slagerij binnen de levensmiddelwinkel van [eiser] . Deze slagerij is achterin de winkel gelegen. Het slagerijgedeelte omvat een vitrine. Achter die vitrine bevinden zich twee koelingen. [handelsnaam 2] had daarnaast een vriezer in gebruik, die in het naast het slagerijgedeelte aanwezige magazijn was geplaatst. Die vriezer is kapot gegaan en door [eiser] afgevoerd.
1.4.
Tussen partijen is eerder in kort geding geprocedeerd, wat heeft geresulteerd in een vonnis van 18 december 2020. In dat vonnis is onder meer een huurachterstand toegewezen, over de periode van 10 oktober tot en met 30 november 2021, dat door [handelsnaam 2] inmiddels is betaald.
1.5.
In het op 30 juli 2021 gewezen vonnis in kort geding is [handelsnaam 2] op vordering van [eiser] veroordeeld tot betaling van achterstallige huur tot en met juni 2021 ad € 1.211,56 veroordeeld. Dit heeft [handelsnaam 2] nog niet (volledig) betaald. Verder heeft de kantonrechter op de tegenvordering van [handelsnaam 2] de volgende ordemaatregelen getroffen:
“IV bepaalt dat de door [handelsnaam 2] te betalen huur met ingang van1 juli 2021 zal worden verlaagd tot € 1.500,00, tot het moment waarop [handelsnaam 1] aan de hierna te noemen veroordelingen voldoet;
V. veroordeelt [handelsnaam 1] , op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat hieraan niet wordt voldaan, met een maximum van € 10.000,00:- zich te onthouden van het ophangen van negatieve mededelingen over [handelsnaam 2] in de winkel van [handelsnaam 1] ;- zodanige maatregelen te nemen of voorzieningen te treffen dat niet meer in de ruimte voor de goedereningang van de slagerij gerookt wordt, zodanig dat er in de slagerij geen rooklucht aanwezig is;
VI. veroordeelt [handelsnaam 1] , op straffe van een dwangsom van€ 500,00 per dag of gedeelte van een dag dat hieraan niet wordt voldaan, met een maximum van € 10.000,00, binnen twee weken na betekening van dit vonnis:- een werkende vervanging van de verwijderde vriesvoorziening te plaatsen;- alle niet tot de slagerij van [handelsnaam 2] behorende waren te verwijderen uit de achter de toonbank van [handelsnaam 2] geplaatste twee koelcellen, alsmede uit de (onderzijde van de) vitrine van [handelsnaam 2] en deze ter vrije beschikking van [handelsnaam 2] te stellen en te houden;- de ruimte tussen [handelsnaam 2] en de schappen van [handelsnaam 1] te ontruimen en ontruimd te houden;- [handelsnaam 2] toe te staan om op of aan de gevel van beide zijden van het gehuurde een vermelding aan te brengen van de naam van [handelsnaam 2] .”
1.6.
Op 3 augustus 2021 heeft [handelsnaam 2] € 1.100,- aan [eiser] betaald en op 16 augustus 2021 € 1.900,-.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
Vordering
2. [eiser] vordert dat [handelsnaam 2] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden om - kort gezegd - de ruimte die hij van [eiser] huurt te ontruimen, alsmede tot betaling van een bedrag van € 6.132,54 aan achterstallige huurpenningen over de maanden augustus tot en met oktober 2021 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, tot betaling van € 2.316,27 voor iedere maand dat [handelsnaam 2] niet zal hebben ontruimd, € 681,63 aan incassokosten en de proceskosten.
3. [eiser] stelt hiertoe dat [handelsnaam 2] , ondanks een waarschuwing op dit punt in het vonnis van 30 juli 2021, nog steeds de huur - die sinds 1 september 2021 weer op de overeengekomen huurprijs na indexatie van € 2.316,27 moet worden bepaald nu aan alle instructies van het vonnis van 30 juli 2021 is voldaan - niet of te laat betaalt waardoor een achterstand van drie maanden huur is ontstaan hetgeen de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Ook heeft [handelsnaam 2] nog steeds niet volledig aan de betalingsveroordeling in het vonnis van 30 juli 2021 voldaan.
Verweer
4. [handelsnaam 2] voert - samengevat - aan dat hij de huur van augustus 2021 weldegelijk heeft voldaan. Doordat hij door toedoen van [eiser] zoveel schade heeft geleden, heeft hij nu echter bij leveranciers betalingsachterstanden waardoor de aanvoer van vlees niet langer gegarandeerd is. [eiser] heeft toegezegd de schade door een eerdere sluiting en defecten aan de vriesvoorziening via zijn verzekeraar aan hem te vergoeden, maar dat is nog steeds niet gebeurd. Ook heeft [eiser] nog steeds niet geheel aan het vonnis van 30 juli 2021 voldaan, zodat € 10.000,- aan dwangsommen verschuldigd zijn geworden. Er staan namelijk nog steeds stellingen met kruiden en frisdrank van [eiser] in de slagersruimte en een werkende vriesvoorziening is ook nog steeds niet op de juiste plaats neergezet. Ook heeft [eiser] zonder toestemming de goedereningang verplaatst, zodanig dat deze nu uitkomt in de slagerij waardoor het tocht en sigarettenrook de slagerij binnendringt. [handelsnaam 2] eist dat dit wordt teruggedraaid. Ook werkt de koelvitrine/toonbank onvoldoende waardoor het vlees snel verouderd. [handelsnaam 2] eist in reconventie
€ 2.000,- voor smaad en laster, € 500,- korting op de huur, en € 44.864,13 aan overige geleden schade. Ook beroept hij zich op opschorting nu sprake is van schuldeisersverzuim en op verrekening.
Beoordeling
Eis in reconventie
5. Allereerst een opmerking over de vorderingen van [handelsnaam 2] . Deze zijn - voor zover in kort geding al toewijsbaar en mede gelet op de hoogte daarvan - niet op de juiste wijze ingesteld. Het procesreglement schrijft voor dat een eis in reconventie en de gronden daarvoor uiterlijk 24 uur van te voren aan zowel de rechter als de tegenpartij moeten zijn meegedeeld, hetgeen ten aanzien van [eiser] niet is gebeurd. [handelsnaam 2] heeft de tegeneis immers niet vooraf ook aan [eiser] toegestuurd, zodat deze vordering niet-ontvankelijk is. De stukken van [handelsnaam 2] worden wel als verweer op de vordering van [eiser] in de beoordeling betrokken. Voor zover [handelsnaam 2] heeft verzocht om verwijzing naar de bodemprocedure wordt dit verzoek afgewezen nu dit verzoek geen steun vindt in het recht. Het is aan [handelsnaam 2] om zelf een bodemprocedure te starten.
6. In dit kort geding geeft de kantonrechter een voorlopig oordeel.
Hoogte van de huurachterstand
7. Aangenomen wordt dat momenteel sprake is van een huurachterstand van drie maanden, ontstaan in de periode augustus tot en met oktober 2021. [handelsnaam 2] heeft weliswaar betwist dat de huur voor augustus 2021 niet is betaald, maar hij heeft van die huurbetaling geen bewijs overgelegd, zodat met een eventuele huurbetaling voor augustus 2021 geen rekening kan worden gehouden. Volgens [eiser] heeft [handelsnaam 2] de afgelopen tijd alleen twee betalingen gedaan van € 1.100,- en € 1.900,-. Deze betalingen heeft [eiser] mogen afboeken op het openstaande bedrag uit hoofde van het vonnis van 30 juli 2021, waarna voor [handelsnaam 2] overigens nog altijd een bedrag van tenminste € 1.577,41 resteert te betalen.
8. De hoogte van de huurachterstand heeft [eiser] gesteld op een bedrag van € 6.132,54 (éénmaal € 1.500,- en twee maal € 2.316,27). De kantonrechter zal echter de huurachterstand voorlopig begroten op € 4.500,-. Daartoe wordt het volgende overwogen.
9. In het vonnis van 30 juli 2021 is de huurprijs verlaagd tot het moment dat [eiser] aan alle daarin opgenomen instructies (zie rov. 1.5) heeft voldaan en blijft voldoen. Weliswaar heeft [eiser] desgevraagd ter zitting verklaard dat hij aan alles instructies heeft voldaan, maar [handelsnaam 2] heeft betwist dat dit tijdig en volledig is geweest. [eiser] heeft vervolgens verklaard dat er alleen nog een geschilpunt is over de vrieskist, en dat het klopt dat de deurwaarder twee keer is langs geweest en dwangsommen heeft betekend voor een totaal bedrag van €10.000,-. Volgens [handelsnaam 2] wordt er ook nog gerookt voor de goederingang van de slagerij en heeft [eiser] niet al zijn goederen uit de slagerij verwijderd.
10. Met betrekking tot de verplichting van [eiser] om een werkende vervanging van de verwijderde vriesvoorziening te plaatsen is niet in geschil dat [eiser] aan [handelsnaam 2] inmiddels een nieuwe vrieskist ter beschikking heeft gesteld. [handelsnaam 2] stelt evenwel geen plek in het gehuurde te hebben om die in gebruik te nemen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter komt die omstandigheid voor rekening en risico van [handelsnaam 2] .
11. Dat er nog wordt gerookt bij de goedereningang heeft [eiser] niet (gemotiveerd) bestreden. Met betrekking tot de verplichting om de ruimte tussen [handelsnaam 2] en de schappen van [handelsnaam 1] ( [eiser] ) te ontruimen, heeft [eiser] evenzeer tegenover de gemotiveerde uiteenzetting over de gestalde kruiden en frisdranken in de in de slagersruimte onvoldoende aangetoond (door bijvoorbeeld overlegging van foto’s) dat hij aan die verplichting heeft voldaan.
12. [eiser] is op de voet van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verplicht om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, zulks te meer nu hij voor de derde keer ontruiming van [handelsnaam 2] vordert. De dagvaarding schiet met betrekking tot de gestelde huurprijs te kort. De kantonrechter verbindt ook hieraan de gevolgtrekking dat onvoldoende is komen vast staan dat [eiser] aan alle instructies heeft voldaan, waartoe [eiser] in IV van het vonnis is veroordeeld (zie r.o.v. 1.5).
Vordering tot ontruiming en betaling van de huurachterstand
13. Hoewel er gelet op voorgaande vanuit wordt gegaan dat er een huurachterstand van drie maanden bestaat en [handelsnaam 2] bovendien ook is gewaarschuwd dat een nieuwe huurachterstand tot ontruimingsveroordeling kan leiden, is wederom onvoldoende aannemelijk dat de huurovereenkomst om deze reden in een bodemprocedure zal worden ontbonden, zodat geen aanleiding bestaat de ontruimingsvordering toe te wijzen. Gelet op de niet weersproken aanzegging van € 10.000,- aan dwangsommen door [eiser] wordt namelijk aangenomen dat [handelsnaam 2] een tegenvordering heeft op [eiser] die hoger is dan de huidige huurachterstand (en het restant van het openstaande bedrag uit hoofde van het vonnis van 30 juli 2021) zodat naar het voorlopig oordeel de huurachterstand kan worden verrekend met deze tegenvordering.
13. Of [handelsnaam 2] uit hoofde van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst tevens recht heeft op een schadevergoeding van, naar eigen zeggen, om en nabij € 47.000,- kan op grond van de door [handelsnaam 2] ingebrachte stukken niet worden vastgesteld. Daartoe wordt overwogen dat deze handgeschreven becijferingen zonder verifieerbare onderbouwing tegenover de betwisting van [eiser] niet kunnen dienen als afdoende bewijs van het gestelde schadebedrag. Zo ontbreken inkoopfacturen en bewijs van omzetderving (bijvoorbeeld door overlegging van BTW aangiftes die kunnen worden vergeleken). [handelsnaam 2] heeft slechts twee facturen van afgehaald vlees overlegd, waarvan het totaal bedrag niet in de buurt komt van het door [handelsnaam 2] zelf gestelde bedrag ad € € 7.068,65 aan weggegooid vlees en kipwaren. Het rapport van bevindingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van
2 november 2020 is niet compleet. [handelsnaam 2] dient zich te realiseren dat hij de bewijslast draagt van de gestelde schade. Daarbij geldt dat [handelsnaam 2] op zijn beurt op de voet van artikel 21 Rv de rechter over de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid dient te informeren, voorzien van deugdelijke bewijsstukken, indien [handelsnaam 2] ervoor kiest een bodemprocedure te starten.
15. In de tussentijd zal [handelsnaam 2] zelf de afweging moeten maken of hij het risico wenst te nemen zich op opschorting van de huurbetaling te blijven beroepen, nu een volledige opschorting van de huur in de rechtspraak meestal niet wordt gehonoreerd en [handelsnaam 2] bovendien ook al een voorlopige huurkorting is toegekend. Ook het beroep op verrekening kan zich tegen [handelsnaam 2] keren indien blijkt dat dwangsommen ten onrechte aan [eiser] zijn aangezegd (de aanzegging van deze dwangsommen is tot uitgangspunt genomen omdat [eiser] dit niet heeft betwist maar stukken die dit aantonen zijn niet in het geding gebracht) en/of zijn vordering tot schadevergoeding geheel of gedeeltelijk zal worden afgewezen, dan wel in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat voor een huurkorting geen aanleiding bestond of slechts in een zeer beperkte periode. Zekerheidshalve doet [handelsnaam 2] , wil hij in het gehuurde blijven, er dan ook verstandig aan huur te blijven betalen en aflossingen te verrichten op het hetgeen hij uit hoofde van het vonnis van 30 juli 2021 nog verschuldigd is.
15. Al het voorgaande brengt mee dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
17. Bij deze uitkomst van de procedure wordt [eiser] met de proceskosten belast. Nu [handelsnaam 2] in persoon procedeert worden deze kosten begroot op nihil.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. wijst de vordering van [eiser] af;
II. verklaart [handelsnaam 2] niet ontvankelijk in zijn vordering;
III. veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [handelsnaam 2] begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.