1.6.Op 3 augustus 2021 heeft [handelsnaam 2] € 1.100,- aan [eiser] betaald en op 16 augustus 2021 € 1.900,-.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
2. [eiser] vordert dat [handelsnaam 2] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeeld zal worden om - kort gezegd - de ruimte die hij van [eiser] huurt te ontruimen, alsmede tot betaling van een bedrag van € 6.132,54 aan achterstallige huurpenningen over de maanden augustus tot en met oktober 2021 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente, tot betaling van € 2.316,27 voor iedere maand dat [handelsnaam 2] niet zal hebben ontruimd, € 681,63 aan incassokosten en de proceskosten.
3. [eiser] stelt hiertoe dat [handelsnaam 2] , ondanks een waarschuwing op dit punt in het vonnis van 30 juli 2021, nog steeds de huur - die sinds 1 september 2021 weer op de overeengekomen huurprijs na indexatie van € 2.316,27 moet worden bepaald nu aan alle instructies van het vonnis van 30 juli 2021 is voldaan - niet of te laat betaalt waardoor een achterstand van drie maanden huur is ontstaan hetgeen de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt. Ook heeft [handelsnaam 2] nog steeds niet volledig aan de betalingsveroordeling in het vonnis van 30 juli 2021 voldaan.
4. [handelsnaam 2] voert - samengevat - aan dat hij de huur van augustus 2021 weldegelijk heeft voldaan. Doordat hij door toedoen van [eiser] zoveel schade heeft geleden, heeft hij nu echter bij leveranciers betalingsachterstanden waardoor de aanvoer van vlees niet langer gegarandeerd is. [eiser] heeft toegezegd de schade door een eerdere sluiting en defecten aan de vriesvoorziening via zijn verzekeraar aan hem te vergoeden, maar dat is nog steeds niet gebeurd. Ook heeft [eiser] nog steeds niet geheel aan het vonnis van 30 juli 2021 voldaan, zodat € 10.000,- aan dwangsommen verschuldigd zijn geworden. Er staan namelijk nog steeds stellingen met kruiden en frisdrank van [eiser] in de slagersruimte en een werkende vriesvoorziening is ook nog steeds niet op de juiste plaats neergezet. Ook heeft [eiser] zonder toestemming de goedereningang verplaatst, zodanig dat deze nu uitkomt in de slagerij waardoor het tocht en sigarettenrook de slagerij binnendringt. [handelsnaam 2] eist dat dit wordt teruggedraaid. Ook werkt de koelvitrine/toonbank onvoldoende waardoor het vlees snel verouderd. [handelsnaam 2] eist in reconventie
€ 2.000,- voor smaad en laster, € 500,- korting op de huur, en € 44.864,13 aan overige geleden schade. Ook beroept hij zich op opschorting nu sprake is van schuldeisersverzuim en op verrekening.
Beoordeling
Eis in reconventie
5. Allereerst een opmerking over de vorderingen van [handelsnaam 2] . Deze zijn - voor zover in kort geding al toewijsbaar en mede gelet op de hoogte daarvan - niet op de juiste wijze ingesteld. Het procesreglement schrijft voor dat een eis in reconventie en de gronden daarvoor uiterlijk 24 uur van te voren aan zowel de rechter als de tegenpartij moeten zijn meegedeeld, hetgeen ten aanzien van [eiser] niet is gebeurd. [handelsnaam 2] heeft de tegeneis immers niet vooraf ook aan [eiser] toegestuurd, zodat deze vordering niet-ontvankelijk is. De stukken van [handelsnaam 2] worden wel als verweer op de vordering van [eiser] in de beoordeling betrokken. Voor zover [handelsnaam 2] heeft verzocht om verwijzing naar de bodemprocedure wordt dit verzoek afgewezen nu dit verzoek geen steun vindt in het recht. Het is aan [handelsnaam 2] om zelf een bodemprocedure te starten.
6. In dit kort geding geeft de kantonrechter een voorlopig oordeel.
Hoogte van de huurachterstand
7. Aangenomen wordt dat momenteel sprake is van een huurachterstand van drie maanden, ontstaan in de periode augustus tot en met oktober 2021. [handelsnaam 2] heeft weliswaar betwist dat de huur voor augustus 2021 niet is betaald, maar hij heeft van die huurbetaling geen bewijs overgelegd, zodat met een eventuele huurbetaling voor augustus 2021 geen rekening kan worden gehouden. Volgens [eiser] heeft [handelsnaam 2] de afgelopen tijd alleen twee betalingen gedaan van € 1.100,- en € 1.900,-. Deze betalingen heeft [eiser] mogen afboeken op het openstaande bedrag uit hoofde van het vonnis van 30 juli 2021, waarna voor [handelsnaam 2] overigens nog altijd een bedrag van tenminste € 1.577,41 resteert te betalen.
8. De hoogte van de huurachterstand heeft [eiser] gesteld op een bedrag van € 6.132,54 (éénmaal € 1.500,- en twee maal € 2.316,27). De kantonrechter zal echter de huurachterstand voorlopig begroten op € 4.500,-. Daartoe wordt het volgende overwogen.
9. In het vonnis van 30 juli 2021 is de huurprijs verlaagd tot het moment dat [eiser] aan alle daarin opgenomen instructies (zie rov. 1.5) heeft voldaan en blijft voldoen. Weliswaar heeft [eiser] desgevraagd ter zitting verklaard dat hij aan alles instructies heeft voldaan, maar [handelsnaam 2] heeft betwist dat dit tijdig en volledig is geweest. [eiser] heeft vervolgens verklaard dat er alleen nog een geschilpunt is over de vrieskist, en dat het klopt dat de deurwaarder twee keer is langs geweest en dwangsommen heeft betekend voor een totaal bedrag van €10.000,-. Volgens [handelsnaam 2] wordt er ook nog gerookt voor de goederingang van de slagerij en heeft [eiser] niet al zijn goederen uit de slagerij verwijderd.
10. Met betrekking tot de verplichting van [eiser] om een werkende vervanging van de verwijderde vriesvoorziening te plaatsen is niet in geschil dat [eiser] aan [handelsnaam 2] inmiddels een nieuwe vrieskist ter beschikking heeft gesteld. [handelsnaam 2] stelt evenwel geen plek in het gehuurde te hebben om die in gebruik te nemen. Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter komt die omstandigheid voor rekening en risico van [handelsnaam 2] .
11. Dat er nog wordt gerookt bij de goedereningang heeft [eiser] niet (gemotiveerd) bestreden. Met betrekking tot de verplichting om de ruimte tussen [handelsnaam 2] en de schappen van [handelsnaam 1] ( [eiser] ) te ontruimen, heeft [eiser] evenzeer tegenover de gemotiveerde uiteenzetting over de gestalde kruiden en frisdranken in de in de slagersruimte onvoldoende aangetoond (door bijvoorbeeld overlegging van foto’s) dat hij aan die verplichting heeft voldaan.
12. [eiser] is op de voet van artikel 21 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) verplicht om de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid aan te voeren, zulks te meer nu hij voor de derde keer ontruiming van [handelsnaam 2] vordert. De dagvaarding schiet met betrekking tot de gestelde huurprijs te kort. De kantonrechter verbindt ook hieraan de gevolgtrekking dat onvoldoende is komen vast staan dat [eiser] aan alle instructies heeft voldaan, waartoe [eiser] in IV van het vonnis is veroordeeld (zie r.o.v. 1.5).
Vordering tot ontruiming en betaling van de huurachterstand
13. Hoewel er gelet op voorgaande vanuit wordt gegaan dat er een huurachterstand van drie maanden bestaat en [handelsnaam 2] bovendien ook is gewaarschuwd dat een nieuwe huurachterstand tot ontruimingsveroordeling kan leiden, is wederom onvoldoende aannemelijk dat de huurovereenkomst om deze reden in een bodemprocedure zal worden ontbonden, zodat geen aanleiding bestaat de ontruimingsvordering toe te wijzen. Gelet op de niet weersproken aanzegging van € 10.000,- aan dwangsommen door [eiser] wordt namelijk aangenomen dat [handelsnaam 2] een tegenvordering heeft op [eiser] die hoger is dan de huidige huurachterstand (en het restant van het openstaande bedrag uit hoofde van het vonnis van 30 juli 2021) zodat naar het voorlopig oordeel de huurachterstand kan worden verrekend met deze tegenvordering.
13. Of [handelsnaam 2] uit hoofde van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst tevens recht heeft op een schadevergoeding van, naar eigen zeggen, om en nabij € 47.000,- kan op grond van de door [handelsnaam 2] ingebrachte stukken niet worden vastgesteld. Daartoe wordt overwogen dat deze handgeschreven becijferingen zonder verifieerbare onderbouwing tegenover de betwisting van [eiser] niet kunnen dienen als afdoende bewijs van het gestelde schadebedrag. Zo ontbreken inkoopfacturen en bewijs van omzetderving (bijvoorbeeld door overlegging van BTW aangiftes die kunnen worden vergeleken). [handelsnaam 2] heeft slechts twee facturen van afgehaald vlees overlegd, waarvan het totaal bedrag niet in de buurt komt van het door [handelsnaam 2] zelf gestelde bedrag ad € € 7.068,65 aan weggegooid vlees en kipwaren. Het rapport van bevindingen van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van
2 november 2020 is niet compleet. [handelsnaam 2] dient zich te realiseren dat hij de bewijslast draagt van de gestelde schade. Daarbij geldt dat [handelsnaam 2] op zijn beurt op de voet van artikel 21 Rv de rechter over de voor de beslissing van belang zijnde feiten volledig en naar waarheid dient te informeren, voorzien van deugdelijke bewijsstukken, indien [handelsnaam 2] ervoor kiest een bodemprocedure te starten.
15. In de tussentijd zal [handelsnaam 2] zelf de afweging moeten maken of hij het risico wenst te nemen zich op opschorting van de huurbetaling te blijven beroepen, nu een volledige opschorting van de huur in de rechtspraak meestal niet wordt gehonoreerd en [handelsnaam 2] bovendien ook al een voorlopige huurkorting is toegekend. Ook het beroep op verrekening kan zich tegen [handelsnaam 2] keren indien blijkt dat dwangsommen ten onrechte aan [eiser] zijn aangezegd (de aanzegging van deze dwangsommen is tot uitgangspunt genomen omdat [eiser] dit niet heeft betwist maar stukken die dit aantonen zijn niet in het geding gebracht) en/of zijn vordering tot schadevergoeding geheel of gedeeltelijk zal worden afgewezen, dan wel in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat voor een huurkorting geen aanleiding bestond of slechts in een zeer beperkte periode. Zekerheidshalve doet [handelsnaam 2] , wil hij in het gehuurde blijven, er dan ook verstandig aan huur te blijven betalen en aflossingen te verrichten op het hetgeen hij uit hoofde van het vonnis van 30 juli 2021 nog verschuldigd is.
15. Al het voorgaande brengt mee dat de vordering van [eiser] zal worden afgewezen.
17. Bij deze uitkomst van de procedure wordt [eiser] met de proceskosten belast. Nu [handelsnaam 2] in persoon procedeert worden deze kosten begroot op nihil.
I. wijst de vordering van [eiser] af;
II. verklaart [handelsnaam 2] niet ontvankelijk in zijn vordering;
III. veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van [handelsnaam 2] begroot op nihil;
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 4 november 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.