7.3.Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Dit zijn vervelende feiten die veel hinder en overlast veroorzaken voor winkeliers. Bovendien heeft ook de maatschappij veel last van deze feiten, onder meer vanwege de kosten van de inzet van beveiliging en dergelijke.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 8 oktober 2021, opgemaakt door [persoon 2]. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte heeft nimmer een rechtmatig verblijf in Nederland gehad en heeft een inreisverbod tot 2022. Verdachte heeft geen inkomsten, dagbesteding of onderdak. Er wordt door de reclassering getwijfeld of verdachte wel wil terugkeren naar [geboorteland]. Verdachte heeft niet eerder reclasseringstoezicht opgelegd gekregen, hetgeen vanwege zijn verblijfstatus ook niet wordt geadviseerd. Immers, verdachte kan vanwege zijn status geen aanspraak maken op sociale voorzieningen en een drangkader is aldus niet aan de orde. Ten aanzien van vermogensdelicten is sprake van een delictpatroon en betrokkene voldoet aan de harde ISD-criteria. Daarnaast heeft de reclassering het vermoeden dat er sprake is van agressieproblematiek en lijkt er sprake te zijn van een pro criminele houding. De kans op recidive is hoog.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Daarnaast wordt geadviseerd om tijdens de ISD-maatregel aandacht te besteden aan verdiepingsdiagnostiek en een eventuele behandeling voor aanwezige psychische/agressie problematiek. De reclassering adviseert een plaatsing in PI Veenhuizen, locatie Klein Bankenbosch. De invulling van de ISD-maatregel zal in dit geval vanwege de status van verdachte niet zijn gericht op resocialisatie, maar dat betekent niet dat er tijdens de intramurale fase geen zorg kan worden geleverd. Tijdens de intramurale fase kunnen interventies worden ingezet zoals vaktherapie, leefstijltraining of cognitieve vaardigheidstraining. Ook kunnen er interventies worden aangeboden gericht op het aanleren van vaardigheden die de kans op een succesvolle terugkeer naar [geboorteland] zullen vergroten. Tijdens de ISD-maatregel kan contact worden gezocht met organisaties om terugkeer te bevorderden.
Ter terechtzitting van 22 oktober 2021 heeft mevrouw [persoon 2], reclasseringswerker bij het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, dit advies tot oplegging van de ISD-maatregel bevestigd.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies uit voornoemd rapport en neemt het advies van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering over.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 16 september 2021 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 24 juli 2021 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straffen, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 16 september 2021 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank concludeert, anders dan de raadsman, dat ook aan de zogenaamde zachte criteria is voldaan. Vanwege de verblijfstatus van verdachte, kan er geen invulling gegeven worden aan een eventueel reclasseringstoezicht. Verdachte heeft geen recht op sociale voorzieningen en een drangkader door middel van een reclasseringstoezicht is in het geval van verdachte dan ook geen optie.
Het standpunt van de raadsman dat vanwege de in april 2021 geconstateerde houding van [geboorteland] ten aanzien van de terugkeer van onderdanen, in dit geval het opleggen van de ISD-maatregel geen redelijk doel kan dienen, deelt de rechtbank niet. In de eerste plaats geldt dat de primaire doelstelling van de ISD-maatregel de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive is. Daarbij gaat het met name om bestrijding van (ernstige) overlast. Dat doel wordt in elk geval bereikt voor de periode dat de maatregel ten uitvoer wordt gelegd. Daarnaast geldt dat – zoals de reclassering in het rapport van 8 oktober 2021 overweegt – ondanks de status van verdachte gedurende de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel nog wel degelijk diverse interventies kunnen worden ingezet. Interventies gericht op het vergroten van de kans op een succesvolle terugkeer kunnen relevant zijn in het geval [geboorteland] zich in de toekomst anders opstelt.
Alles overwegend bestaat er geen reden om deze maatregel niet op te leggen en ziet de rechtbank, gelet op al het voorgaande, ook geen ruimte om verdachte nog een laatste waarschuwing te geven, zoals door de raadsman is bepleit. De rechtbank is immers van oordeel dat de kans groot is dat verdachte opnieuw de fout in gaat en constateert dat bestraffing in de vorm van een gevangenisstraf tot nu toe niet heeft geleid tot het voorkomen van recidive, en een drangtraject is zoals hiervoor toegelicht geen optie. De rechtbank is daarom van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen om zijn overlastgevende gedrag te doen stoppen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van
twee (2) jarenopleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Tot slot ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft verzocht, geen aanleiding op voorhand een tussentijdse toetsing te bepalen. Mocht verdachte of zijn raadsman van mening zijn dat een tussentijdse toetsing moet plaatsvinden, dan kan daartoe een verzoek worden ingediend.