ECLI:NL:RBAMS:2021:6309

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
13/204837-21 (A) en 13/198613-21 (B)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal met vrijspraak voor mishandeling en vernieling, ISD-maatregel opgelegd

Op 5 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van diefstal en mishandeling. De rechtbank heeft de zaken, aangeduid als zaak A en zaak B, gevoegd behandeld. In zaak A werd de verdachte beschuldigd van diefstal van een vest dat toebehoorde aan Primark op 30 juli 2021 in Amsterdam. In zaak B werd de verdachte beschuldigd van mishandeling van een persoon en diefstal van een blikje Redbull en fruit van de Jumbo op 24 juli 2021. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was voor de mishandeling, waardoor de verdachte daarvan werd vrijgesproken. Echter, de diefstal van het blikje Redbull werd bewezen verklaard, omdat de verdachte erkende het blikje te hebben gepakt zonder af te rekenen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was en legde een ISD-maatregel op voor de duur van twee jaar, gezien zijn recidive en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de mishandeling. De beslissing is genomen op basis van de artikelen 38m, 38n, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/204837-21 (
zaak A) en 13/198613-21 (
zaak B) (
ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 5 november 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] ([geboorteland]) op [geboortedag] 1990,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: [detentieadres].

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2021.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. van den Berg en van wat door de raadsman van verdachte mr. R.A. Dayala en door de verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
Ten aanzien van zaak A
hij op of omstreeks 30 juli 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een vest, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Primark, in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van zaak B
1.
hij op of omstreeks 24 juli 2021 te Amsterdam, althans in Nederland,
[persoon 1] heeft mishandeld door
- die [persoon 1] (met kracht) met zijn, verdachtes, schouder te raken/te duwen en/of
- die [persoon 1] (met kracht) bij de nek vast te pakken en/of vast te grijpen (waardoor die [persoon 1] op zijn rug ten val kwam) en/of
- die (al dan niet op de grond liggende [persoon 1]) een of meermalen te slaan en/of te stompen en/of
- met zijn, verdachtes, vingers tegen de ogen/het oog van die [persoon 1] te drukken;
2.
hij op of omstreeks 24 juli 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, een blikje Redbull, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan (winkelbedrijf) Jumbo (gelegen aan het [filiaal]), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij op of omstreeks 24 juli 2021 te Amsterdam, althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een hoeveelheid druiven en/of blauwe bessen, althans een hoeveelheid fruit, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan (winkelbedrijf) Jumbo (gelegen aan het [filiaal]), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de in zaak B onder 1 ten laste gelegde mishandeling niet kan worden bewezen, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken. Voor het overige kunnen de in zaak A en B ten laste gelegde feiten worden bewezen op grond van de inhoud van het dossier en de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – onder verwijzing naar zijn pleitnotities – vrijspraak van de in zaak B onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten bepleit. Ter zake het in zaak A ten laste gelegde heeft hij zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Vrijspraak van het in zaak B onder 1 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te komen van de in zaak B onder 1 ten laste gelegde mishandeling. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.3.2.
Vrijspraak van het in zaak B onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank stelt op grond van het dossier en de verklaring van verdachte ter terechtzitting vast dat verdachte, nadat hij zojuist een confrontatie had gehad met twee mannen voor de ingang van de Jumbo, op een opgewonden en wilde manier de Jumbo in is gerend. Nadat verdachte bij de uitgang van de Jumbo was aangehouden, werd door het personeel van de winkel geconstateerd dat in de winkel enkele bakjes met fruit op de grond lagen die hierdoor niet meer konden worden verkocht. De vraag die voorligt is of verdachte zich met zijn handelen heeft schuldig gemaakt aan de beschadiging en/of het onbruikbaar maken van de betreffende bakjes fruit.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat het zou kunnen dat hij in het voorbijgaan aan het schap per ongeluk met zijn arm de betreffende bakjes fruit heeft geraakt, waardoor deze op de grond zijn terechtgekomen. Verdachte heeft echter zowel bij zijn politieverhoor als ter terechtzitting verklaard dat hij zich hiervan op dat moment niet bewust was.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij met zijn handelen de betreffende producten zou vernielen, beschadigen of onbruikbaar maken. De rechtbank is van oordeel dat uit de inhoud van het dossier, waaronder ook de stills van de camerabeelden, en het verhandelde ter terechtzitting onvoldoende is gebleken dat dat het geval is.
Gelet hierop wordt verdachte vrijgesproken van het in zaak B onder 3 ten laste gelegde.
3.3.3.
Het oordeel over het in zaak B onder 2 ten laste gelegde
Verdachte heeft zowel in zijn verhoor bij de politie als in zijn verklaring ter terechtzitting erkend dat hij in de Jumbo een blikje Redbull heeft gepakt en daarmee zonder af te rekenen voorbij de kassa is gegaan. Verdachte heeft verklaard dat hij dit blikje heeft gepakt, omdat hij hiermee de mannen, met wie hij kort daarvoor voor de ingang van de Jumbo een conflict had gehad, wilde terugslaan. De raadsman heeft betoogd dat verdachte daarom niet de intentie zou hebben gehad het blikje te stelen, zodat hij van de ten laste gelegde diefstal moet worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Door het blikje te pakken en daarmee zonder af te rekenen voorbij de kassa’s te gaan, heeft verdachte het blikje uit de beschikkingsmacht van de winkel gehaald, waardoor op dat moment sprake was van een voltooide diefstal. De reden die verdachte voor het wegnemen van het blikje heeft opgegeven maakt dat niet anders.
Gelet hierop kan de onder 2 ten laste gelegde diefstal dan ook worden bewezen.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de
bijlagevervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
Ten aanzien van zaak A
op 30 juli 2021 te Amsterdam een vest dat aan Primark toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van zaak B
2.
op 24 juli 2021 te Amsterdam een blikje Redbull dat aan winkelbedrijf Jumbo (gelegen aan het [filiaal]) toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de maatregel

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van 2 jaren zonder aftrek van voorarrest, met het verzoek met verzoek om tussentijdse toetsing na één jaar te bevelen, opdat – gelet op de verblijfstatus van verdachte – de voortgang van de maatregel wordt bewaakt.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht geen ISD-maatregel aan verdachte op te leggen. Niet is voldaan aan de zachte ISD-criteria omdat verdachte nooit de juiste begeleiding is aangeboden. Ook zou de maatregel in het geval van verdachte zijn gericht op repatriëring, terwijl een terugkeer naar [geboorteland], al dan niet vrijwillig, niet mogelijk zou zijn. De raadsman heeft hierbij verwezen naar uitspraken van de Raad van State van 2 april 2021 (o.a. ECLI:NL:RVS:2021:696), waaruit volgens hem zou blijken dat [geboorteland] ook niet zou meewerken aan terugkeer in gevallen waarbij wel wordt voldaan aan de medewerkingsplicht. Daarom zou in dit geval volgens de raadsman het opleggen van de ISD-maatregel geen redelijk doel dienen.
Subsidiair heeft de raadsman verzocht om aan verdachte een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Verdachte is niet eerder met de mogelijkheid van oplegging van de ISD-maatregel geconfronteerd en verdient nog een laatste kans. In het geval de rechtbank een gevangenisstraf zou opleggen, verzoekt de raadsman deze te beperken tot de duur van het voorarrest.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee winkeldiefstallen. Dit zijn vervelende feiten die veel hinder en overlast veroorzaken voor winkeliers. Bovendien heeft ook de maatschappij veel last van deze feiten, onder meer vanwege de kosten van de inzet van beveiliging en dergelijke.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het reclasseringsrapport van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 8 oktober 2021, opgemaakt door [persoon 2]. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte heeft nimmer een rechtmatig verblijf in Nederland gehad en heeft een inreisverbod tot 2022. Verdachte heeft geen inkomsten, dagbesteding of onderdak. Er wordt door de reclassering getwijfeld of verdachte wel wil terugkeren naar [geboorteland]. Verdachte heeft niet eerder reclasseringstoezicht opgelegd gekregen, hetgeen vanwege zijn verblijfstatus ook niet wordt geadviseerd. Immers, verdachte kan vanwege zijn status geen aanspraak maken op sociale voorzieningen en een drangkader is aldus niet aan de orde. Ten aanzien van vermogensdelicten is sprake van een delictpatroon en betrokkene voldoet aan de harde ISD-criteria. Daarnaast heeft de reclassering het vermoeden dat er sprake is van agressieproblematiek en lijkt er sprake te zijn van een pro criminele houding. De kans op recidive is hoog.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Daarnaast wordt geadviseerd om tijdens de ISD-maatregel aandacht te besteden aan verdiepingsdiagnostiek en een eventuele behandeling voor aanwezige psychische/agressie problematiek. De reclassering adviseert een plaatsing in PI Veenhuizen, locatie Klein Bankenbosch. De invulling van de ISD-maatregel zal in dit geval vanwege de status van verdachte niet zijn gericht op resocialisatie, maar dat betekent niet dat er tijdens de intramurale fase geen zorg kan worden geleverd. Tijdens de intramurale fase kunnen interventies worden ingezet zoals vaktherapie, leefstijltraining of cognitieve vaardigheidstraining. Ook kunnen er interventies worden aangeboden gericht op het aanleren van vaardigheden die de kans op een succesvolle terugkeer naar [geboorteland] zullen vergroten. Tijdens de ISD-maatregel kan contact worden gezocht met organisaties om terugkeer te bevorderden.
Ter terechtzitting van 22 oktober 2021 heeft mevrouw [persoon 2], reclasseringswerker bij het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering, dit advies tot oplegging van de ISD-maatregel bevestigd.
De rechtbank verenigt zich met de conclusies uit voornoemd rapport en neemt het advies van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering over.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 16 september 2021 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 24 juli 2021 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straffen, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 16 september 2021 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
De rechtbank concludeert, anders dan de raadsman, dat ook aan de zogenaamde zachte criteria is voldaan. Vanwege de verblijfstatus van verdachte, kan er geen invulling gegeven worden aan een eventueel reclasseringstoezicht. Verdachte heeft geen recht op sociale voorzieningen en een drangkader door middel van een reclasseringstoezicht is in het geval van verdachte dan ook geen optie.
Het standpunt van de raadsman dat vanwege de in april 2021 geconstateerde houding van [geboorteland] ten aanzien van de terugkeer van onderdanen, in dit geval het opleggen van de ISD-maatregel geen redelijk doel kan dienen, deelt de rechtbank niet. In de eerste plaats geldt dat de primaire doelstelling van de ISD-maatregel de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive is. Daarbij gaat het met name om bestrijding van (ernstige) overlast. Dat doel wordt in elk geval bereikt voor de periode dat de maatregel ten uitvoer wordt gelegd. Daarnaast geldt dat – zoals de reclassering in het rapport van 8 oktober 2021 overweegt – ondanks de status van verdachte gedurende de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel nog wel degelijk diverse interventies kunnen worden ingezet. Interventies gericht op het vergroten van de kans op een succesvolle terugkeer kunnen relevant zijn in het geval [geboorteland] zich in de toekomst anders opstelt.
Alles overwegend bestaat er geen reden om deze maatregel niet op te leggen en ziet de rechtbank, gelet op al het voorgaande, ook geen ruimte om verdachte nog een laatste waarschuwing te geven, zoals door de raadsman is bepleit. De rechtbank is immers van oordeel dat de kans groot is dat verdachte opnieuw de fout in gaat en constateert dat bestraffing in de vorm van een gevangenisstraf tot nu toe niet heeft geleid tot het voorkomen van recidive, en een drangtraject is zoals hiervoor toegelicht geen optie. De rechtbank is daarom van oordeel dat het noodzakelijk is om aan verdachte de ISD-maatregel op te leggen om zijn overlastgevende gedrag te doen stoppen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van
twee (2) jarenopleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
Tot slot ziet de rechtbank, anders dan de officier van justitie heeft verzocht, geen aanleiding op voorhand een tussentijdse toetsing te bepalen. Mocht verdachte of zijn raadsman van mening zijn dat een tussentijdse toetsing moet plaatsvinden, dan kan daartoe een verzoek worden ingediend.

8.Vordering benadeelde partij

Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
De benadeelde partij [persoon 1] vordert ten aanzien van de in zaak B onder 1 ten laste gelegde mishandeling € 3.601,45,- aan vergoeding van materiële schade en € 1.000,- aan vergoeding van immateriële schade te vermeerderen met de wettelijke rente. Tevens heeft de raadsman oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat verdachte wordt vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak B onder 1 en 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A en het in zaak B onder 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van zaak A
diefstal;
Ten aanzien van zaak B onder 2
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van
twee (2) jaren.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. J.A. Baaijens en A.E. van der Burg, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 november 2021.
De voorzitter is buiten staat om dit
vonnis mede te ondertekenen.
[...]