ECLI:NL:RBAMS:2021:6307

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 november 2021
Publicatiedatum
4 november 2021
Zaaknummer
13/201820-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met meerdere feiten en oplegging ISD-maatregel

Op 5 november 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam een verkort vonnis uitgesproken in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere diefstallen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 juli 2021 in Amsterdam verschillende goederen heeft weggenomen, waaronder blikjes Jack Daniels, wasmiddel en een postpakket, met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte heeft afstand gedaan van zijn recht om ter terechtzitting aanwezig te zijn, en de rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De officier van justitie heeft een ISD-maatregel geëist, terwijl de verdediging pleitte voor een gevangenisstraf van zes maanden zonder ISD-maatregel.

De rechtbank heeft de bewezenverklaring van de diefstallen vastgesteld op basis van wettig en overtuigend bewijs. De verdachte is eerder veroordeeld voor vergelijkbare feiten en kampt met een verslaving, wat de kans op recidive vergroot. De rechtbank heeft de ISD-maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van voorarrest, en heeft bepaald dat de noodzaak van voortzetting van de maatregel na één jaar moet worden getoetst. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van de feiten en de impact op de maatschappij. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan diefstal, meermalen gepleegd, en heeft de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/201820-21
Datum uitspraak: 5 november 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1973,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkort vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. K. Hara, en van wat de gemachtigd raadsvrouw, mr. D.N.A. Brouns, naar voren hebben gebracht. Verdachte heeft afstand gedaan van zijn recht om ter terechtzitting aanwezig te zijn.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere blikje(s) Jack Daniels en/of een of meerdere verpakking(en) wasmiddel (Ariel Pods) en/of een verpakking sushi, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan winkelketen Albert Heijn (filiaal: [filiaal] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(
art. 310 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere (NAVA) laptophoes/-hoezen en/of een trui (van het merk The Gorilla Brand), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan Six and Sons ( [adres] ) en/of [persoon 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(
art. 310 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een of meerdere (NAVA) laptophoes/-hoezen en/of een trui (van het merk The Gorilla Brand), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(
art. 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een postpakket (op naam van [persoon 2] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan voornoemde [persoon 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
(
art. 310 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 27 juli 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een postpakket (op naam van [persoon 2] ), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(
art. 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art. 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboekvan Strafrecht)

3.Waardering van het bewijs

De rechtbank acht met de officier van justitie en de raadsvrouw bewezen dat verdachte
1.
op 27 juli 2021 te Amsterdam, blikjes Jack Daniels en verpakkingen wasmiddel (Ariel Pods) en een verpakking sushi, die aan winkelketen Albert Heijn (filiaal: [filiaal] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2. (
primair)
op 27 juli 2021 te Amsterdam, NAVA laptophoezen en een trui van het merk The Gorilla Brand, die aan Six and Sons ( [adres] ) en/of [persoon 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3. (
primair)
op 27 juli 2021 te Amsterdam, een postpakket op naam van [persoon 2] , dat aan voornoemde [persoon 2] toebehoorde, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

7.1.
De eis van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaren zonder aftrek van voorarrest, met verzoek om één jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om geen ISD-maatregel op te leggen. Verdachte is niet eerder met de mogelijke oplegging van deze maatregel geconfronteerd. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf van zes maanden.
Subsidiair heeft de raadsvrouw de rechtbank verzocht om bij de oplegging van de ISD-maatregel een tussentijdse toetsing na één jaar te bevelen, opdat de voortgang van de maatregel wordt bewaakt.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere (winkel)diefstallen. Dit zijn hinderlijke feiten, die veel overlast en schade veroorzaken bij de winkeliers en eigenaren.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Leger des Heils Reclassering & Jeugdbescherming van 15 oktober 2021, opgemaakt door A.E. Neslo. Dit rapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte voldoet aan de harde en zachte ISD-criteria. Er is sprake van een delictpatroon betreffende vermogensdelicten. Verdachte kampt met een heroïne- en alcoholverslaving, die delictgerelateerd blijkt te zijn. De kans op recidive wordt ingeschat als hoog, gelet op de justitiële geschiedenis van verdachte, zijn middelenproblematiek en de instabiliteit op meerdere leefgebieden. Geadviseerd wordt om een onvoorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Gelet op het feit dat verdachte geen verblijfsrecht meer heeft in Nederland, zal de maatregel terugkeer naar [geboorteland] als doel hebben. Binnen de ISD-maatregel kan verdachte hulp krijgen gericht op zelfredzaamheid aldaar. Ook kan worden ingezet op verdachtes verslavingsproblematiek, om toe te werken naar een stabiel bestaan in [geboorteland] . De reclassering acht het wenselijk dat de noodzaak tot voortzetting van de maatregel na één jaar wordt getoetst.
Verder heeft de rechtbank ter terechtzitting van 22 oktober 2021 reclasseringswerker A.E. Neslo, verbonden aan Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering te Amsterdam, als deskundige gehoord. Zij heeft voornoemd advies ter terechtzitting bevestigd. Hoewel verdachte geen ISD-maatregel opgelegd wil krijgen, is hij gemotiveerd om aan zijn verslavingsproblematiek te werken en om mee te werken aan terugkeer naar [geboorteland] , aldus de deskundige.
De rechtbank stelt vast dat ten aanzien van de bewezen geachte feiten aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is bewezen verklaard dat verdachte misdrijven heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het uittreksel Justitiële Documentatie van 16 september 2021 blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 27 juli 2021 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl de in dit vonnis bewezen verklaarde feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit de hiervoor genoemde rapportage, ernstig rekening mede moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan.
Blijkens het uittreksel Justitiële Documentatie van 16 september 2021 is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. Verder eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten. Ambulante interventies gericht op terugdringen van recidive zijn niet mogelijk. De rechtbank ziet geen reden om deze maatregel niet op te leggen en ziet, gelet op het voorgaande, ook geen ruimte om verdachte nog een laatste waarschuwing te geven, zoals door de raadsvrouw is bepleit. Zij zal daarom de officier van justitie op dit punt van de vordering volgen.
Om de beëindiging van de recidive van verdachte en het leveren van een bijdrage aan de oplossing van zijn problematiek alle kansen te geven en voorts ter optimale bescherming van de maatschappij, is het van groot belang dat voldoende tijd wordt genomen om de ISD-maatregel ten uitvoer te leggen. Daarom zal de rechtbank de maatregel voor de maximale termijn van twee jaren opleggen en de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel.
De rechtbank ziet ten slotte, gelet op het advies van de deskundige en het verzoek daartoe van de officier van justitie, aanleiding om uiterlijk één jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel, de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel te toetsen om de invulling en voortgang te monitoren.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 57 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1:
diefstal, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2, primair:
diefstal, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 3, primair:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de
maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaren.
Bepaalt dat het Openbaar Ministerie binnen 1 (één) jaar na aanvang van de tenuitvoerlegging van de maatregel de rechtbank zal berichten over de noodzaak van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A. Spoel, voorzitter,
mrs. W.M.C. van den Berg en C. Wildeman, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. A.E. van der Burg en J.A. Baaijens, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 5 november 2021.
De voorzitter is buiten staat om dit
vonnis mede te ondertekenen.