ECLI:NL:RBAMS:2021:6251

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
3 november 2021
Zaaknummer
C/13/707195 / KG ZA 21-758
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van een garagebox na beëindiging huurovereenkomst

In deze zaak heeft de stichting Ymere een kort geding aangespannen tegen een gedaagde die een garagebox huurt. De huurovereenkomst is opgezegd per 1 mei 2021, maar de gedaagde heeft de garagebox niet ontruimd. Ymere heeft de gedaagde gesommeerd om de garagebox te ontruimen, maar de gedaagde heeft hieraan geen gehoor gegeven. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de zaak niet door de kantonrechter behandeld hoeft te worden, omdat de gedaagde zonder recht of titel de garagebox in gebruik heeft. De voorzieningenrechter oordeelt dat de huurovereenkomst definitief is geëindigd en dat de gedaagde de garagebox moet ontruimen. De vordering van Ymere wordt toegewezen, met een ontruimingstermijn tot uiterlijk 31 oktober 2021. De gedaagde wordt ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op een totaal van € 1.529,57, inclusief wettelijke rente. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

proces-verbaal

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/707195 / KG ZA 21-758 EAM/MvG

Proces-verbaal van mondelinge uitspraak op 28 september 2021

in de zaak van
de stichting
STICHTING YMERE,
gevestigd te Amsterdam,
eiseres bij dagvaarding van 17 september 2021,
advocaat mr. T. Mulder te Almere,
tegen

[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. H.J.J. Hendrikse te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Ymere en [gedaagde] worden genoemd.
De zitting wordt gehouden in het gebouw van deze rechtbank ter behandeling van een vordering in kort geding.
Tegenwoordig zijn mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, en mr. M.F. van Grootheest, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • aan de zijde van Ymere: [naam] , bedrijfsmakelaar, en mr. Mulder;
  • [gedaagde] met mr. Hendrikse.
Ymere heeft producties in het geding gebracht. Partijen hebben over en weer het woord gevoerd. De behandeling van de zaak is gesloten en vervolgens is mondeling uitspraak gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 Rv dit proces-verbaal opgemaakt, afgegeven op 28 september 2021.

Waar gaat de zaak over?

Ymere en [gedaagde] hebben een schriftelijke ‘Huurovereenkomst Kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230A BW’ gesloten op grond waarvan [gedaagde] met ingang van 13 augustus 2009 een garagebox huurt van Ymere aan het adres [adres] . Bij brief van 18 februari 2021 heeft Ymere de huurovereenkomst opgezegd tegen 1 mei 2021. [gedaagde] heeft geen verzoek op de voet van artikel 7:230a Burgerlijk Wetboek ingediend tot verlenging van de ontruimingsbescherming. Ymere heeft [gedaagde] verzocht en gesommeerd de garagebox te ontruimen. [gedaagde] heeft hieraan geen gehoor gegeven.

Mondeling vonnis

De eerste vraag die moet worden beantwoord is of deze zaak niet door de kantonrechter moet worden behandeld, mede in verband met de griffiekosten.
Hoewel beide partijen hier geen probleem mee zouden hebben, is het zo dat de zaak bij de planning niet als huurzaak is aangemerkt, en dus niet als kantonzaak, omdat het standpunt van Ymere is dat [gedaagde] de garagebox zonder recht of titel in gebruik heeft. Er is geen reden om van dit besluit terug te komen.
De zaak zal dus door de voorzieningenrechter worden afgedaan.
De tweede vraag is of de zaak te complex is om in kort geding te worden beoordeeld. Dat is niet het geval. Het betreft een garagebox die wordt gehuurd door [gedaagde] , maar die intussen bij brief van 18 februari 2021 tegen 1 mei 2021 is opgezegd. De periode van de ontruimingsbescherming is inmiddels verlopen. Dat betekent dat de huurovereenkomst definitief is geëindigd en [gedaagde] thans zonder recht of titel de garagebox in gebruik heeft. Daarmee is de zaak niet ingewikkeld.
Door de advocaat van [gedaagde] is in twijfel getrokken of wel sprake is van huur van artikel 7:230a-bedrijfsruimte. Dit is wel het geval, alleen al omdat de schriftelijke huurovereenkomst hiervan uitgaat.
De advocaat van [gedaagde] heeft nog een beroep gedaan op de redelijkheid en billijkheid, omdat [gedaagde] de garagebox al een aantal jaren huurt voor € 100,00 per maand en hij vanuit de garagebox, waarin zijn gereedschappen zijn opgeslagen, klussen verricht voor zijn buurtbewoners. Daar komt bij dat Ymere de garagebox weliswaar te koop heeft aangeboden aan [gedaagde] , maar volgens [gedaagde] voor een veel te hoge koopprijs van € 50.000,00. Dit alles maakt echter niet dat de opzegging onredelijk of onbillijk is. Ymere heeft uitgelegd dat zij besloten heeft de garageboxen die zij verhuurt af te stoten om met de gelden die daarmee vrijkomen te investeren in sociale woningbouw. De koopprijs van € 50.000,00 is volgens Ymere overigens zonder meer een marktconforme prijs.
De vordering zal derhalve worden toegewezen waarbij de ontruimingstermijn zal worden verruimd in die zin dat [gedaagde] na betekening van dit vonnis de garagebox uiterlijk 31 oktober 2021 zal moeten hebben opgeleverd.
Omdat [gedaagde] ongelijk krijgt, zal hij de proceskosten moeten betalen. Bij de berekening van deze kosten zal rekening worden gehouden met het feit dat de zaak eenvoudig van aard is.

De beslissing

De voorzieningenrechter
1.1.
veroordeelt [gedaagde] om de garagebox aan de [adres] na betekening van dit vonnis en uiterlijk op 31 oktober 2021 te ontruimen, en ter vrije en schone als ook ontruimde staat ter beschikking te stellen van Ymere, met het verbod de garagebox na de ontruiming te betrekken dan wel te gebruiken,
1.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Ymere tot op heden begroot op € 123,57 aan dagvaardingskosten, € 667,00 aan griffierecht en € 656,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met wettelijke rente vanaf het moment van opeisbaarheid,
1.3.
veroordeelt [gedaagde] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
1.4.
verklaart deze beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
1.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzieningenrechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.