ECLI:NL:RBAMS:2021:6237

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 oktober 2021
Publicatiedatum
2 november 2021
Zaaknummer
13.111479.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdstrafzaak tegen minderjarige verdachte wegens afpersing met mes

In deze jeugdstrafzaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 oktober 2021 uitspraak gedaan tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005, die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing in vereniging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 23 april 2021 bij metrostation [locatie], waar de verdachte samen met anderen de aangever en een getuige heeft bedreigd met een mes en hen heeft gedwongen tot de afgifte van een bodywarmer en geld. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, mr. D. Jironet-Loewe, in grote lijnen gevolgd, waarbij de verdachte is veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren en een voorwaardelijke jeugddetentie van drie maanden met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft de ernst van het feit, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vergelijkbare feiten en dat hij momenteel bij Eigen Kracht! Jeugd en Gezin verblijft, waar hij positieve stappen maakt. De rechtbank heeft besloten om de resterende jeugddetentie om te zetten in een werkstraf, om zo de ontwikkeling van de verdachte niet te verstoren. Tevens is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, [aangever], voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.111479.21
Parketnummer vordering tul: 13.088801.19
Datum uitspraak: 12 oktober 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2005,
wonende op het adres [adres] (Eigen Kracht! Jeugd en Gezin)

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 28 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. D. Jironet-Loewe en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J. van Weers, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door mevrouw [medewerker de Raad] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad), mevrouw [medewerker WSS] , namens de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: WSS) en door de heer [medewerker Eigen Kracht! Jeugd en Gezin] , namens Eigen Kracht! Jeugd en Gezin naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich – primair – schuldig heeft gemaakt aan de afpersing in vereniging van [aangever] en [getuige] op 23 april 2021 bij metrostation [locatie] door hen onder meer te bedreigen met een mes en zo [aangever] te dwingen een bodywarmer (Moncler) af te geven met daarin zijn legitimatiebewijs en een bedrag van 550 euro. Subsidiair is dit feit ten laste gelegd als diefstal met (bedreiging van) geweld in vereniging gepleegd.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het primair ten laste gelegde kan worden bewezen.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat de afpersing in vereniging kan worden bewezen. Er is sprake geweest van een gewelddadige situatie, maar niet kan worden bewezen dat er bij de beroving ook een mes is gebruikt. Verdachte ontkent dit en de aangever en de getuige verklaren verschillend over dat mes. Er moet dus vrijspraak volgen voor de onderdelen van de tenlastelegging die het mes betreffen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Gelet op de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte dat hij inderdaad iemand heeft beroofd, het aantreffen van de bodywarmer die is afgeperst en het geld onder verdachte, de camerabeelden van het metrostation en de verklaringen van aangever [aangever] en getuige [getuige] , acht de rechtbank de afpersing in vereniging bewezen. Ten aanzien van de bedreiging met het mes verschillen de verklaringen van [aangever] en [getuige] weliswaar, maar zij spreken beiden over de aanwezigheid van een mes. De rechtbank acht op basis van hun verklaringen in ieder geval bewezen dat verdachte een mes heeft getoond. Van de overige onderdelen met betrekking tot het mes zal verdachte worden vrijgesproken.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 23 april 2021 te Amsterdam, op de openbare weg het metrostation [locatie] , tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [aangever] heeft gedwongen tot de afgifte van een Moncler bodywarmer met daarin een legitimatiebewijs en 550,- euro, aan voornoemde [aangever] toebehorend, door opzettelijk dreigend en gewelddadig (met kracht)
-voornoemde [aangever] in te sluiten en
-voornoemde [aangever] vast te pakken en vast te houden en
-voornoemde [aangever] een mes te tonen en
- voornoemde [aangever] (daarbij) dreigend de woorden toe te voegen: "Wat zaten jullie net te kijken? Dit is ons blok!” Wat doen jullie hier?“ en “Snel je jas uit of ik steek je dood” en “Je jas uitdoen”.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregel

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een werkstraf van 120 uren, subsidiair 60 dagen jeugddetentie en daarnaast tot een geheel voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van drie maanden, met een proeftijd van twee jaren. Er dienen bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals geadviseerd door de Raad en verdachte dient toezicht en begeleiding te krijgen van de WSS.
De raadsman heeft bepleit om een lagere straf op te leggen dan door de officier van justitie is gevorderd. Verdachte moet niet overvraagd worden. Hij heeft ondanks zijn forse problematiek grote stappen gemaakt. Hij wil graag bij Eigen Kracht! Jeugd en Gezin blijven wonen. Als verdachte opnieuw gedetineerd zal worden, zal dit zijn positieve ontwikkeling doorkruisen.
De rechtbank ziet aanleiding om bij de strafoplegging acht te slaan op de Landelijke Oriëntatiepunten voor straftoemeting Jeugd.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met twee anderen [aangever] beroofd van zijn Moncler bodywarmer, waarin ook zijn ID-kaart en 550 euro contant geld zat. Het slachtoffer is bedreigd, vastgepakt en hem is een mes getoond, waarop hij zijn bezittingen heeft moeten afgeven. Hij was op dat moment bang en heeft daar sinds het incident nog last van. Hij slaapt er slecht van en durft niet alleen te reizen. Verdachte heeft op geen enkele manier rekening gehouden met de gevolgen voor het slachtoffer en heeft enkel oog gehad voor zijn eigen belang. De rechtbank rekent dit verdachte aan. Daarnaast wakkeren dergelijke feiten, gepleegd op de openbare weg, gevoelens van angst en onveiligheid onder burgers aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 september 2021 waaruit blijkt dat verdachte op 16 september 2020 door de meervoudige kamer te Amsterdam nog is veroordeeld tot een deels voorwaardelijke jeugddetentie in verband met onder meer diefstal met geweld en afpersing.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de volgende rapportages, die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt:
  • rapporten van de Raad van 25 april, 3 mei, 15 juni en 16 augustus 2021;
  • rapporten van de WSS van 9 juni en 11 augustus 2021.
Ter zitting heeft de Raad geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Er dient een forse stok achter de deur te komen in de vorm van een voorwaardelijke jeugddetentie om verdere herhaling te voorkomen. Als bijzondere voorwaarden kunnen worden opgelegd dat verdachte gedurende de proeftijd blijft wonen bij Eigen Kracht! Jeugd en Gezin, zich laat behandelen bij De Waag en een positieve dagbesteding heeft.
De WSS heeft zich aangesloten bij het advies van de Raad. Verdachte doet het goed bij Eigen Kracht! Jeugd en Gezin. Doordat hij zijn verblijfsdocument nu voor de derde keer is verloren, doet de Immigratie en Naturalisatiedienst (IND) onderzoek voordat dit vervangen kan worden. Dat onderzoek duurt drie maanden. Daarom liggen andere dingen, zoals werk en behandeling, momenteel stil. Er is ook nog geen geschikte school gevonden.
De heer [medewerker Eigen Kracht! Jeugd en Gezin] heeft naar voren gebracht dat verdachte het goed doet bij Eigen Kracht! Jeugd en Gezin in [plaatsnaam] . Hij heeft een goede invloed op de groep en helpt daar ook met klusjes. Het is belangrijk om hem te blijven uitdagen en hem van de straat te houden, vooral omdat hij nog niet naar school gaat of werkt. Verdachte kan bij Eigen Kracht! Jeugd en Gezin blijven wonen, ondanks dat er al maanden geen financiering voor is vanuit de gemeente.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit in combinatie met de recente eerdere veroordeling voor zulke feiten een forse onvoorwaardelijke jeugddetentie rechtvaardigen. Maar omdat het met verdachte goed gaat sinds hij bij Eigen Kracht! Jeugd en Gezin verblijft, is een nieuwe detentie niet gewenst; niet voor verdachte en niet voor de maatschappij. De rechtbank zal de officier van justitie dan ook volgen in haar strafeis.
Aan verdachte zal dus een geheel onvoorwaardelijke werkstraf worden opgelegd. Daarnaast zal als stok achter de deur een voorwaardelijke jeugddetentie worden opgelegd waar de noodzakelijke geadviseerde bijzondere voorwaarden worden verbonden. Dat betekent dat hij bij Eigen Kracht! Jeugd en Gezin in [plaatsnaam] moet verblijven en daar moet meedoen aan het programma. Daarnaast moet hij zich laten behandelen door De Waag en een positieve dag- en/of vrijetijdsbesteding hebben. Op deze manier hoopt de rechtbank dat de positieve ontwikkeling die verdachte heeft doorgemaakt sinds hij bij Eigen Kracht! Jeugd en Gezin woont, wordt doorgezet en dat hij geen strafbare feiten meer pleegt.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van personen, te weten afpersing met een mes. Gelet op dat feit, het strafblad van verdachte en hetgeen er bekend is over het gedrag van verdachte en de noodzaak van begeleiding, is de rechtbank ambtshalve van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ten aanzien van de benadeelde partij
De benadeelde partij [aangever] vordert € 678,- aan materiële schadevergoeding en
€ 500,- aan immateriële schadevergoeding, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert hij € 189,- proceskosten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering materieel voor
€ 64,- (t.a.v. de ID-kaart) en immaterieel voor € 500,- kan worden toegewezen, hoofdelijk en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft bepleit dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, dan wel te worden afgewezen, nu deze niet is onderbouwd.
De rechtbank overweegt als volgt.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het primair bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot materiële schadevergoeding tot een bedrag van € 64,- zal worden toegewezen, hoofdelijk en vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Dit zijn de kosten voor de niet geretourneerde ID-kaart, die in de bodywarmer zat die benadeelde bij de afpersing heeft afgegeven.
De bodywarmer à € 490,- is onder verdachte in beslag genomen. Blijkens het dossier heeft hij daar afstand van gedaan en is beslist dat deze kan worden teruggegeven aan benadeelde. Indien benadeelde deze nog niet heeft ontvangen, gaat de rechtbank er vanuit dat hij deze alsnog spoedig terug krijgt. Hoe dan ook kan verdachte niet langer verantwoordelijk worden gehouden voor deze schadepost. Dat deel van de vordering wordt afgewezen.
De kosten met betrekking tot de trein à € 55,- en het hotel à € 69,- acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Niet is gebleken dat deze kosten rechtstreeks verband houden met het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij zal ten aanzien daarvan niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Anders dan de raadsman is de rechtbank van oordeel dat vast staat dat aan de benadeelde partij door het primair bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien
de benadeelde partij op een andere wijze in zijn persoon is aangetast. De aard en de ernst van de normschending brengen mee dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon in de zin van art. 6:106, aanhef en onder b, BW kan worden aangenomen. Verdachte is immers als willekeurig slachtoffer van een beroving met een mes bedreigd.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schadevergoeding naar billijkheid op € 250,-. Voor het overige is de benadeelde niet-ontvankelijk.
De gevorderde proceskosten van totaal € 189,-, waarbij ook weer de posten ‘trein’ en ‘hotel’ zijn opgevoerd, acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd zodat niet is gebleken dat deze kosten zijn gemaakt in het kader van deze vordering. De benadeelde partij zal ten aanzien daarvan niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering.
Voor zover de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in zijn vordering, kan hij dat deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien verdachte jegens het slachtoffer [aangever] , naar burgerlijk recht – hoofdelijk – aansprakelijk is voor de schade die door het primair bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze op een bedrag van € 314,- (driehonderd veertien euro).
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Bij de stukken bevindt zich de op 3 september 2021 ter griffie van deze rechtbank ontvangen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/088801-19, betreffende het onherroepelijk geworden vonnis van 16 september 2020 van de meervoudige kamer van de rechtbank te Amsterdam, waarbij verdachte is veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 70 dagen niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat veroordeelde zich voor het einde van een op 2 jaren bepaalde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Tevens bevindt zich bij de stukken een akte waaruit blijkt dat de kennisgeving, bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering, aan verdachte is uitgereikt.
Bij beslissing van de kinderrechter van 4 maart 2021 zijn al 17 dagen jeugddetentie ten uitvoer gelegd.
De Raad heeft geadviseerd om de vordering toe te wijzen, maar om de jeugddetentie om te zetten in een werkstraf.
De officier van justitie heeft gevorderd dat 14 dagen jeugddetentie ten uitvoer worden gelegd, maar dat deze worden omgezet in 28 uren werkstraf.
De raadsman heeft naar voren gebracht dat het opnieuw detineren van verdachte ongunstig is voor zijn ontwikkeling.
De rechtbank overweegt als volgt.
Gebleken is dat verdachte zich voor het einde van voornoemde proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit vonnis. De rechtbank ziet hierin aanleiding de gehele tenuitvoerlegging van die resterende voorwaardelijke straf te gelasten. De rechtbank ziet geen reden om – zoals door de officier van justitie voorgesteld – slechts een gedeelte ten uitvoer te leggen. Verdachte moet de consequenties van zijn daden ervaren. Hij heeft deze beroving gepleegd terwijl hij in een proeftijd liep.
Zoals hiervoor al overwogen is het echter niet in het belang van verdachte en ook niet van de maatschappij wanneer verdachte opnieuw gedetineerd raakt. Verdachte moet behandeld worden en begeleid wonen bij Eigen Kracht! Jeugd en Gezin in [plaatsnaam] . Hopelijk kan hij ook weer spoedig met school beginnen. Daarom zal de rechtbank de resterende jeugddetentie omzetten in een werkstraf.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77za, 312, 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd op de openbare weg en door twee of meer verenigde personen
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte] , daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van
120 (honderd twintig) uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat deze jeugddetentie
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten wegens niet nakoming van na te melden voorwaarden;
stelt de proeftijd vast op 2 (twee) jaren onder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de
bijzondere voorwaardendat de veroordeelde:
- zal wonen bij Eigen Kracht! Jeugd en Gezin te [plaatsnaam] en vanuit daar ook zal deelnemen aan de activiteiten;
- zal meewerken aan zijn behandeling bij De Waag;
- zal bijdragen aan het onderhouden van een positieve dagbesteding in de vorm van onderwijs, werk en/of sport.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering tot het houden van
toezichtop de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te
begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht,
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangever]toe tot een bedrag van € 314,- (driehonderd veertien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan
[aangever]voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de bodywarmer (à € 490,-) af.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[aangever], te betalen de som van € 314,- (driehonderd veertien euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Gelast de
tenuitvoerleggingvan de straf, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 16 september 2020 en nog niet al eerder ten uitvoer zijn gelegd, te weten 53 dagen jeugddetentie. In plaats daarvan zal deze jeugddetentie worden
omgezetin een taakstraf in de vorm van een
werkstrafvoor de duur van
106 (honderd zes) uren, met bevel, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 53 dagen.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.P.E. Has, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. E.M. Devis en A.S. Dogan, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 oktober 2021.
[(...)]