ECLI:NL:RBAMS:2021:6209

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 september 2021
Publicatiedatum
1 november 2021
Zaaknummer
C/13/705468 / KG ZA 21-668
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Aanbestedingsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding inzake aanbesteding door de Gemeente Amsterdam met betrekking tot veiligheidsconstructies voor bruggen en kademuren

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 21 september 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres] B.V. en de Gemeente Amsterdam, met als tussenkomende partijen [tussenkomende partij 1] B.V. en [tussenkomende partij 2] B.V. De eiseres, [eiseres] B.V., had zich ingeschreven voor een aanbesteding van de Gemeente Amsterdam voor veiligheidsconstructies aan bruggen en kademuren. De Gemeente had de opdracht echter voornemens om te gunnen aan de Combinatie, bestaande uit [tussenkomende partij 1] B.V. en [tussenkomende partij 2] B.V., die een abnormaal lage inschrijfsom had gedaan. Eiseres vorderde onder andere dat de Gemeente de gunningsbeslissing zou intrekken en de aanbestedingsprocedure zou staken. De voorzieningenrechter oordeelde dat de Gemeente niet verplicht was om de inschrijving van de Combinatie uit te sluiten, omdat er geen voldoende bewijs was dat de inschrijving abnormaal laag was. De vorderingen van [eiseres] werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de discretionaire bevoegdheid van de aanbesteder bij het beoordelen van inschrijvingen en de noodzaak voor inschrijvers om tijdig bezwaren te uiten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/705468 / KG ZA 21-668 MDvH/TF
Vonnis in kort geding van 21 september 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres bij dagvaarding van 29 juli 2021,
advocaat mr. D.F. Linnartz te Hattem,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE AMSTERDAM,
zetelend te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. E. van der Hoeven te Amsterdam,
en
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[tussenkomende partij 1] B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[tussenkomende partij 2] B.V.,
beide gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
tussenkomende partijen,
advocaat mr. J. Haest te Den Haag.
Eiseres, gedaagde en de tussenkomende partijen gezamenlijk zullen hierna respectievelijk [eiseres] , de Gemeente en de Combinatie worden genoemd.
De tussenkomende partijen zullen hierna afzonderlijk als [tussenkomende partij 1] en [tussenkomende partij 2] worden aangeduid.

1.De procedure

1.1.
Voorafgaand aan de zitting van 7 september 2021 heeft de Combinatie een akte incidentele conclusie tot tussenkomst, subsidiair voeging ingediend.
1.2.
Op de zitting is aan deze partij toegestaan om tussen te komen, nu het verzoek aan de criteria voldoet en [eiseres] en de Gemeente daartegen geen bezwaar hadden.
1.3.
Op de zitting heeft [eiseres] de vorderingen zoals omschreven in de dagvaarding en akte wijziging eis toegelicht. De Gemeente heeft verweer gevoerd. De Combinatie heeft eveneens verweer gevoerd en gevorderd zoals hierna is vermeld. [eiseres] op haar beurt heeft hierop gereageerd. [eiseres] heeft producties ingediend en alle partijen hebben een pleitnota ingediend.
1.4.
Ter zitting waren aanwezig:
aan de kant van [eiseres] : [naam 1] (enig aandeelhouder en statutair bestuurder), [naam 2] (directeur uitvoering) met mr. Linnartz en zijn kantoorgenoot mr. F. Kuiper,
aan de kant van de Gemeente: [naam 3] (projectmanager), [naam 4] (inkoopadviseur), [naam 5] (inkoopadviseur), de heer [naam 7] (Juridisch Adviseur) met mr. Van der Hoeven,
aan de kant van de Combinatie: [naam 6] (directeur werkzaam bij [tussenkomende partij 1] ), [naam 8] (commercieel directeur, werkzaam bij [tussenkomende partij 2] ) met mr. Haest.
1.5.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
De Gemeente is eind 2020 een niet-openbare Europese aanbesteding conform hoofdstuk 3 van het Aanbestedingsreglement Werken 2016 (ARW 2016) gestart voor een “Raamovereenkomst Veiligheidsconstructies Bruggen en Kademuren”. Doelstelling van deze aanbesteding is om behoeftige bruggen en kademuren in de stad Amsterdam op korte termijn van veiligheidsconstructies te voorzien, om onveilige situaties te voorkomen en de functionaliteit van de objecten in stand te houden – of te herstellen – en zo de leefbaarheid en bereikbaarheid van de stad zoveel mogelijk te borgen.
2.2.
De aanbestedingsprocedure bestaat uit een selectie- en gunningsfase waarvoor respectievelijk een Selectieleidraad en een Gunningsleidraad (hierna de Leidraad) is opgesteld.
2.3.
De Gemeente is voornemens met twee aannemers een raamovereenkomst (ROK) voor de duur van vier jaar te sluiten, met een verlengingsoptie voor twee jaar. De ROK omvat het realiseren van circa 40 bruggen en 35 kademuurlocaties van gemiddeld per object 100 strekkende meter.
Binnen de ROK zal op afroep en per locatie een nadere overeenkomst (NOK) aan een van de contractspartijen worden verstrekt. In de Leidraad staat daarover in paragraaf 3.1, voor zover van belang, het volgende:
“Door meerdere partijen te contracteren, kan ook de onderlinge concurrentie worden gecreëerd, met als doel de aannemers te (blijven) stimuleren om het werk goed te blijven doen.”.
2.4.
In paragraaf 3.6 van de Leidraad staat de volgende kostenindicatie die is gebaseerd op de gemiddelde uitgaven die zijn gedaan voor veiligheidsconstructies die de afgelopen twee jaar zijn aangebracht bij bruggen en kademuren.
In paragraaf 3.6 staat verder dat de som van deze kostenindicatie en de geprognotiseerde totale opgave de indicatieve totale waarde van de opgave vormt en dat die € 46 miljoen (exclusief BTW) voor een periode van vier jaar bedraagt en dat als gebruik wordt gemaakt van de verlengingsoptie de verwachte gezamenlijke waarde maximaal € 60 miljoen (exclusief BTW) behelst. In paragraaf 3.8 van de Leidraad is opgenomen dat de zogenaamde NOK’s in beginsel afwisselend aan de contractspartijen worden verstrekt en dat de winnende partij als eerste een opdracht krijgt.
2.5.
In paragraaf 4.10
Tegenstrijdigheden en onvolkomenhedenen 4.13
Rechtsbescherming en opschortende termijnvan de Leidraad staat respectievelijk, voor zover van belang, het volgende:
“De geselecteerde gegadigde dient de opdrachtgever onverwijld te waarschuwen in geval dat deze gunningsleidraad of de contractstukken klaarblijkelijk zodanige fouten bevatten of gebreken vertonen dat daarmee in strijd met de wet en regelgeving of de eisen van redelijkheid en billijkheid zou worden gehandeld.
“ Een kort geding dat naar aanleiding van het zich niet kunnen verenigen met de inhoud van de aanbestedingsdocumenten, de beantwoording van vragen in het kader van nota’s van inlichtingen of de reactie van de opdrachtgever op klachten van de geselecteerde gegadigde, dient in de termijn voor het indienen van de inschrijving aanhangig te zijn gemaakt bij de rechter te Amsterdam.”
2.6.
Het gunningscriterium voor deze aanbesteding is de beste prijs-kwaliteit verhouding. In paragraaf 5.1 van de Leidraad wordt dat als volgt nader toegelicht:
In paragraaf 5.5 staat, voor zover van belang, het volgende:
“ Na de kwaliteitsbeoordeling wordt de prijskluis geopend voor het inschrijvingsbiljet. De inschrijvingssom die daarop staat vermeld, weegt mee in de EMVI-beoordeling, zoals is omschreven in paragraaf 5.1. (…)
De in de inschrijvingsstaten op te nemen bedragen dienen realistisch te zijn en in redelijke verhouding te staan tot aard en omvang van het werk.
Van toepassing zijn de standaard RAW raamovereenkomst artikelen 01.01.06 en 01.01.07.
(…)
Wat betreft de onderbouwing van de eenheidsprijzen: De gemeente zal controleren of de eenheidsprijzen die de inschrijver heeft opgevoerd, deugdelijk zijn onderbouwd. (…)”.
2.7.
In de selectiefase zijn uit veertien aanmeldingen vijf gegadigden geselecteerd. Deze gegadigden hebben ingeschreven, waaronder [eiseres] en de Combinatie.
2.8.
Bij brief van 9 juli 2021 heeft de Gemeente als gunningsbeslissing aan [eiseres] meegedeeld dat zij als derde is geëindigd en dat zij voornemens is de opdracht aan de Combinatie en Mobilis te gunnen. In de brief staat, voor zover van belang, het volgende:

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat en na eiswijziging –:
primair
1. de Gemeente te veroordelen om de gunningsbeslissing van 9 juli 2021 in te trekken;
2. de Gemeente te verbieden de opdracht te gunnen aan de Combinatie;
3. de Gemeente te gebieden om als zij de opdracht wenst te gunnen dat aan [eiseres] en Mobilis te doen;
subsidiair
1. de Gemeente te veroordelen om de gunningsbeslissing van 9 juli 2021 in te trekken;
2. de Gemeente te veroordelen tot het doen van nader onderzoek naar de inschrijvingen, met inachtneming van dit vonnis en op basis van dit onderzoek een gemotiveerde hernieuwde gunningsbeslissing te sturen aan de inschrijvers;
meer subsidiair
de Gemeente te gebieden de aanbestedingsprocedure te staken en gestaakt te houden.
[eiseres] vordert tot slot de Gemeente te veroordelen in de proceskosten (inclusief nakosten), te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
[eiseres] stelt dat de inschrijfsom van de Combinatie abnormaal laag is. Een lagere inschrijfsom dan waarmee [eiseres] heeft ingeschreven, € 1.375.892,74, is immers niet reëel. De inschrijfsom van de Combinatie is echter € 967.298,30. Een bedrag van € 408.594,44 lager dan de inschrijfsom van [eiseres] . Alleen de begroting van de materiaalkosten van [eiseres] komt al in de buurt van de inschrijfsom van de Combinatie. Nummer vijf van de gegadigden die al ervaring had met de uitvoering van onderhavige werkzaamheden heeft bovendien met een bedrag van € 1.415.000,00 ingeschreven. Verder zou de inschrijfsom, rekening houdend met de in de Leidraad opgenomen verwachte waarde, aldus moeten zijn:
  • Brug € 450.000,00
  • Kade 135/100 x € 650.000,00 =
€ 1.327.500,00
Daarbij heeft de Gemeente ervoor gekozen inschrijvers te verbieden te werken met eenmalige kortingen en te gebieden in te schrijven met vaste percentages voor algemene kosten (12%) en winst en risico (5%) en heeft zij gekozen voor “eerlijk geld voor eerlijk werk”. Verder was te verwachten dat gelet op de stijging van de bouwkosten sinds mei 2021 de inschrijfsom eerder hoger dan lager dan rond de
€ 1.327.500,00 zou liggen. Bovendien leert het Impresa Lombardini arrest (HvJ EG, 27 november 2001, C 285/99) dat de gemiddelde van alle ingediende inschrijvingen als uitgangspunt kan dienen om te beoordelen of sprake is van een abnormaal lage inschrijving. In deze aanbesteding ligt het gemiddelde op € 1.378.759,41. Dat is € 411.461,11 hoger dan de inschrijfsom van de Combinatie en bijna exact de inschrijfsom van [eiseres] .
3.3.
Voor de Gemeente had dit alles aanleiding moeten zijn tot het doen van nader onderzoek. Van de Gemeente mocht een actievere rol worden verwacht. De Gemeente schrijft in de gunningsbeslissing dat de ontvangen inschrijvingen zorgvuldig zijn gecontroleerd en beoordeeld, maar zij heeft dat niet aannemelijk gemaakt. [eiseres] vraagt zich af waaruit blijkt dat inschrijfsommen van de Gemeente en de nummer 2 Mobilis zijn geverifieerd. In artikel 2.34.1 ARW 2016 staat dat als een inschrijving is gedaan die in verhouding tot de verrichten opdracht abnormaal laag
lijkt, de aanbesteder schriftelijk om een toelichting op de prijs en kosten vraagt. Dat is niet gebeurd. Ook op grond van paragraaf 5.5 van de Leidraad diende de Gemeente te controleren of de aangeboden eenheidsprijzen deugelijk zijn gemotiveerd. Door de inactieve rol van de Gemeente is bovendien niet duidelijk of de abnormaal lage prijs het gevolg is van het niet-naleven van verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal- en arbeidsrecht.
3.4.
Volgens [eiseres] komt de onderhavige gunningsystematiek in feite neer op gunning op grond van de laagste prijs. Dat is – bij afwezigheid van een daartoe strekkende motivering – niet toegestaan. In deze aanbesteding is het kwaliteitsaspect namelijk verdisconteerd in een fictieve korting. Dat betekent in dit geval dat de kwaliteit van [eiseres] niet relevant is geweest voor de weging. Immers ook als de Combinatie laag had gescoord op kwaliteit was zij winnaar geworden. De fictieve inschrijfsom van [eiseres] is namelijk hoger dan de werkelijke inschrijfsom van de Combinatie.
3.5.
[eiseres] stelt verder dat de aanbestedingsstukken en de beoordelingssystematiek van de Gemeente onvoldoende transparant zijn. De inhoud van de stukken zijn multi-interpretabel en en onduidelijk is wat de gunningscriteria precies omvatten en hoe zij in verhouding staan met de inkoopdoelen van de Gemeente. Daarnaast is de gunningsbeslissing onvoldoende gemotiveerd. De opvallend lage inschrijfsom van de Combinatie had reden moeten zijn voor een nadere aanvullende motivatie. Alleen al daarom kan de gunningsbeslissing geen stand houden. De Gemeente heeft in strijd gehandeld met aanbestedingsrechtelijke beginselen en algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Tot is het bezwaarlijk dat de Gemeente hangende deze procedure twee voorbereidingsopdrachten een de zittende aannemer heeft verstrekt, aldus steeds [eiseres] .
3.6.
De Gemeente voert – samengevat – het volgende verweer.
Zij betwist dat de Combinatie een abnormaal lage inschrijving heeft gedaan. Er is sprake van een marktconforme inschrijving. Het enkele feit dat er een concurrerende (lagere) prijs is neergelegd betekent niet dat er sprake is van een abnormaal lage inschrijving. Bovendien kan de Gemeente niet worden verplicht een inschrijving op deze grond uit te sluiten. Daarnaast heeft de kostendeskundige van de Gemeente de inschrijving van de Combinatie gecontroleerd en niets afwijkends ontdekt. Ook is geen sprake van dubbelzinnige bepalingen in de Leidraad, in die zin dat dat beoordelingscriteria op verschillende manieren zijn te interpreteren. Een eventuele onduidelijkheid had bovendien eerder moeten worden gemeld en [eiseres] heeft uitgebreid de mogelijkheid gehad voor het stellen van vragen. Ook de antwoorden in de Nota’s Inlichtingen hebben niet tot bezwaren en nadere vragen geleid. De Gemeente heeft alle inschrijvingen beoordeeld conform de Leidraad.
3.7.
De Combinatie vordert – samengevat –:
1. [eiseres] niet ontvankelijk te verklaren in haar vorderingen, althans haar vorderingen af te wijzen,
2. voor zover voor de tussenkomst een vordering vereist is:
de Gemeente te gebieden haar gunningsvoornemen aan de Combinatie ongewijzigd te handhaven en tot uitvoering te brengen, tenzij zij de opdracht niet meer wenst te gunnen en [eiseres] te gebieden te gehengen en gedogen dat de opdracht aan de Combinatie gegund zal worden.
Tot slot vordert de Combinatie [eiseres] en/of de Gemeente te veroordelen in de proceskosten.
3.8.
[eiseres] voert hiertegen verweer, zoals onder 3.2 tot en met 3.5 samengevat weergegeven.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het spoedeisend belang van [eiseres] vloeit voort uit de aard van de vorderingen.
Abnormaal lage inschrijving?
4.2.
[eiseres] stelt dat de Combinatie met een abnormaal lage inschrijfsom van € 967.298,30 heeft ingeschreven en haar inschrijving ter zijde moet worden gelegd.
Voorop staat dat de mogelijkheid om na onderzoek een inschrijving uit te sluiten als abnormaal laag een discretionaire bevoegdheid van de aanbesteder betreft. Dit betekent dat een aanbestedende dienst (doorgaans) niet gehouden is tot uitsluiting over te gaan en op haar ook geen verplichting rust om op verzoek van een andere (verliezende) inschrijver daartoe over te gaan. De mogelijkheid tot het afwijzen van een abnormale inschrijving is er immers ter bescherming van het belang van de aanbesteder. [eiseres] kan dus niet van de Gemeente eisen dat zij de inschrijving van de Combinatie uitsluit.
4.3.
Overigens is de enkele constatering dat de inschrijfsom van de Combinatie beduidend lager is dan de inschrijfsom van [eiseres] ook niet voldoende om te vermoeden dat sprake is van een irreële inschrijving van de Combinatie. [eiseres] speculeert dat de Combinatie wellicht slimme trucjes met kortingen (in strijd met de Leidraad en RAW-systematiek) heeft toegepast en niet realistisch heeft ingeschreven, maar heeft voor die speculaties onvoldoende handen en voeten gegeven, zeker in het licht van het verweer van de Combinatie en de nadere toelichting van de Gemeente ter zitting.
4.4.
De Combinatie heeft aangevoerd dat zij haar inschrijfsom heeft gebaseerd op de eisen uit de aanbestedingsstukken gecombineerd met financiële cijfers (kengetallen) die zij heeft vergaard bij de eerdere uitvoering van vergelijkbare werkzaamheden als in de twee casus. In de periode tussen 30 december 2016 en 31 mei 2019 heeft zij namelijk gelijkwaardige projecten uitgevoerd. De Combinatie stelt dat zij in de praktijk al heeft bewezen met het geoffreerde prijsniveau de werkzaamheden goed en deugdelijk te kunnen uitvoeren. Bovendien kan het door [eiseres] gestelde verschil in de begroting van de materiaalkosten worden verklaard uit het feit dat de Combinatie door eerdere projecten, grootschalige inkoop en goede relaties inkoopvoordeel en gunstige overeenkomsten kan krijgen. Zij heeft tot slot haar werkproces geoptimaliseerd en bundelt de krachten van beide firmanten in de Combinatie. Door de krachten te bundelen ontstaat er bij de Combinatie meer slag- en daadkracht waardoor veel kwaliteit en snelheid kan worden geleverd tegen een scherpe prijs, aldus steeds de Combinatie.
4.5.
De Gemeente heeft toegelicht dat zij de inschrijving van de Combinatie heeft laten verifiëren door een kostendeskundige en dat deze daar niets afwijkends in heeft gezien. Voor de werkwijze van de Gemeente zie verder hierna onder 4.8.
4.6.
De toelichting van zowel De Combinatie als de Gemeente is begrijpelijk. Deze zijn weliswaar niet nader met stukken onderbouwd, maar in het licht hiervan zijn de (niet nader onderbouwde) stellingen van [eiseres] in ieder geval onvoldoende om te oordelen dat sprake is van een abnormaal lage inschrijving. Ook de vergelijking van de inschrijfsom van de Combinatie met de gemiddelde inschrijfsom kan [eiseres] niet baten. Het enkele gegeven dat die sterk afwijkt, maakt niet dat getwijfeld moet worden aan het realiteitsgehalte van de inschrijving.
Nader onderzoek vereist?
4.7.
In Afdeling 2.34 van het op deze aanbesteding van toepassing zijnde ARW 2016 staan de bepalingen die zien op
abnormaal lage inschrijvingen. In artikel 2.34.1 staat – kort gezegd – dat indien een inschrijving is gedaan die in verhouding tot de te verrichten opdracht abnormaal laag
lijkt, de aanbesteder schriftelijk om een toelichting verzoekt en in overleg met de inschrijver de verstrekte informatie wordt onderzocht. In artikel 2.34.5 is voorts bepaald dat de aanbesteder een inschrijving uitsluitend kan afwijzen indien het lage niveau van de voorgestelde prijzen of kosten niet genoegzaam wordt gestaafd door het verstrekte bewijsmateriaal, rekening houdend met de in artikel 2.34.2 bedoelde elementen. Verder staat in paragraaf 5.5 van de Leidraad dat de Gemeente zal controleren of de aangeboden eenheidsprijzen deugelijk zijn onderbouwd.
4.8.
[eiseres] stelt dat de Gemeente conform artikel 2.34.1 ARW gehouden is tot het doen van nader onderzoek naar de volgens haar abnormaal lage inschrijving van de Combinatie. Dit standpunt wordt niet gevolgd. [eiseres] kan, in lijn met hetgeen onder 4.2 is overwogen, de Gemeente niet verplichten tot onderzoek en, zoals onder 4.3 is overwogen, is er bovendien geen reden om aan te nemen dat sprake is van een abnormaal lage inschrijfsom. Op de zitting heeft de Gemeente toegelicht dat zij de inschrijving van de Combinatie heeft laten verifiëren en hoe deze daarbij te werk is gegaan. Conform paragraaf 5.5. van de Leidraad is gecontroleerd of de genoemde prijzen realistisch (en kostendekkend) zijn en in redelijke verhouding staan tot de aarde en de omvang van het werk. Verder is nagegaan of de kostenposten op de twee fictieve inschrijvingsstaten herleidbaar zijn tot de kostenposten van de derde inschrijvingsstaat die niet is meegewogen bij de gunningsbeslissing. Deze derde inschrijvingsstaat bevat een groter aantal kostenposten dan de fictieve inschrijvingsstaten en is dus uitgebreider. Deze derde inschrijvingsstaat maakt onderdeel uit van de ROK, waarin eenheidsprijzen staan die als basis dienen voor de NOK’s. Dit zijn dus de prijzen die de inschrijver moet hanteren bij de uitvoering van de overeenkomsten. Er is dus sprake geweest van een controle en voor de Gemeente vormde die geen aanleiding tot onderzoek in de zin van artikel 2.34.1 ARW. In beginsel kan erop worden vertrouwd dat de inschrijving door de Gemeente correct en zorgvuldig is beoordeeld. Hoewel [eiseres] hierom heeft gevraagd, hoeft de Gemeente niet met schriftelijk stukken te bewijzen dat en hoe zij de controle heeft verricht.
De beoordelingssystematiek
4.9.
[eiseres] stelt voorts dat de gunningssystematiek in feite neerkomt op gunning op basis van de laagste prijs hetgeen zonder nadere motivering niet mag.
De voorzieningenrechter is met de Gemeente van oordeel dat [eiseres] haar rechten heeft verwerkt om hierover te klagen. Volgens de vaste Grosmann-jurisprudentie mag immers van een redelijk handelend (potentiële) inschrijver worden verwacht dat hij zijn bezwaren zo spoedig mogelijk kenbaar maakt bij de aanbestedende dienst. Indien een (potentiële) inschrijver vóór inschrijving al bekend is met vermeende gebreken in de aanbesteding, dan dient hij die voorafgaand aan de inschrijving kenbaar te maken. [eiseres] kan achteraf de vooraf bekend gemaakte gunningssystematiek niet meer ter discussie stellen. Ten overvloede wordt overwogen dat ook geen sprake is van gunning op basis van de laagste prijs. De te behalen fictieve korting van € 700.000,00 (door te scoren op kwaliteit) in verhouding tot de gemiddelde inschrijfsom is immers significant te noemen. Inschrijvers konden door de scoren op kwaliteit hun prijs beïnvloeden en in feite hun inschrijving op beslissende wijze opwaarderen.
Schending van beginselen?
4.10.
[eiseres] stelt verder dat de aanbestedingsstukken en de beoordelingssystematiek van de Gemeente onvoldoende transparant zijn en aanbestedelijksrechtelijke beginselen en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn geschonden. Ook op dit onderdeel geldt dat [eiseres] haar kritiek dat bepalingen in de Leidraad multi-interpretabel zijn en onduidelijk is wat de gunningscriteria precies omvatten, eerder kenbaar had moeten maken. In dit verband wordt ook verwezen naar de artikelen 4.10 en 4.13 van de Leidraad, die in deze situatie van toepassing zijn. Er is uitgebreid gelegenheid geweest voor het stellen van vragen en het gaat niet om achteraf gebleken onduidelijkheden die van invloed zijn geweest op de inschrijving van [eiseres] , althans [eiseres] heeft dat onvoldoende toegelicht. [eiseres] heeft in de dagvaarding slechts één concreet voorbeeld genoemd van een onduidelijk passage en slechts globaal en onvoldoende gemotiveerd haar kritiek daarop gegeven. Haar kritiek lijkt voor te komen uit haar teleurstelling over de uitkomst van deze aanbesteding. De stelling van [eiseres] op dit onderdeel kan haar niet baten. Gelet op al het voorgaande vanaf 4.2 kan evenmin worden vastgesteld dat de Gemeente te summier is geweest bij de motivering van haar gunningsbeslissing.
4.11.
Ook het verwijt van [eiseres] dat de Gemeente hangende deze procedure onderhands twee voorbereidingsopdrachten onder de drempelwaarde heeft verstrekt, is voor de beoordeling van het geschil niet van belang. Hiermee heeft de Gemeente niet in strijd met het aanbestedingsrecht gehandeld.
4.12.
Gelet op het voorgaande zullen de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen. De voorwaardelijke vordering van de Combinatie wordt beschouwd als niet ingediend, omdat voor het voor de tussenkomst niet noodzakelijk is dat een zelfstandige vordering wordt ingesteld.
4.13.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Gemeente en de Combinatie worden voor elk begroot op:
- griffierecht € 667,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.683,00.
Ten aanzien van de Gemeente zal [eiseres] ook worden veroordeeld in de nakosten, zoals gevorderd.
4.14.
De kosten van de behandeling van het verzoek tot tussenkomst worden begroot op nihil.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
weigert de gevraagde voorzieningen,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 1.683,00,
5.3.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de Combinatie tot op heden begroot op € 1.683,00,
5.4.
veroordeelt [eiseres] voor de Gemeente in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 voor salaris advocaat, te vermeerderen met € 85,00 en de kosten van het betekeningsexploot ingeval betekening van dit vonnis plaatsvindt,
5.5.
verklaart deze kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2021. [1]
Bij afwezigheid van mr. R.A. Dudok van Heel, is dit vonnis ondertekend door
mr. E.A. Messer, voorzieningenrechter, die het vonnis uitsprak.

Voetnoten

1.type: