Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek op de zitting
mr. C.J. Cnossen en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.G. Emsbroek, naar voren hebben gebracht.
Rechtbank Amsterdam
In de strafzaak tegen twee mannen van 36 en 38 jaar, die beschuldigd werden van zware mishandeling en openlijke geweldpleging in vereniging, heeft de rechtbank Amsterdam op 5 november 2021 uitspraak gedaan. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 22 december 2015 op de Nassaukade, waarbij de aangever, een vriend van de verdachten, gewond raakte. De officier van justitie stelde dat de verdachten zich schuldig hadden gemaakt aan zware mishandeling door de aangever met een kapotgeslagen fles in het gezicht te steken en hem in het water te duwen. De verdediging betwistte de beschuldigingen en pleitte voor vrijspraak wegens gebrek aan bewijs.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank de verklaringen van de aangever en de verdachten zorgvuldig gewogen. De rechtbank concludeerde dat de verklaringen van de aangever inconsistent waren en niet ondersteund door objectief bewijs. Er werd geen plaats delict aangetroffen en de verklaringen van de verdachten waren grotendeels ondersteunend aan elkaar. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de aangever letsel had opgelopen door toedoen van de verdachten. Daarom sprak de rechtbank de verdachten vrij van zowel zware mishandeling als openlijke geweldpleging.
De rechtbank benadrukte dat voor een bewezenverklaring van mishandeling niet alleen lichamelijk letsel of pijn moet worden aangetoond, maar ook dat er sprake moet zijn van een hevige onlust veroorzakende gewaarwording. Aangezien de aangever niet voldoende bewijs had geleverd voor deze elementen, werd ook de beschuldiging van mishandeling verworpen. De uitspraak van de rechtbank was een bevestiging van de onschuld van de verdachten in deze zaak.