Op 27 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen met bijbehorende munitie. De zaak kwam voort uit een doorzoeking op 15 september 2020, waarbij een vuurwapen en munitie werden aangetroffen in de slaapkamer van de verdachte. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks haar verweer over het niet gewaarborgd zijn van haar zwijgrecht, schuldig was aan het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen. De officier van justitie had gevorderd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde, terwijl de raadsman van de verdachte betoogde dat de verklaringen van de verdachte niet gebruikt mochten worden als bewijs vanwege vormverzuimen. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen die de verdachte had afgelegd voor het aantreffen van het wapen niet gebruikt konden worden, maar dat de verklaring die zij had afgelegd bij de rechter-commissaris wel als bewijs kon dienen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 26 weken, waarvan 19 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Tevens werden de in beslag genomen voorwerpen, waaronder het vuurwapen en de munitie, verbeurd verklaard.