ECLI:NL:RBAMS:2021:6194

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
AMS 21/226
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing Wajong-uitkering wegens niet duurzaam ontbreken arbeidsvermogen

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 26 oktober 2021, is de zaak aan de orde waarin [eiseres] een Wajong-uitkering heeft aangevraagd. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) heeft deze aanvraag op 21 juli 2020 afgewezen, omdat [eiseres] op dat moment geen arbeidsvermogen had. Na bezwaar heeft het Uwv het besluit op 29 december 2020 gehandhaafd, wat heeft geleid tot beroep bij de rechtbank. Tijdens de zitting op 22 september 2021 heeft [eiseres] haar situatie toegelicht, waarbij zij aangaf te lijden aan psychische klachten, waaronder schizofrenie en autisme, die haar arbeidsvermogen belemmeren. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv voldoende heeft gemotiveerd dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is, gezien de mogelijkheid van verbetering door behandeling. De rechtbank oordeelt dat de medische deskundigen van het Uwv terecht hebben geconcludeerd dat er kansen zijn op verbetering van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie. De rechtbank heeft het beroep van [eiseres] ongegrond verklaard, wat betekent dat de afwijzing van de Wajong-uitkering door het Uwv terecht was. Er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/226

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),
en
de raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder
(gemachtigde: mr. I.L.M. Dunselman).
Partijen worden hierna [eiseres] en het Uwv genoemd.

Procesverloop

Op 21 juli 2020 heeft het Uwv geweigerd om aan [eiseres] een Wajong-uitkering [1] toe te kennen. [eiseres] heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt.
Op 29 december 2020 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard. [eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 22 september 2021. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde en haar vader, [naam vader] . Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De aanleiding voor deze procedure
1. [eiseres] , geboren op [geboortedatum] 1997, heeft op 31 maart 2020 een Wajong-uitkering aangevraagd, door het Uwv ontvangen op 14 april 2020 (datum in geding). In de aanvraag heeft [eiseres] vermeld dat zij kampt met psychose en autisme en - als gevolg daarvan - met angst, depressieve gevoelens, prikkelgevoeligheid, vermoeidheid en problemen met concentratie en informatieverwerking. Na verzekeringsgeneeskundig en arbeidskundig onderzoek heeft het Uwv de onder ‘Procesverloop’ weergegeven besluiten genomen.
2. Aan het bestreden besluit ligt ten grondslag dat [eiseres] geen arbeidsvermogen heeft, maar dat deze situatie niet duurzaam is, aangezien de behandeling van [eiseres] kan leiden tot verbetering van haar beperkingen.
3. [eiseres] betoogt dat zij duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Zij is gediagnosticeerd met schizofrenie en autismespectrumstoornis. Haar belastbaarheid zal alleen maar afnemen, dan wel stabiel blijven, zonder behandelmogelijkheden. [eiseres] volgt bij een psychiater een therapie gericht op stabilisatie van de klachten. Tot nu toe heeft [eiseres] nog maar twee keer een gesprek gehad, alleen over medicatie. Een behandelplan is niet opgesteld. Een ambulant verpleegkundige bezoekt [eiseres] soms aan huis, soms is het contact alleen telefonisch. Volgens [eiseres] dragen de gesprekken niet bij aan verbetering van haar klachten.
4. Het wettelijk kader is opgenomen in de bijlage die deel uitmaakt van deze uitspraak.
Beoordeling van het beroep
5. Niet ter discussie staat dat [eiseres] op 14 april 2020 geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) heeft, omdat zij voldoet aan de voorwaarde dat zij niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur. Partijen zijn verdeeld over de vraag of het ontbreken van arbeidsvermogen duurzaam is.
6. Het Uwv hanteert bij de beoordeling van de duurzaamheid van het ontbreken van arbeidsvermogen een beoordelingskader, dat is opgenomen in Bijlage 1 van het ‘Compendium Participatiewet’. [2]
7. Volgens het beoordelingskader spreekt de verzekeringsarts zich uit over de ontwikkeling van de mogelijkheden van betrokkene, uitgaande van de medische situatie zoals die is op het moment waarop de beoordeling betrekking heeft. Voor zover de verzekeringsarts, overeenkomstig het stappenplan, niet zelfstandig over het duurzaam ontbreken van arbeidsvermogen kan besluiten, spreken verzekeringsarts en arbeidsdeskundige zich gezamenlijk uit over de te verwachten ontwikkeling van betrokkene en of die al dan niet tot arbeidsvermogen kan leiden.
8. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft [eiseres] geen arbeidsvermogen op medische gronden: [eiseres] is door ernstige psychische klachten niet in staat om gedurende een uur achtereen werken. Om te beoordelen of [eiseres] behandelmogelijkheden heeft die kunnen leiden tot verbetering van de beperkingen zodanig dat hierdoor arbeidsvermogen kan ontstaan, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep informatie opgevraagd bij de behandelend psychiater. Uit die informatie blijkt dat de behandeling van [eiseres] (naast stabilisatie) ook is gericht op het verbeteren van het functioneren in, uiteindelijk, betaalde arbeid. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep betekent dit dat de behandeling inderdaad gericht is op het verbeteren van het functioneren en dat om die reden de beperkingen nog niet als duurzaam moeten worden beoordeeld; in lijn ook met het protocol schizofrenie, dat evenmin uitsluit dat op termijn belastbaarheid voor arbeid kan ontstaan. Op grond van het bovenstaande heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep zich op het standpunt gesteld dat niet valt uit te sluiten dat [eiseres] in de toekomst een taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie; het ontbreken van mogelijkheden tot arbeidsparticipatie is dus niet duurzaam.
9. De rechtbank oordeelt dat het Uwv met het bovenstaande voldoende heeft gemotiveerd dat op de beoordelingsdatum 14 april 2020 niet was uitgesloten dat de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie van [eiseres] zich nog zouden ontwikkelen door behandeling en (medische) begeleiding. Het beknopte verslag van de behandelend psychiater bevestigt dit standpunt. De beoordeling van de duurzaamheid betreft een inschatting van de kansen op verbetering van de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie op dat moment. [eiseres] heeft op de zitting toegelicht dat zij van de medicatie veel bijwerkingen ondervindt en van de psychose nog restverschijnselen. Het moet voor [eiseres] dan ook een flinke stap zijn geweest om naar de zitting te komen en het woord te voeren. De rechtbank ziet, op basis van de rapporten van de verzekeringsartsen, echter mogelijkheden voor verbetering van haar functioneren. [eiseres] heeft weliswaar blijvende beperkingen, maar is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep nog niet uitbehandeld. Zij kan in de toekomst opnieuw gaan werken, bijvoorbeeld in beschutte omstandigheden. [eiseres] heeft op de zitting de rechtbank duidelijk gemaakt dat zij dit anders ziet. De rechtbank heeft de visie van [eiseres] meegenomen in haar beoordeling maar is van oordeel dat het oordeel van de medische deskundige doorslaggevend is.
10. De rechtbank concludeert dat het ontbreken van arbeidsvermogen niet duurzaam is. Het Uwv heeft de aanvraag van [eiseres] om een Wajong-uitkering daarom terecht afgewezen.
Conclusie
11. Het beroep is ongegrond. [eiseres] krijgt dus geen gelijk.
12. Voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.M. van de Ven, rechter, in aanwezigheid van mr. R.M.N. van den Hazel, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 26 oktober 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak is hoger beroep mogelijk

U kunt binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.
Is uw zaak spoedeisend en moet er al tijdens de procedure in hoger beroep iets worden beslist wat niet kan wachten, dan kunt u de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige maatregel te treffen.

Bijlage

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Artikel 1a:1. Jonggehandicapte
1. Jonggehandicapte in de zin van dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen is de ingezetene die:
a. op de dag waarop hij achttien jaar wordt als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft;
b. na de in onderdeel a bedoelde dag als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in het jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de dag waarop dit is ingetreden, gedurende ten minste zes maanden studerende was.
(. . .)
4. Onder duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben wordt in dit hoofdstuk en de daarop berustende bepalingen de situatie verstaan waarin de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet kunnen ontwikkelen.
Artikel 1a:11. Aanvraag recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering
1. Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen stelt op aanvraag vast of recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk bestaat.
2. Het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering op grond van dit hoofdstuk ontstaat op de dag waarop de aanvraag, bedoeld in dit artikel, werd ingediend, met dien verstande dat dit recht niet eerder kan ontstaan dan de dag waarop de betrokkene achttien jaar wordt.
Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten
Artikel 1a. Geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie
1. Betrokkene heeft geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie als bedoeld in de artikelen 1a:1, eerste lid, 2:4, eerste lid, en 3:8a, eerste lid, van de Wajong, indien hij:
a. geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
b. niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
c. niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van een uur; of
d. niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
2. Een taak als bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, is de kleinste eenheid van een functie en bestaat uit één of meerdere handelingen.

Voetnoten

1.Uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
2.Te raadplegen op: https://www.uwv.nl/particulieren/Images/compendium-participatiewet.pdf (pagina 63).