In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, aangeduid als het college. De zaak betreft de vraag of de transitievergoeding die [eiser] bij zijn ontslag heeft ontvangen, terecht als inkomen is aangemerkt door het college, wat heeft geleid tot een korting op zijn bijstandsuitkering.
De achtergrond van de zaak is dat [eiser] van 2001 tot juli 2019 in deeltijd heeft gewerkt en sinds juni 2019 een WIA-uitkering ontvangt, naast aanvullende bijstand. Na de ontbinding van zijn dienstverband per 1 augustus 2019 ontving hij een transitievergoeding van € 8.103. Het college heeft deze vergoeding als inkomen aangemerkt, omdat [eiser] deze niet heeft aangewend voor re-integratie of ander werk.
Tijdens de zitting op 4 oktober 2021 heeft [eiser] betoogd dat het college de transitievergoeding ten onrechte als inkomen heeft aangemerkt. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de transitievergoeding moet worden aangemerkt als inkomen volgens artikel 32 van de Participatiewet (Pw), ook in het geval van [eiser], die langdurig arbeidsongeschikt is. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college voldoende maatwerk heeft geleverd door het terug te betalen bedrag aan te passen aan de financiële situatie van [eiser].
De rechtbank heeft het beroep van [eiser] ongegrond verklaard, wat betekent dat hij geen gelijk heeft gekregen in deze zaak. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van het griffierecht. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.