ECLI:NL:RBAMS:2021:6188

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2021
Publicatiedatum
29 oktober 2021
Zaaknummer
C/13/704846 / KG ZA 21-618
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van woonruimte in begeleide woonvoorziening zonder huurbescherming door zorgelement

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 september 2021 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting [eiseres] en de bewindvoerder van [gedaagde]. De zaak betreft de ontruiming van een woonruimte in een begeleide woonvoorziening. Stichting [eiseres] heeft de begeleidings- en huurovereenkomst met [gedaagde] opgezegd, omdat hij zich niet aan de afspraken hield en zich agressief gedroeg. De rechtbank oordeelde dat de opzegging van de overeenkomst rechtsgeldig was en dat [gedaagde] geen huurbescherming genoot, omdat het zorgelement in de overeenkomst overheersend was. De voorzieningenrechter heeft Stichting [eiseres] in het gelijk gesteld en [gedaagde] veroordeeld om binnen 48 uur de woonruimte te ontruimen. Tevens is [gedaagde] veroordeeld tot betaling van huurachterstand en proceskosten. De rechtbank heeft geoordeeld dat de gevolgen van de ontruiming voor [gedaagde] zwaar zijn, maar dat de omstandigheden van het geval rechtvaardigen dat Stichting [eiseres] haar bevoegdheid tot opzegging heeft uitgeoefend. De vorderingen van [gedaagde] in reconventie zijn afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht, voorzieningenrechter civiel
zaaknummer / rolnummer: C/13/704846 / KG ZA 21-618 MDvH/MvG
Vonnis in kort geding van 3 september 2021
in de zaak van
de stichting
STICHTING [eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiseres bij dagvaarding van 19 juli 2021,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. L.L.M.M. Smeets te Amsterdam,
tegen
[bewindvoerder], handelende onder de naam ‘ [handelsnaam] ’,
gevestigd te [vestigingsplaats 2] ,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder van
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
advocaat mr. K.E. van Lotringen te Amsterdam.
Eiseres zal hierna Stichting [eiseres] worden genoemd. Gedaagde zal hierna de bewindvoerder en/of [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding op 19 augustus 2021 heeft Stichting [eiseres] haar vorderingen toegelicht. De bewindvoerder heeft verweer gevoerd en tevens tegenvorderingen (eis in reconventie) ingesteld. Stichting [eiseres] heeft de tegenvorderingen bestreden. Beide partijen hebben producties en een pleitnota in het geding gebracht. Onder de producties van Stichting [eiseres] bevinden zich videobeelden. Deze heeft de voorzieningenrechter niet bekeken. Vonnis was bepaald op 2 september 2021. Het vonnis is uiteindelijk op 3 september gewezen en uitgesproken.
1.2.
Op de mondelinge behandeling waren aanwezig:
- aan de zijde van Stichting [eiseres] : [naam 1] , ambulant begeleider, [naam 2] , zorgcoördinator, en mr. Smeets;
- [gedaagde] , de bewindvoerder en mr. Van Lotringen.

2.De feiten

2.1.
Stichting [eiseres] is een zorginstelling die als missie heeft om de cirkel van afhankelijkheid, onmacht en uitsluiting van haar cliënten te doorbreken door hen te begeleiden om op een duurzame wijze zelfstandig te kunnen wonen en leven.
2.2.
Stichting [eiseres] huurt van Overweg Beheer B.V. het pand aan de [locatie] , bestaande uit 41 zelfstandige woningen. In de het pand aan de [locatie] wonen 41 voormalig dak- en thuislozen met psychische problemen, verslavingsproblematiek en/of licht verstandelijke handicap, ieder in een eigen ‘ [woonvorm] ’. Stichting [eiseres] biedt deze mensen in deze 24-uurs woonvoorziening opvang en persoonlijke begeleiding. Het hoofddoel is dat ze uiteindelijk blijvend zelfstandig worden en doorgroeien naar een zogenaamde omslagwoning, een eigen zelfstandige woning die niet door Stichting [eiseres] wordt beheerd.
2.3.
Op grond van een tussen Stichting [eiseres] en [gedaagde] gesloten begeleidings- en huurovereenkomst begeleidt Stichting [eiseres] [gedaagde] sinds 28 juni 2018 en verhuurt zij vanaf die dag aan [gedaagde] een [woonvorm] in het pand aan de [locatie] (met nummer [locatie] ).
2.4.
Stichting [eiseres] ontvangt sinds februari 2020 meldingen over [gedaagde] van werknemers en medebewoners die gaan over agressie, intimidatie en/of bedreigingen (al dan niet met een mes) door [gedaagde] en geluidsoverlast, veroorzaakt door [gedaagde] .
2.5.
Bij brief van 14 juli 2020 heeft Stichting [eiseres] [gedaagde] een waarschuwing gegeven, omdat hij voor de tweede keer in een korte periode een medebewoner van de woonvoorziening aan de [locatie] met een mes had bedreigd, en heeft zij hem meegedeeld dat, als hij zich niet gedraagt, de begeleidings- en huurovereenkomst zal worden beëindigd.
2.6.
Stichting [eiseres] heeft de begeleidings- en huurovereenkomst een aantal keer opgezegd. De eerste keer in juli 2020 en de tweede keer in januari 2021. Beide keren is aan de opzegging ten grondslag gelegd dat [gedaagde] zich niet onder bewind wilde laten stellen voor zijn schuldenproblematiek. De eerste opzegging heeft Stichting [eiseres] ingetrokken, omdat [gedaagde] voor zijn schuldenproblematiek een advocaat had benaderd en de tweede opzegging omdat hij had aangekondigd zich onder bewind te laten stellen.
2.7.
Op 26 maart 2021 hebben Stichting [eiseres] en [gedaagde] voor de derde keer een begeleidings- en (onder)huurovereenkomst ondertekend op grond waarvan [gedaagde] de [woonvorm] huurt (blijft huren) tegen een huurprijs van laatstelijk € 608,18 per maand inclusief servicekosten. In artikel 3 van de begeleidingsovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende bepaald:

3. Duur/opzegging
(…)
De begeleidingsovereenkomst zal worden beëindigd zodra begeleiding van cliënt niet langer noodzakelijk is en/of partijen verdere begeleiding niet willen/kunnen voortzetten.
Zowel de aanbieder als de cliënt kunnen de begeleidingsovereenkomst opzeggen met een opzegtermijn van 1 maand.
De begeleidingsovereenkomst eindigt tevens indien de cliënt zich gedeeltelijk of geheel onttrekt aan de geboden begeleiding en/of de cliënt niet meewerkt aan het individuele begeleidingsplan wat samen met de aanbieder is opgesteld of de inspanningsverplichtingen niet nakomt.
De aanbieder zal zich, in geval van beëindiging van de huurovereenkomst en de onderhavige begeleidingsovereenkomst, inspannen om voor de cliënt alternatieve opvang en/of zorg te bewerkstelligen.”.
In de (onder)huurovereenkomst is, voor zover van belang, het volgende bepaald:
“(…)
- Door de woonruimte gecombineerd met zorg- en dienstverlening aan te bieden, biedt verhuurder de mogelijkheid aan huurder om met deze zorg- en dienstverlening zelfstandig te wonen.
(…)
- Alleen in het kader van deze zorg- en dienstverlening stelt verhuurder woonruimte ter beschikking, waarbij het zorgelement ten allen tijde voorop staat, hetgeen door huurder ondubbelzinnig wordt onderkend. Huurder zou nooit en te nimmer in de gelegenheid zijn geweest het gehuurde te huren indien hij geen cliënt van verhuurder zou zijn geweest, op basis van de door huurder ondertekende begeleidingsovereenkomst. Huurder kan bij het wegvallen van de begeleiding niet onverminderd aanspraak maken op het voorgezette huren van het gehuurde, in welke situatie hij het gehuurde leeg en ontruimd en vrij van gebruik en gebruiksrechten aan verhuurder op dient te leveren.
- De huurovereenkomst zal door huurder worden opgezegd, dan wel door verhuurder worden beëindigd, wanneer de begeleidingsovereenkomst wordt beëindigd.
- Huurder onderschrijft de redelijkheid van het bovenstaande en is bereid het gehuurde onder deze voorwaarden te huren.
(…)
Artikel 2 Huurperiode, verlenging, opzegging
(…)
2.4
De huurovereenkomst eindigt van rechtswege ingeval de begeleidingsovereenkomst wordt beëindigd. De datum van beëindiging van de begeleidingsovereenkomst is dan de datum van beëindiging van onderhavige huurovereenkomst.
(…)”.
2.8.
Bij beschikking van 31 maart 2021 van de kantonrechter van deze rechtbank is [gedaagde] onder bewind gesteld, met benoeming van de bewindvoerder als bewindvoerder.
2.9.
Bij brief van 15 april 2021 heeft Stichting [eiseres] [gedaagde] opnieuw een waarschuwing gegeven, dit keer omdat Stichting [eiseres] vermoedt dat hij vanuit zijn [woonvorm] handelt in drugs.
2.10.
Op [pleegdatum] heeft een medebewoner van de woonvoorziening aan de [locatie] aangifte gedaan van bedreiging, gepleegd door [gedaagde] . In het proces-verbaal van aangifte heeft deze medebewoner verklaard dat [gedaagde] hem met een mes heeft bedreigd.
2.11.
Bij brief van 19 mei 2021 heeft Stichting [eiseres] [gedaagde] een zogenaamde time-out gegeven, wat inhield dat hij zich van 20 tot en met 26 mei 2021 niet in, op of rond de [woonvorm] en de woonvoorziening van Stichting [eiseres] aan de [locatie] mag bevinden. [gedaagde] heeft zijn [woonvorm] (en het pand) – ondanks deze brief – niet verlaten.
2.12.
Bij brief van 21 mei 2021 aan [gedaagde] heeft Stichting [eiseres] de begeleidings- en huurovereenkomst voor de derde keer opgezegd en hem gemeld dat hij de [woonvorm] uiterlijk 21 juni 2021 moet hebben verlaten. In deze brief staat, voor zover van belang, het volgende:
“(…)
In de afgelopen jaren heeft u op diverse momenten incidenten veroorzaakt. U heeft meerdere mensen bedreigd, u hebt zich meermalen niet begeleidbaar opgesteld en op [pleegdatum] jl. heeft u een medebewoner achterna gezeten met een mes, althans bedreigd. Wij hebben u in het verleden meerdere waarschuwingen gegeven en zijn tot tweemaal toe eerder overgegaan tot beëindiging van de begeleidingsovereenkomst.
Wij hebben afspraken met u gemaakt ten aanzien van uw gedrag en de benodigde verbetering. Helaas zien wij geen verandering in uw gedrag en blijven er incidenten voorkomen. Op 20 mei jl. is aan u een Time-out gegeven en bent u verzocht de woning voor minimaal één week te verlaten. U hebt geweigerd hier opvolging aan te geven.
U komt uw afspraken conform begeleidingsovereenkomst niet na en bent onvoldoende begeleidbaar gebleken, waardoor wij de begeleiding en de daaraan gekoppelde huurovereenkomst beëindigen.
(…)”.
2.13.
Op 6 juli 2021 is [gedaagde] door de politierechter van deze rechtbank schuldig bevonden aan bedreiging met zware mishandeling, gepleegd op [pleegdatum] . Hij is hiervoor veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 10 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. [gedaagde] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
3. Het geschil
3.1.
Stichting [eiseres] vordert – samengevat – [gedaagde] te veroordelen:
I. om op straffe van een dwangsom zijn [woonvorm] te ontruimen en ontruimd te houden, bij gebreke waarvan Stichting [eiseres] wordt gemachtigd de ontruiming zelf te bewerkstelligen zo nodig met behulp van de sterke arm en op kosten van [gedaagde] ;
II. tot betaling van € 609,31 aan huurachterstand;
III. tot betaling € 609,31 per maand tot aan de dag van de ontruiming;
IV. in de proces- en nakosten, beide vermeerderd met wettelijke rente.
3.2.
Stichting [eiseres] stelt hiertoe het volgende. De begeleidings- en huurovereenkomst zijn aan elkaar gekoppeld, waardoor er sprake is van een gemengde overeenkomst. De zorg en begeleiding van [gedaagde] is het overheersende element in deze gemengde overeenkomst. [gedaagde] kan niet langer verblijven in de [woonvorm] in de woonvoorziening aan de [locatie] . Stichting [eiseres] heeft al het mogelijke gedaan om [gedaagde] te helpen. Hij woont inmiddels ook al een jaar langer dan de bedoeling is (drie jaar in plaats van twee jaar) aan de [locatie] . Hij heeft zich de afgelopen jaren meerdere keren niet begeleidbaar en agressief opgesteld. Stichting [eiseres] heeft [gedaagde] al twee keer een nieuwe kans gegeven, maar hij blijft zich gedragen in strijd met de gemaakte afspraken. Het is een terugkerend patroon dat [gedaagde] na beëindiging van de begeleiding zich welwillend opstelt en vertelt dat hij wil meewerken, maar uiteindelijk lukt het hem niet om verantwoordelijkheid te nemen en progressie te boeken. Hij moet zich begeleidbaar opstellen, medebewoners in de woonvoorziening en personeel van Stichting [eiseres] met respect behandelen en geen overlast veroorzaken. [gedaagde] heeft deze afspraken meerdere keren geschonden. Hij heeft op [pleegdatum] een medebewoner met een mes bedreigd. Naar aanleiding van dit incident heeft Stichting [eiseres] op 21 mei 2021 de begeleidingsovereenkomst op grond van artikel 3 van die overeenkomst opgezegd met inachtneming van een opzegtermijn van een maand. Daarmee eindigt ook de huurovereenkomst met [gedaagde] . De begeleidings- en huurovereenkomsten zijn derhalve rechtsgeldig geëindigd op 21 juni 2021 en [gedaagde] verblijft sindsdien zonder recht of titel in de [woonvorm] . Hij dient de huurachterstand van € 609,31 te betalen en is gehouden € 608,18 per maand te blijven betalen tot en met de dag dat hij de [woonvorm] heeft verlaten, dan wel uit de [woonvorm] wordt ontruimd.
3.3.
De bewindvoerder/ [gedaagde] heeft het volgende verweer gevoerd. [gedaagde] en Stichting [eiseres] hebben opeenvolgende tijdelijke huurovereenkomsten gesloten. Daardoor is een huurovereenkomst voor onbepaalde tijd ontstaan en geniet [gedaagde] huurbescherming. Hij is op eigen verzoek onder bewind gesteld en heeft daarmee voldaan aan de hoofdeis van Stichting [eiseres] om in de [woonvorm] te mogen blijven wonen. Tot voor kort was het voor hem onduidelijk waaruit de begeleiding van Stichting [eiseres] bestond en wat in dat kader van hem werd verwacht. [gedaagde] dacht aanvankelijk dat juist Stichting [eiseres] hem zou helpen met zijn schulden. Hij is nu met de bewindvoerder druk bezig om zijn schuldenproblematiek op te lossen. Verder volgt [gedaagde] met behulp van het UWV een re-integratietraject en hoopt hij op korte termijn weer werk te vinden. [gedaagde] werkt mee en heeft meegewerkt aan de begeleiding van Stichting [eiseres] en zich gehouden aan de door haar gestelde voorwaarden. [gedaagde] heeft een andere lezing van het incident op [pleegdatum] en ontkent dat hij een medebewoner van de woonvoorziening aan de [locatie] met een mes heeft bedreigd. Hij is hiervoor ten onrechte veroordeeld en is daarom in hoger beroep gegaan. Uit de opgelegde straf volgt dat het wel meevalt, omdat behoorlijk is afgeweken van wat gebruikelijk is bij bedreiging of een zwaarder delict. [gedaagde] heeft het incident inmiddels uitgepraat met de medebewoner en excuses gemaakt. Hij heeft groot belang bij het behouden van zijn woning. [gedaagde] is met de bewindvoerder zijn schuldenproblematiek aan het oplossen en met behulp van het UWV aan het re-integreren om vervolgens op zoek te gaan naar een baan. In het geval hij de [woonvorm] moet verlaten, kan hij niet tot de wettelijke schuldsanering worden toegelaten en is de kans dat [gedaagde] een baan vindt, zeer klein.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.Het geschil in reconventie

4.1.
[gedaagde] vordert, samengevat, Stichting [eiseres] te verplichten de begeleidingsovereenkomst met hem voort te zetten en hem aan te melden voor een omslagwoning binnen twee dagen na betekening van dit vonnis.
4.2.
De bewindvoerder/ [gedaagde] stelt hiertoe – in aanvulling op zijn verweer in conventie – het volgende. Stichting [eiseres] zou [gedaagde] aanmelden voor een omslagwoning zodra hij onder bewind gesteld zou zijn. Omdat hij nu onder bewind staat, dient Stichting [eiseres] zich aan deze afspraak te houden.
4.3.
Stichting [eiseres] verwijst voor haar verweer naar haar stellingen in conventie.
4.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling in conventie en in reconventie

5.1.
Gelet op de samenhang zullen de vorderingen in conventie en die in reconventie hierna samen worden behandeld.
5.2.
In een kort geding is een vordering tot ontruiming slechts toewijsbaar indien voldoende aannemelijk is dat de bodemrechter de vordering eveneens toewijst en indien van de eisende partij niet kan worden gevergd dat zij de uitkomst van een bodemprocedure afwacht.
5.3.
Uitgangspunt is dat Stichting [eiseres] de begeleidingsovereenkomst kan opzeggen en dat heeft zij gedaan. Stichting [eiseres] heeft de begeleidingsovereenkomst op grond van artikel 3 van die overeenkomst opgezegd, omdat, zo heeft zij het in haar opzeggingsbrief verwoord, [gedaagde] onvoldoende begeleidbaar is gebleken. Deze opzegging is alleen dan niet rechtsgeldig als het in het licht van alle omstandigheden van het geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Stichting [eiseres] van haar opzeggingsbevoegdheid gebruik maakt. Voor zover [gedaagde] het verweer heeft gevoerd dat de begeleidingsovereenkomst niet rechtsgeldig is opgezegd, wordt hij daarin niet gevolgd. Daarvoor is het volgende redengevend.
5.4.
Vooropgesteld wordt dat een instelling als Stichting [eiseres] , die tot doel heeft haar kwetsbare cliënten te helpen om op een duurzame wijze zelfstandig te kunnen wonen en leven, bij opzegging van de begeleidingsovereenkomst niet over één nacht ijs zal gaan. De aanwezige medewerkers van Stichting [eiseres] hebben tijdens de mondelinge behandeling desgevraagd verklaard dat zij het ook vreselijk vinden dat het zo ver heeft moeten komen en dat zij nog niet eerder hebben meegemaakt dat in kort geding ontruiming van een cliënt moest worden gevorderd.
5.5.
Het feit dat [gedaagde] zich bij aanvang van de begeleiding door Stichting [eiseres] positief heeft opgesteld, en ook overigens niet alles ‘slecht’ is wat er in de rapportage van de contacten tussen (de ambulant begeleider van) Stichting [eiseres] en [gedaagde] staat, legt onvoldoende gewicht in de schaal. Stichting [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat op het moment dat het misgaat en zij de begeleiding stopzet, [gedaagde] beterschap belooft, maar vervolgens niet daadwerkelijk zijn gedrag verbetert. Dit is een terugkerend patroon gebleken.
5.6.
[gedaagde] heeft zich immers ook niet op eigen initiatief onder bewind laten stellen. Stichting [eiseres] heeft eerst twee keer de begeleidings- en huurovereenkomst moeten opzeggen, voordat hij eindelijk een verzoek tot onderbewindstelling bij deze rechtbank heeft ingediend. Dat hij aanvankelijk dacht dat Stichting [eiseres] hem met zijn schuldenproblematiek zou helpen, is misschien begrijpelijk, maar dat hij dat tot zeer onlangs is blijven denken, kan niet worden gevolgd.
5.7.
Voldoende aannemelijk is voorts dat [gedaagde] zich in het verleden meerdere keren agressief heeft gedragen tegen werknemers van Stichting [eiseres] en medebewoners van de woonvoorziening aan de [locatie] . Dit vindt steun in de rapportage van de contacten tussen (de ambulant begeleider van) Stichting [eiseres] en [gedaagde] en de vele brieven van Stichting [eiseres] aan [gedaagde] in het dossier. Het incident op [pleegdatum] vormde voor Stichting [eiseres] begrijpelijkerwijs de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen. Weliswaar heeft [gedaagde] een andere lezing van wat er die dag is gebeurd, maar dat zich een incident heeft voorgedaan, wordt ook door [gedaagde] niet betwist, en in dit kort geding moet bovendien voorshands worden uitgegaan van de juistheid van de beslissing van de politierechter. [gedaagde] stelt wel dat ook de medebewoner (het slachtoffer) heeft bevestigd dat het allemaal wel meevalt en berust op een misverstand, maar Stichting [eiseres] geeft hiervan een andere – begrijpelijke – lezing. Ten slotte geldt dat – zelfs als [gedaagde] in hoger beroep zou worden vrijgesproken (wegens gebrek aan bewijs) – dit niet de enige reden is waarom Stichting [eiseres] zich genoodzaakt heeft gezien de begeleiding van [gedaagde] te staken. Het is slechts een van de redenen – de spreekwoordelijke druppel – maar Stichting [eiseres] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat [gedaagde] zich onvoldoende begeleidbaar opstelt en steeds tussentijds gemaakte afspraken niet nakomt, en begeleiding naar een volgende stap in het leven is nu eenmaal de kern van de overeenkomst tussen partijen.
5.8.
Nu ervan moet worden uitgegaan dat Stichting [eiseres] de begeleidingsovereenkomst terecht heeft opgezegd, is ook de ontruiming van de [woonvorm] door [gedaagde] gerechtvaardigd. Uit de begeleidings- en huurovereenkomst blijkt dat de begeleiding door Stichting [eiseres] en het in gebruik geven van de woonruimte onverbrekelijk met elkaar zijn verbonden, dat het begeleidingselement overheersend is en dat opzegging van de begeleidingsovereenkomst ook tot gevolg heeft dat de huurovereenkomst eindigt. Aan [gedaagde] komt daarom geen huurbescherming toe, omdat voortzetting van het gebruik van de [woonvorm] zonder begeleiding strijdig is met het doel van de overeenkomst(en). Hiervan kan dus geen sprake zijn.
5.9.
Dit alles betekent dat het gebruikmaken door Stichting [eiseres] van haar bevoegdheid om de begeleidingsovereenkomst op te zeggen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar is. Dat de gevolgen van een ontruiming voor [gedaagde] immens zijn, is daarbij meegewogen. Stichting [eiseres] heeft [gedaagde] twee keer eerder opgezegd en hem toen de kans gegeven om zijn gedrag te verbeteren, maar hij heeft beide kansen niet benut. Zoals gezegd heeft Stichting [eiseres] voldoende aannemelijk gemaakt dat het een terugkerend patroon is dat [gedaagde] beterschap belooft op het moment dat het misgaat, maar vervolgens niet daadwerkelijk zijn gedrag verbetert. Verbetering valt daarom niet te verwachten.
5.10.
Bij deze stand van zaken is voldoende aannemelijk dat de bodemrechter een vordering tot ontruiming zal toewijzen. Stichting [eiseres] heeft spoedeisend belang bij haar vordering. [gedaagde] blijft al langer dan de bedoeling is in de woonvoorziening, de begeleiding is treurig genoeg mislukt en Stichting [eiseres] vreest terecht herhaling van agressief gedrag, Bovendien zijn er lange wachtlijsten voor deze vorm van begeleiding. De ontruimingsvordering in conventie is dan ook toewijsbaar. De vorderingen van de bewindvoerder in reconventie worden afgewezen.
5.11.
De gevorderde ontruimingstermijn van twee dagen zal worden toegewezen. Twee dagen is kort dag, maar in dit geval gerechtvaardigd. Stichting [eiseres] heeft [gedaagde] aangeboden hem te helpen aan een verblijfsplaats gedurende de overbrugging naar een andere plek. Dat zal een noodlocatie en/of 24-uursopvang zijn, afhankelijk van de beschikbaarheid op het moment waarop [gedaagde] de [woonvorm] verlaat. Bovendien moet Stichting [eiseres] , voor het geval de overlast en de agressie tegen werknemers van Stichting [eiseres] en/of medebewoners van de [woonvorm] escaleren op het moment dat [gedaagde] kennisneemt van dit vonnis, de mogelijkheid hebben dat zo spoedig mogelijk ten uitvoer te leggen.
5.12.
Aan de veroordeling zal een dwangsom worden verbonden. Stichting [eiseres] heeft er belang bij dat [gedaagde] de kans krijgt ‘vrijwillig’ aan het vonnis te voldoen. [gedaagde] zal geen nadeel ondervinden van de dwangsom als hij zijn [woonvorm] ‘vrijwillig’ verlaat. Wel zal de dwangsom worden gemaximeerd.
5.13.
Stichting [eiseres] vordert betaling van [gedaagde] van € 609,31 aan huurachterstand. Deze vordering is door [gedaagde] (terecht) niet weersproken en zal dus worden toegewezen.
5.14.
Stichting [eiseres] vordert ook betaling van [gedaagde] van € 608,18 per maand tot en met de dag dat hij de [woonvorm] daadwerkelijk heeft verlaten. Deze vordering is door [gedaagde] eveneens (terecht) niet weersproken en zal dus ook worden toegewezen.
5.15.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proces- en nakosten in conventie worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van Stichting [eiseres] worden begroot op € 98,52 aan dagvaardingskosten, € 2.076,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat. De nakosten en de gevorderde wettelijke rente worden toegewezen op de wijze zoals in de beslissing gemeld.
5.16.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal [gedaagde] tevens worden veroordeeld in de kosten van dit geding in reconventie, tot op heden aan de zijde van Stichting [eiseres] , gelet op de samenhang met de conventie, begroot op nihil.
5.17.
De veroordelingen worden uitgesproken tegen de bewindvoerder, maar kunnen ook tegen [gedaagde] worden tenuitvoergelegd.

6.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
6.1.
veroordeelt de bewindvoerder ( [gedaagde] ) om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis (zijn zelfstandige woonruimte, de [woonvorm] in) de woonvoorziening aan de [locatie] met de zijnen en het zijne te ontruimen en te verlaten, en door afgifte van de sleutels en in behoorlijke staat ter vrije en algehele beschikking van Stichting [eiseres] te stellen en vervolgens verlaten en ontruimd te houden, welke ontruiming zo nodig door de deurwaarder kan worden bewerkstelligd met behulp van de sterke arm conform het in artikel 555 ev. jo 444 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalde, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per dag waarop niet aan deze veroordeling wordt voldaan, tot een maximum van € 5.000,00 is bereikt,
6.2.
veroordeelt de bewindvoerder om, indien hij niet vrijwillig aan deze veroordeling tot ontruiming voldoet en Stichting [eiseres] de ontruiming met inschakeling van een gerechtsdeurwaarder bewerkstelligt, aan Stichting [eiseres] de kosten van de ontruiming te voldoen op vertoning van en conform de specificatie van die kosten in het proces-verbaal van ontruiming,
6.3.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling van € 609,31,
6.4.
veroordeelt de bewindvoerder tot betaling van € 608,18 per maand tot en met de dag dat [gedaagde] de [woonvorm] heeft verlaten of daaruit wordt ontruimd,
6.5.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, aan de zijde van Stichting [eiseres] tot op heden begroot op € 98,52 aan dagvaardingskosten, € 2.076,00 aan griffierecht en € 1.016,00 aan salaris advocaat, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis,
6.6.
veroordeelt de bewindvoerder in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 163,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat betekening van dit vonnis heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 85,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis,
6.7.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.8.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
6.9.
weigert de gevraagde voorzieningen,
6.10.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten, aan de zijde van stichting [eiseres] begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A. Dudok van Heel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.F. van Grootheest, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 3 september 2021. [1]

Voetnoten

1.type: MvG