Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
[verzoeker] , te Amsterdam, verzoeker
( [gemachtigde verweerder] ).
Rechtbank Amsterdam
Op 18 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een 33-jarige alleenstaande man, had op 23 juli 2021 een bijstandsuitkering aangevraagd en aangegeven dat hij dakloos is. De aanvraag werd op 13 september 2021 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam afgewezen, evenals het verzoek om een postadres. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze besluiten en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij tot zes weken na de beslissing op bezwaar een bijstandsuitkering en postadres zou ontvangen.
Tijdens de zitting op 18 oktober 2021, waar verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de verblijfsadressen van verzoeker. Verweerder had de afwijzing van de bijstandsaanvraag gebaseerd op het feit dat verzoeker niet was aangetroffen op de opgegeven locaties, maar had niet onderzocht of verzoeker daadwerkelijk dakloos was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat verzoeker niet dakloos was en dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen had.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verweerder aan verzoeker een bijstandsuitkering en een postadres moet verstrekken tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.