ECLI:NL:RBAMS:2021:6171

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
AMS 21/4849
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening bij afwijzing bijstandsuitkering en postadres voor dakloze

Op 18 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, een 33-jarige alleenstaande man, had op 23 juli 2021 een bijstandsuitkering aangevraagd en aangegeven dat hij dakloos is. De aanvraag werd op 13 september 2021 door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam afgewezen, evenals het verzoek om een postadres. Verzoeker maakte bezwaar tegen deze besluiten en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij tot zes weken na de beslissing op bezwaar een bijstandsuitkering en postadres zou ontvangen.

Tijdens de zitting op 18 oktober 2021, waar verzoeker en zijn gemachtigde aanwezig waren, heeft de voorzieningenrechter de zaak behandeld. De voorzieningenrechter oordeelde dat verweerder onvoldoende onderzoek had gedaan naar de verblijfsadressen van verzoeker. Verweerder had de afwijzing van de bijstandsaanvraag gebaseerd op het feit dat verzoeker niet was aangetroffen op de opgegeven locaties, maar had niet onderzocht of verzoeker daadwerkelijk dakloos was. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanwijzingen waren dat verzoeker niet dakloos was en dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen had.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen en bepaald dat verweerder aan verzoeker een bijstandsuitkering en een postadres moet verstrekken tot zes weken na de beslissing op bezwaar. Daarnaast werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4849
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 oktober 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. C.G.M. de Groot),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

In een besluit van 13 september 2021 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen. In een ander besluit van 13 september 2021 heeft verweerder bepaald dat verzoeker geen postadres krijgt.
Verzoeker heeft tegen deze besluiten bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die ertoe strekt dat hem een bijstandsuitkering en een postadres wordt verstrekt tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 oktober 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk op de zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- wijst het verzoek om een voorlopige voorziening toe en bepaalt dat verweerder aan verzoeker een bijstandsuitkering en een postadres moet verstrekken tot zes weken na de beslissing op bezwaar;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-.

Overwegingen

1. Verzoeker is een 33-jarige alleenstaande man. Hij heeft op 23 juli 2021 een bijstandsuitkering aangevraagd en daarbij aangegeven dat hij dakloos is. Hij heeft verklaard dat hij ‘s nachts buiten slaapt. Hij heeft bij zijn aanvraag drie locaties in Amsterdam opgegeven waar hij regelmatig buiten slaapt. Op 30 juli 2021 heeft hij een verklaring overgelegd waarin staat dat hij vanaf die datum ongeveer drie nachten per week bij zijn zus en zwager kan slapen op het [adres] Amsterdam.
2. Toezichthouders van verweerder hebben op 3 september 2021 en op 7 september 2021 de drie locaties bezocht die verzoeker als buitenslaaplocaties heeft opgegeven. Op beide dagen is verzoeker op geen van de drie locaties aangetroffen. De toezichthouders van verweerder zijn niet bij het huis van de zus van verzoeker geweest.
3. Verweerder heeft de aanvraag van verzoeker afgewezen, omdat verzoeker niet voldoende heeft meegewerkt. Hij is niet aangetroffen op de opgegeven locaties. Hij krijgt daarom geen bijstand en ook geen postadres.
4. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder onvoldoende zorgvuldig heeft onderzocht of verzoeker voor bijstand in aanmerking komt. Verweerder heeft zijn besluit gebaseerd op het bezoek van de toezichthouders aan drie locaties, terwijl verzoeker vier locaties had opgegeven. Desgevraagd heeft verweerders gemachtigde op de zitting hier geen uitleg voor kunnen geven. De besluiten zijn daarom onvoldoende zorgvuldig voorbereid. Verweerder mocht de bijstandsaanvraag van verzoeker dan ook niet met deze motivering afwijzen.
5. De voorzieningenrechter concludeert dat het bezwaar van verzoeker een redelijke kans van slagen heeft. Er zijn geen aanwijzingen dat verzoeker niet dakloos is. De voorzieningenrechter wijst daarom het verzoek om een voorlopige voorziening toe en bepaalt dat verweerder aan verzoeker een bijstandsuitkering en een postadres moet verstrekken tot zes weken na de beslissing op bezwaar.
6. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1). Als aan verzoeker een toevoeging is verleend, moet verweerder de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener. Aangezien verzoeker vrijstelling heeft gekregen van de verplichting om griffiegeld te betalen, hoeft verweerder geen griffiegeld te vergoeden.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2021 door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.