ECLI:NL:RBAMS:2021:6168

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
21/1405
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijwillige verzekering AOW en termijnoverschrijding na verhuizing naar het buitenland

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 14 oktober 2021 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser], woonachtig in Zweden, en de Raad van Bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (Svb). De zaak betreft de afwijzing van de aanvraag van [eiser] voor een vrijwillige verzekering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) door de Svb. De aanvraag werd afgewezen omdat deze meer dan een jaar na het beëindigen van de verplichte verzekering in Nederland was ingediend. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij [eiser] aanvoerde dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij in Zweden een ouderdomspensioen zou opbouwen en dat hij pas in 2020 op de hoogte was gesteld van de noodzaak om zich aan te melden voor de AOW-verzekering. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van bijzondere omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakten. De rechtbank heeft het beroep van [eiser] gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Svb opgedragen om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij [eiser] alsnog moet worden toegelaten tot de vrijwillige AOW-verzekering. Tevens moet de Svb het door [eiser] betaalde griffierecht vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1405

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 oktober 2021 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] (Zweden), eiser (hierna: [eiser] ),

en

de raad van bestuur van de sociale verzekeringsbank, verweerder (hierna: Svb)

(gemachtigde: mr. P.C.A. Buskens).

Procesverloop

Met het besluit van 28 oktober 2020 (het primaire besluit) heeft de Svb de aanvraag van [eiser] voor een vrijwillige verzekering op grond van de Algemene Ouderdomswet (AOW) afgewezen.
Met het besluit van 5 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft de Svb het bezwaar van [eiser] ongegrond verklaard.
[eiser] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. De Svb heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is via een videoverbinding behandeld op een zitting van 6 oktober 2021.
[eiser] was aanwezig en de Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

Wat aan deze procedure voorafging
1. [eiser] , geboren op [geboortedatum] 1960, woont sinds 2017 in Zweden. [eiser] is vertrokken naar Zweden met een uitkering op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen (WAZ). Op 11 oktober 2017 is zijn verzekering in Nederland geëindigd. [eiser] heeft op 24 september 2020 een vrijwillige AOW-verzekering aangevraagd.
2. Met het primaire besluit heeft de Svb de aanvraag van [eiser] afgewezen. De Svb geeft hiervoor als reden dat een vrijwillige verzekering alleen mogelijk is als dit binnen één jaar na het einde van de verzekering van [eiser] in Nederland bij de Svb zou zijn aangevraagd. [eiser] kon tot 11 oktober 2018 een vrijwillige verzekering aanvragen. De aanvraag van [eiser] is dus te laat.
3. In het bestreden besluit heeft de Svb toegelicht dat alleen in bijzondere situaties van de aanmeldingstermijn kan worden afgeweken, bijvoorbeeld als sprake is van onjuist of onvolledige voorlichting gegeven door een publiekrechtelijk orgaan en er redelijkerwijs niet aan de voorlichting getwijfeld had hoeven worden, of in het geval van een geestelijke stoornis. Een te late aanmelding als gevolg van onbekendheid met de wetgeving wordt uitdrukkelijk niet gezien als een verschoonbare reden voor een te late aanmelding. [eiser] heeft geen zodanige bijzondere omstandigheden en redenen genoemd voor de te late indiening.
Standpunt van [eiser]
4. [eiser] voert aan dat hij in de veronderstelling was dat hij in Zweden een ouderdomspensioen vergelijkbaar met een AOW-pensioen zou opbouwen. Volgens [eiser] vond dit in de eerste jaren na zijn verhuizing ook daadwerkelijk plaats, dit heeft hij onderbouwd met een berekening van zijn Zweedse belastingaanslag over 2018. Dit is in december 2019 door de Zweedse pensioenorganisatie bevestigd met een aanmelding bij de Zweedse pensioenorganisatie. Pas in 2020 kwam het Zweedse orgaan met terugwerkende kracht op haar eerder beslissingen terug. De WAZ-uitkering is in Zweden geen grondslag voor de pensioenopbouw. Tot 2020 was er voor hem dus geen noodzaak zich aan te melden bij de Svb voor een vrijwillige verzekering voor de AOW. Hij zou dan ook dubbel premie hebben betaald, namelijk in Zweden en in Nederland. [eiser] stelt dat de procedures die hij wil gaan starten tegen de fouten van de Zweedse pensioenvaststelling jaren gaan duren, waardoor hij pas een eindbesluit krijgt jaren na de termijn die de Svb hanteert. Hij wenst dan ook primair dispensatie te krijgen van deze termijn, subsidiair ontheffing te krijgen van zijn belasting- en premieheffing in Zweden en Nederland over alle belastingjaren die afzonderlijk herroepelijk zijn geworden en nog meer subsidiair ontheffing te krijgen tot één jaar na het einde van het belastingjaar. Ter zitting heeft [eiser] nog benadrukt dat hij zich voor vertrek naar Zweden heeft verdiept in de regelingen die voor hem zouden gelden. Verder heeft [eiser] desgevraagd naar voren gebracht dat hij kort na aankomst in Zweden zich met behulp van een medewerker van de Zweedse belastingdienst heeft ingeschreven voor de Zweedse belasting en dat hij daarbij ook is geïnformeerd over premieafdracht voor de verschillende verzekeringen.
Wettelijk kader
5. Op grond van artikel 35, eerste lid, van de AOW kan iemand zich vrijwillig verzekeren vanaf de dag na de dag waarop zijn verplichte verzekering is geëindigd. Op grond van artikel 36, eerste lid, van de AOW moet een aanvraag tot vrijwillige verzekering uiterlijk één jaar na deze dag worden ingediend.
6. De Svb voert (volgens SB1044) als beleid dat een te late aanmelding voor de vrijwillige verzekering alleen verschoonbaar kan zijn als sprake is van een bijzondere omstandigheid op grond waarvan de betrokkene niet kan worden tegengeworpen dat hij zijn aanvraag niet tijdig heeft ingediend.
7. Volgens beleidsregel SB1071 is sprake van een bijzonder geval (1) indien de betrokkene door een niet aan hem toe te rekenen oorzaak niet in staat was tijdig een aanvraag in te dienen of te laten indienen of (2) indien de betrokkene onbekend was met zijn mogelijke recht op pensioen of uitkering en deze onbekendheid verschoonbaar was.
Het oordeel van de rechtbank
8. Gelet op de hiervoor genoemde wetsartikelen had [eiser] zijn aanvraag tot vrijwillige verzekering voor de AOW vóór 11 oktober 2018 bij de Svb moeten indienen. Dit is een jaar na de verhuizing naar Zweden. Tussen partijen is niet in geschil dat [eiser] zijn aanvraag te laat, namelijk op 24 september 2020, heeft ingediend. Partijen zijn het niet eens over de vraag of sprake is van een bijzonder geval op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar is.
9. De rechtbank is van oordeel dat in het geval van [eiser] sprake is van een bijzondere omstandigheid die de termijnoverschrijding verschoonbaar maakt. De rechtbank baseert haar oordeel op de volgende feiten omstandigheden. [eiser] heeft onbetwist gesteld dat hij zich voorafgaand aan zijn vertrek naar Zweden, via internet heeft verdiept in de toepasselijke regelingen. Kort na zijn aankomst in Zweden heeft hij zich met behulp van een medewerker van de Zweedse belastingdienst ingeschreven voor de Zweedse belasting en hij is daarbij ook geïnformeerd over premieafdracht voor de verschillende verzekeringen. Op de inkomsten van [eiser] zijn de eerste jaren na zijn verhuizing ook daadwerkelijk premies ingehouden voor de Zweedse ouderdomsverzekering. [eiser] heeft dit onderbouwd met een berekening van zijn Zweedse belastingaanslag over 2018 en dit is in december 2019 ook door de Zweedse pensioenorganisatie bevestigd met een aanmelding bij de Zweedse pensioenorganisatie. Pas in 2020 kwam het Zweedse orgaan met terugwerkende kracht terug op haar eerdere beslissingen. Tot 2020 was er voor [eiser] dus geen noodzaak zich aan te melden bij de Svb voor vrijwillige verzekering voor de AOW, hij zou dan ook dubbel premie hebben betaald, namelijk in Zweden en in Nederland.
Conclusie
10. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat [eiser] gelijk krijgt en dat de Svb [eiser] alsnog moet toelaten tot de vrijwillige verzekering voor de AOW. Het bestreden besluit wordt vernietigd en de Svb moet binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar nemen met inachtneming van deze uitspraak. De Svb moet [eiser] ook het door hem betaalde griffierecht vergoeden. Er is geen sprake van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de Svb op binnen 6 weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt de Svb op het betaalde griffierecht van € 48,- aan [eiser] te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.A. Broekhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B. Bosma, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2021.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.