ECLI:NL:RBAMS:2021:6165

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
AMS 21/4787
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam op 18 oktober 2021 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een bezwaar tegen de afwijzing van een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). De verzoeker, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. B.J.P. Toonen, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, dat zijn aanvraag om bijstandsuitkering op 16 augustus 2021 had afgewezen. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld en direct na de zitting uitspraak gedaan.

De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de verzoeker niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn vrouw, wat een voorwaarde is om in aanmerking te komen voor bijstand naar de norm van een alleenstaande. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de bewijslast bij de verzoeker ligt en dat hij niet heeft kunnen aantonen dat er sprake is van een uitzonderingssituatie. De eerdere afwijzing van de bijstandsaanvraag op 29 april 2021, waarin verweerder stelde dat er een onweerlegbaar rechtsvermoeden was dat verzoeker samenwoont met zijn vrouw, werd door de voorzieningenrechter niet als reden voor toewijzing van het verzoek om voorlopige voorziening gezien, omdat dit motiveringsgebrek in de beslissing op bezwaar kan worden hersteld.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, omdat het bezwaar naar zijn oordeel geen redelijke kans van slagen had. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4787
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 18 oktober 2021 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[verzoeker] , te Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. B.J.P. Toonen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, verweerder
(gemachtigde: mr. C.J. Telting).

Procesverloop

In het besluit van 16 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van verzoeker om een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt. Hij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 18 oktober 2021 op zitting behandeld. Verzoeker is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de behandeling van de zaak op de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk op de zitting uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Verweerder heeft in een eerder besluit van 29 april 2021 de bijstandsaanvraag van verzoeker afgewezen, omdat verzoeker getrouwd is en met zijn vrouw samenwoont. Volgens verweerder is er daarom een onweerlegbaar rechtsvermoeden dat verzoeker een gemeenschappelijke huishouding voert met zijn vrouw. Daarom heeft hij geen recht op bijstand naar de norm van een alleenstaande. In het besluit waar het in deze zaak om gaat heeft verweerder naar de motivering in het besluit van 29 april 2021 verwezen en vermeld dat er geen nieuwe redenen zijn om nu wel bijstand te verstrekken.
2. Op de zitting heeft de gemachtigde van verweerder verklaard dat de motivering in het besluit van 29 april 2021 niet klopt, omdat verzoeker niet met zijn vrouw samenwoont. De aanvraag had moeten worden afgewezen omdat niet is gebleken dat verzoeker duurzaam gescheiden leeft van zijn vrouw. Daarbij is niet van belang of zij een gemeenschappelijke huishouding voeren. Verweerder heeft dus in het besluit van 29 april 2021, en daarmee ook in het besluit in deze zaak, een onjuiste afwijzingsgrond vermeld. Dit vormt voor de voorzieningenrechter geen reden om het verzoek om een voorlopige voorziening toe te wijzen, omdat verweerder dit motiveringsgebrek in de beslissing op bezwaar kan herstellen.
3. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep volgt dat iemand die bijstand aanvraagt en getrouwd is, in beginsel geen recht heeft op bijstand naar de norm van een alleenstaande. Het is dan aan de aanvrager van de bijstand om aannemelijk te maken dat sprake is van uitzonderingssituatie en dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenoot of echtgenote en daarom als ongehuwd moet worden aangemerkt. [1] De bewijslast ligt dus bij verzoeker.
4. De tegenwerping van verweerder dat verzoeker nog steeds toeslagen en andere belastingteruggaven van zijn vrouw ontvangt, vindt de voorzieningenrechter niet doorslaggevend voor de conclusie dat verzoeker en zijn vrouw niet duurzaam gescheiden leven. Verzoekers gemachtigde heeft op de zitting toegelicht dat dit een noodzakelijk gevolg is van het getrouwd zijn. Als mensen met elkaar getrouwd zijn, merkt de Belastingdienst hen aan als fiscale partners en toeslagpartners en krijgen zij automatisch de toeslagen gezamenlijk op één rekening gestort.
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoeker echter niet aannemelijk gemaakt dat hij duurzaam gescheiden leeft van zijn vrouw. Verzoekers vrouw is al in 2015 op een ander adres gaan wonen. In 2016 heeft verzoeker een echtscheidingsprocedure gestart, maar deze niet doorgezet. In 2019 hebben verzoeker en zijn vrouw een zoon gekregen. Verzoeker heeft niet een nieuw echtscheidingsverzoek ingediend. Gelet op deze omstandigheden is niet ondubbelzinnig gebleken dat verzoeker en zijn vrouw duurzaam gescheiden leven en dus ook niet dat verzoeker als ongehuwd moet worden aangemerkt. Verzoeker komt daarom niet in aanmerking voor bijstand naar de norm van een alleenstaande.
6. De voorzieningenrechter is van oordeel dat het bezwaar bij deze stand van zaken geen redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening daarom af. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 18 oktober 2021 door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. F.P. van Straelen, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 9 oktober 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:3083.