2.5.Verdeling
2.5.1.De vrouw heeft verzocht te bepalen dat de volgens haar tussen partijen bestaande gemeenschap van goederen wordt verdeeld op de door haar voorgestelde wijze, waarbij de vrouw er vanuit gaat dat Nederlands recht van toepassing is. Zij beroept zich daarbij op de uitzondering in art. 7 lid 2 van het Haags Huwelijksvermogensverdrag.
2.5.2.De man heeft daartegen verweer gevoerd. Hij stelt dat Turks recht van toepassing is, nu partijen voor 1 september 1992 zijn gehuwd en de rechtsregels van Chelouche/Van Leer moeten worden toegepast. Het Haags Huwelijksvermogensverdrag is niet van toepassing.
2.5.3.Nu de Nederlandse rechter op grond van de Brussel II-bis Verordening rechtsmacht heeft met betrekking tot het verzoek tot echtscheiding heeft hij tevens rechtsmacht ten aanzien van het verzochte met betrekking tot het huwelijksvermogensstelsel van partijen (artikel 5, eerste lid, Verordening huwelijksvermogensstelsels).
2.5.4.Aangezien partijen gehuwd zijn voor 1 september 1992 is de rechtbank met de man van mening dat het Haags Huwelijksvermogensverdrag niet van toepassing is.
Naar de regels van Nederlands internationaal privaatrecht is Turks recht van toepassing op het huwelijksvermogensregime als het recht van het land van de gemeenschappelijke nationaliteit van partijen ten tijde van de huwelijkssluiting dan wel kort daarna. Immers, een geldige rechtskeuze is niet gesteld of gebleken en evenmin is gebleken dat partijen hun voorzieningen hebben afgestemd op een ander recht dan het hierboven gevonden recht.
2.5.5.De vrouw heeft aangevoerd dat de volgende bestanddelen dienen te worden verdeeld: de inboedel, de beide auto’s van partijen, de banksaldi per peildatum, de (waarde van de) vennootschap onder firma “ [naam bedrijf] ” en het stuk grond te Turkije.
De man heeft eveneens verzocht te bepalen dat (de waarde van de) voornoemde bestanddelen gelijkelijk (wordt) worden verdeeld. Partijen verschillen echter van mening over de hoogte van de waarden per peildatum.
Inhoud Turks huwelijksvermogensrecht
2.5.6.Het Turkse recht kent sinds 1 januari 2002, als gevolg van de inwerkingtreding van het (nieuwe) Turkse Burgerlijk Wetboek (hierna: TBW), als wettelijk huwelijkvermogensregime een zogenoemd deelgenootschap in vermogensopbouw.
Gesteld noch gebleken is dat partijen voor een ander huwelijksgoederenregime hebben gekozen zodat van dit regime zal worden uitgegaan. Dit deelgenootschap in vermogensopbouw houdt kort weergegeven het volgende in.
2.5.7.Er wordt onderscheid gemaakt tussen de verwervingen en het persoonlijk vermogen van ieder van de echtgenoten (artikel 218 TBW). Het vermogen van iedere echtgenoot bestaat uit twee deelvermogens, de verwervingen en het persoonlijk vermogen, zodat in totaal vier vermogens te onderscheiden zijn.
2.5.8.Als verwervingen worden onder meer beschouwd de tijdens het huwelijk om baat verworven vermogensbestanddelen, in het bijzonder de inkomsten uit arbeid, sociale zekerheidsuitkeringen, uitkeringen wegens verlies aan arbeidsvermogen, inkomsten uit persoonlijk vermogen en vervangende vermogensbestanddelen (artikel 219 TBW).
2.5.9.Tot het persoonlijk vermogen behoren op grond van de wet: de ten huwelijk aangebrachte en staande huwelijk door erfrecht of schenking verworven vermogensbestanddelen, de voor persoonlijk gebruik bestemde goederen, vorderingen uit immateriële schadevergoeding en de vervangende vermogensbestanddelen (artikel 220 TBW). Iedere echtgenoot beheert zijn eigen vermogen en beschikt daarover.
2.5.10.Indien door de rechter is beslist tot beëindiging van het huwelijk wegens echtscheiding, eindigt het huwelijksgoederenregime op het tijdstip waarop de rechtszaak aanvangt (artikel 225 TBW).
2.5.11.Bij echtscheiding vindt een financiële afrekening plaats voor wat betreft hetgeen tijdens het huwelijk is verworven. De op het tijdstip van de beëindiging van het huwelijksgoederenregime aanwezige verwervingen worden naar de waarde van het tijdstip van de vereffening aan de berekening toegevoegd (artikel 235 TWB). Daarbij wordt de nettowaarde van de verwervingen in aanmerking genomen: van de verwervingen van de echtgenoot worden eerst de daarop drukkende schulden afgetrokken en de andere echtgenoot krijgt op hem een vordering ten bedrage van de helft van de nettowaarde (de zogenaamde deelgenootschapsvordering). Waardevermindering wordt niet in aanmerking genomen, een negatief saldo evenmin.
2.5.12.Tevens wordt nagegaan of eventueel een echtgenoot op de andere echtgenoot een vordering heeft vanwege investering in een goed van die ander welke heeft plaatsgevonden zonder enige of zonder passende vergoeding (de zogenaamde bijdragevordering). Is dit vermogensbestanddeel bij echtscheiding in waarde gestegen, dan verkrijgt de echtgenoot die heeft bijgedragen voor het bijgedragen deel een vorderingsrecht op de ten tijde van de vereffening bij dit goed vastgestelde vermeerderde waarde. Is de waarde ten opzichte van de waarde aan het begin van de bijdrage gedaald, dan verkrijgt hij het geïnvesteerde bedrag.
2.5.13.Al deze vorderingen worden uiteindelijk tegenover elkaar gezet en in voorkomend geval verrekend. Het persoonlijk vermogen wordt hierbij in beginsel niet betrokken.
2.5.14.Verder geldt dat iedere echtgenoot met zijn hele vermogen aansprakelijk is voor zijn schulden (artikel 224 TBW). Bij de beëindiging van het regime moet worden vastgesteld welke schulden er zijn, zowel onderlinge schulden als de schulden jegens derden. Vervolgens wordt een schuld toegerekend aan het deelvermogen waarop zij rust (artikel 230 tweede volzin TBW). Is zulks niet mogelijk, dan wordt zij toegerekend aan de verwervingen.
2.5.15.Tot slot geldt, dat mede-eigendom in beginsel verdeeld wordt al naar gelang ieders bijdrage, tenzij partijen anders afspreken.
2.5.16.De uitgangspunten van het wettelijk stelsel kunnen als volgt worden samengevat:
1. Iedere echtgenoot blijft eigenaar van de goederen die hij of zij tijdens het huwelijk heeft verworven, maar de echtgenoten hebben over en weer aanspraak op de waarde van ieders verwervingen (dus geen aanspraak op eigendom),
2. de aanspraak beperkt zich tot de verwervingen tijdens het huwelijk
3. de aanspraak heeft de vorm van een vordering die financieel van aard is
Bij echtscheiding dient een verrekening van ieders verwervingen plaats te vinden.
2.5.17.De rechtbank bepaalt als volgt ten aanzien van de financiële afrekening van de door partijen aangedragen onderwerpen.
2.5.18.Duidelijk is geworden dat partijen de inboedel beiden zien als mede-eigendom en dat deze naar Turks recht verdeeld kan worden naar gelang ieders bijdrage (met gesloten beurzen). De rechtbank zal bepalen dat partijen om de beurt een inboedelgoed mogen kiezen, waarbij de vrouw de eerste keuze heeft.
2.5.19.Beide auto’s zijn verkregen tijdens het huwelijk zodat deze dienen te worden aangemerkt als verwervingen en de waarde ervan verrekend moet worden.
De vrouw heeft tijdens de mondelinge behandeling laten weten dat zij de Volkswagen Polo heeft verkocht voor € 2.000,--. De man heeft recht op de helft van dit bedrag.
De BMW staat op naam van de man en behoort hem derhalve in eigendom toe. De vrouw heeft recht op de helft van de waarde op het tijdstip van de vereffening. De rechtbank stelt de waarde op € 2.800,--, op basis van de door de man in het geding gebrachte koerslijst, waarbij in tegenstelling tot het ingebrachte stuk van de vrouw de exacte gegevens van de auto zijn ingevoerd. De man heeft derhalve recht op een bedrag van € 1.000,-- en de vrouw heeft recht op een bedrag van € 1.400,--.
Per saldo dient de vrouw van de man te ontvangen: € 400,--.
2.5.20.Partijen hebben de volgende bankrekeningen/tegoeden, met de volgende saldi per peildatum 8 oktober 2020:
ANWB Visa Gold Card, rekeningnummer: [rekeningnummer 1] , t.n.v. de man, € 7.299,61
ING betaalrekening, iban: [rekeningnummer 2] , t.n.v. de man, € 672,99
ING Oranje spaarrekening (gekoppeld aan voornoemde rekening) t.n.v. de man, € 0,46
ABN AMRO rekening, iban: [rekeningnummer 3] , t.n.v. de vrouw, € 187,06
AKBANK rekening te Turkije t.n.v. de man, saldo per peildatum nihil, daarvoor stond er nog € 20.548,94 op.
2.5.21.De vrouw noemt naast de in het vorige punt genoemde bankrekeningen nog de volgende twee bankrekeningen: ING betaalrekening, iban: [rekeningnummer 4] en ING betaalrekening, iban: [rekeningnummer 5] , met onbekende tenaamstelling en onbekend saldo. De man heeft gesteld dat deze rekeningen hem onbekend zijn.
Ten aanzien van deze twee rekeningen overweegt de rechtbank het volgende. De vrouw heeft het bestaan van deze rekeningen per peildatum niet aangetoond, zodat de rechtbank het verzoek om verrekening op dit punt afwijst.
2.5.22.De saldi per peildatum van de in rechtsoverweging 2.5.20 genoemde bankrekeningen onder a t/m d dienen met elkaar te worden verrekend. Op de bankrekeningen ten name van de man stond per peildatum in totaal € 7.973,06 en op de bankrekening ten name van de vrouw stond € 187,06. Na verrekening dient de man nog aan de vrouw te voldoen: € 3.893,--.
Benadeling/verrekening spaarsaldo
2.5.23.Ten aanzien van het spaarsaldo bij de AKBANK (rechtsoverweging 2.5.20 onder e) overweegt de rechtbank het volgende. De vrouw heeft onweersproken gesteld dat op 1 september 2020 de heer [naam] (familie van de man en werkzaam bij de AKBANK) door de man is gemachtigd om € 20.000,-- contant op te nemen van genoemde bankrekening. De man heeft tijdens de mondelinge behandeling gesteld dat er in september 2018 € 20.000 geleend moest worden voor het huwelijksfeest van hun zoon en dat dit in 2020 terugbetaald is met de opgenomen € 20.000,--. De vrouw stelt dat sprake is van benadeling.
De rechtbank gaat er vanuit dat de vrouw haar stelling baseert op art. 229 lid 2 TBW.
Op grond van dit artikel worden aan de verwervingen als vermogenswaarden toegevoegd de vervreemdingen die door een der echtgenoten gedurende het huwelijksregime zijn gedaan met de bedoeling de aanspraak uit deelneming van de andere echtgenoot te verminderen.
De rechtbank is van mening dat dit beroep op genoemd artikel slaagt. De rechtbank is met de vrouw van mening dat de man het bestaan van de schuld in verband met het huwelijk van de zoon van partijen onvoldoende heeft aangetoond. Het bestaan van deze schuld is bovendien niet aannemelijk geworden nu de schuld volgens de man in september 2018 zou zijn aangegaan, terwijl aannemelijk is dat het geld toen al op de genoemde bankrekening van de AKBANK stond. Als het geld er destijds al op stond, dan was er geen reden om het geld te moeten lenen. Nu het beroep van de vrouw op benadeling slaagt, dient het opgenomen geldbedrag ad € 20.000,-- te worden verrekend in die zin dat de man een bedrag van € 10.000,-- aan de vrouw dient te voldoen.
Aandeel van de man in de Vof
2.5.24.De vrouw is op 15 augustus 2020, dus voor de peildatum, uit de Vof getreden. De waarde van het aandeel van de man in de vof dient als verwerving in de financiële afwikkeling te worden betrokken.
Uit de door de man in het geding gebrachte meest recente jaarrekening, te weten die van 2020, blijkt dat er thans een negatieve waarde is. De man heeft zich op het standpunt gesteld dat de vrouw moet meedelen in deze negatieve waarde, te weten in de schulden van de Vof.
2.5.25.De rechtbank overweegt dat, zoals uit het voorgaande blijkt, een negatief saldo niet in aanmerking genomen bij de financiële afwikkeling. De waarde van het aandeel van de man in de Vof hoeft dan ook niet financieel te worden te worden verrekend. De rechtbank wijst er nog op, dat partijen aansprakelijk blijven voor hun eigen en gemeenschappelijke schulden.
2.5.26.De man bezit een perceel grond te [plaats 2] (Turkije). Partijen hebben beiden gesteld dat de waarde ervan in de verrekening dient te worden betrokken; over de hoogte van deze waarde verschillen zij van mening.
De man heeft tijdens de mondelinge behandeling zijn standpunt nog gewijzigd door primair te stellen dat de grond door zijn vader aan hem is geschonken, dat het perceel daardoor tot zijn vermogen is gaan behoren en niet in de financiële verrekening dient te worden betrokken.
De man heeft dit standpunt pas in een zeer laat stadium naar voren gebracht en onvoldoende onderbouwd tegenover de betwisting door de vrouw ervan, zodat de rechtbank deze stelling passeert. Deze grond is bovendien in 2018, dus tijdens het huwelijk en om baat verkregen, zodat de waarde ervan per peildatum in de financiële afwikkeling moet worden betrokken.
2.5.27.Partijen twisten over de waarde per peildatum, zodat de rechtbank bepaalt dat de man drie erkende taxateurs in Turkije mag noemen, waarvan de vrouw er één uitkiest die vervolgens bindend de waarde zal vaststellen. De kosten van deze taxatie zullen tussen partijen gelijkelijk worden gedragen.
De vrouw heeft vervolgens recht op de helft van de waarde van genoemd perceel.
Het perceel grond zal alsnog worden verkocht aan (een) derde(n), wanneer de man financieel niet in staat blijkt het aan de vrouw toekomende deel van de waarde van het perceel te voldoen, dan wel als partijen gezamenlijk besluiten dat de man het stuk grond in onderling overleg met de vrouw verkoopt aan derden. In dat geval wordt de verkoopopbrengst gelijkelijk verdeeld.