ECLI:NL:RBAMS:2021:6154

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 september 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
cv 20-16261
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugbetaling van vliegtickets na annulering door vervoerder wegens COVID-19

In deze zaak vorderden de passagiers, vertegenwoordigd door hun gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer, een terugbetaling van hun vliegtickets na annulering van hun vlucht door de vervoerder, British Airways Plc. De annulering vond plaats in het kader van de COVID-19 pandemie. De passagiers hadden hun tickets geboekt via een reisagent en stelden dat de vervoerder hen verplicht was om de tickets direct aan hen terug te betalen, ondanks dat de vervoerder had aangegeven dat zij de tickets aan de reisagent had terugbetaald. De passagiers voerden aan dat de betaling aan de reisagent niet bevrijdend was, omdat zij de terugbetaling niet van de reisagent hadden ontvangen en dat de vervoerder hen niet had geïnformeerd over de noodzaak om zich tot de reisagent te wenden voor de terugbetaling.

De kantonrechter oordeelde dat de vervoerder niet voldoende had aangetoond dat zij aan haar verplichtingen had voldaan door de tickets aan de reisagent terug te betalen. De rechter stelde vast dat de passagiers recht hadden op terugbetaling van hun tickets op basis van de Europese Verordening 261/2004, die consumenten beschermt in geval van annulering van vluchten. De vervoerder werd veroordeeld tot betaling van € 2.727,50 aan hoofdsom, vermeerderd met wettelijke rente, en werd ook veroordeeld in de proceskosten. De vordering van de passagiers voor buitengerechtelijke kosten werd afgewezen, omdat deze onvoldoende onderbouwd was.

Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter mr. C.L.J.M. de Waal op 17 september 2021, en de veroordelingen werden uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dit vonnis benadrukt de verplichtingen van luchtvaartmaatschappijen jegens passagiers in het geval van vluchtannuleringen en de noodzaak voor duidelijke communicatie over terugbetalingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8751319 CV EXPL 20-16261
vonnis van: 17 september 2021
fno.: 94

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

1. [eiser 1]

2. [eiser 2]

3. [eiser 3]

4. [eiser 4]

allen wonende te [woonplaats 1]

5. [eiser 5]

wonende te [woonplaats 2]
eisers
nader te noemen: de passagiers
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer
t e g e n

de vennootschap naar buitenlands recht British Airways Plc.

gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen: de vervoerder
gemachtigde: mr. J.W.A. Lameijer

VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Op 5 maart 2021 is een vonnis in het incident gewezen.
Vervolgens zijn ingediend:
  • antwoord met een producties;
  • instructievonnis;
  • repliek met producties;
  • dupliek;
  • dagbepaling vonnis.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Feiten

1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staat het volgende vast:
1.1.
De passagiers 1 en 2 hebben bij de vervoerder voor henzelf en hun twee minderjarige kinderen een vliegreis en passagier 4 heeft voor zichzelf een vlucht geboekt, uit te voeren door de vervoerder.
1.2.
De vlucht is door de vervoerder geannuleerd.
1.3.
De passagiers en hun gemachtigde hebben bij de vervoerder om terugbetaling van hun tickets verzocht. De passagiers 1 en 2 hebben de vorderingen van hun minderjarige kinderen gecedeerd aan zichzelf.
1.4.
De vervoerder heeft de tickets niet aan de passagiers zelf terugbetaald.

Vordering en verweer

2. De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
a. € 2.727,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 dagen na annulering tot
aan de dag der algehele voldoening;
b. € 397,75 ter zake van buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf de datum van de ingebrekestelling tot aan de dag der algehele
voldoening;
c. de proceskosten.
3. De passagiers baseren hun vordering op artikel 5 lid 1 sub a jo artikel 8 lid 1 van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening).
4. Zij stellen dat de vervoerder op grond van de verordening verplicht is de tickets aan hen zelf terug te betalen. De Verordening bevat dwingend consumentenrecht, waar niet contractueel van kan worden afgeweken. De passagiers stellen dat zij een groot belang bij deze bescherming hebben in geval van faillissement van de tussenpersoon. De vervoerder heeft met de gestelde betaling aan de reisagenten niet bevrijdend betaald. Zij hebben deze betaling ook niet van de reisagenten ontvangen.
5. De passagiers stellen dat de vervoerder ondanks herhaalde aanmaning heeft geweigerd de kosten van de tickets aan hen terug te betalen.

Beoordeling

6. De vervoerder voert aan dat zij de tickets inmiddels allemaal aan de reisagent, die de tickets aan haar heeft betaald, heeft terugbetaald en daarmee aan haar verplichtingen heeft voldaan. Zij wijst erop dat zij ook niet in het bezit is van de bankgegevens van de passagiers. Zij heeft de passagiers er herhaaldelijk op gewezen dat zij zich voor de betaling tot hun reisagent dienen te wenden. De reisagent kan op basis van de IATA-regels de terugbetaling ook direct aan de passagiers verrichten en de betalingen van de vervoerder kunnen terugvorderen.
Uit niets blijkt dat volgens haar dat de passagiers zich tot hun reisagent hebben gewend.

Beoordeling

7. Artikel 5 lid 1 sub 1 van de Verordening luidt:
“Ingeval van annulering van een vlucht, wordt de betrokken passagiers door de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert bijstand geboden als bedoeld in artikel 8.”Artikel 8 van de verordening luidt:
“Wanneer naar dit artikel verwezen wordt krijgen de passagiers de keuze tussen:a) volledige terugbetaling van het ticket binnen 7 dagen…”
8. Deze regels zijn opgesteld ter bescherming van de passagier. Overeenkomstig de Verordening moet in beginsel de maatschappij die de vlucht uitvoert haar verplichtingen ten opzichte van de passagier nakomen. De passagiers hebben niet betwist dat zij de tickets via een online reisbemiddelaar hebben geboekt. Volgens de vervoerder heeft zij de tickets aan de betreffende tussenpersoon terugbetaald. Zij heeft hiertoe een overzicht met bedragen overgelegd. Nog daargelaten de vraag of de vervoerder met betaling aan de tussenpersoon aan de bovengenoemde verplichting heeft voldaan, heeft de vervoerder met haar overzicht niet aangetoond dat zij de betreffende tickets aan de passagiers heeft terugbetaald. Op het overzicht worden immers alleen nummers en bedragen (zonder naam van de passagier en datum van de vlucht) vermeld, zodat niet kan worden vastgesteld waarop de genoemde bedragen betrekking hebben. Dit leidt tot de slotsom dat het verweer dat is betaald als onvoldoende onderbouwd zal worden verworpen en dat de vervoerder zal worden veroordeeld de tickets aan de passagiers terug te betalen.
9. De passagiers hebben niet aangetoond dat er meer dan een enkele standaardbrief aan de vervoerder is verzonden. Daarnaast hebben de passagiers naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende onderbouwd gesteld dat de gemaakte kosten betrekking hebben op andere werkzaamheden dan die ter instructie van de zaak of ter voorbereiding van de procedure. De passagiers hebben derhalve onvoldoende gespecificeerd en onderbouwd dat er kosten zijn gemaakt als bedoeld in artikel 6:96 BW. De vordering van buitengerechtelijke kosten en daarover berekende wettelijke rente zal daarom worden afgewezen.
10. De vervoerder zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld.

BESLISSING

De kantonrechter:
veroordeelt de vervoerder tot betaling aan de passagiers van:
- € 2.727,50 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 dagen na de annulering tot aan de voldoening;
veroordeelt de vervoerder in de kosten van het geding, tot op heden aan de zijde van de passagiers begroot op:
exploot € 100,89
salaris € 420,00
griffierecht € 236,00
-----------------
totaal € 756,89
voor zover van toepassing, inclusief btw;
veroordeelt de vervoerder tot betaling van een bedrag van € 62,00 aan nasalaris, te verhogen met een bedrag van € 68,00 onder de voorwaarde dat betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden en de vervoerder niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan, een en ander voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 17 september 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.