ECLI:NL:RBAMS:2021:6085

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
702363 HA RK 21-177
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid GGZ na mislukte suïcidepoging en deelgeschilprocedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Amsterdam, heeft verzoeker, hierna [verzoeker] genoemd, een deelgeschil aanhangig gemaakt tegen de stichting GGZ Ingeest, hierna GGZ genoemd, naar aanleiding van een mislukte suïcidepoging op 24 augustus 2010. [Verzoeker] stelt dat GGZ aansprakelijk is voor de schade die hij heeft opgelopen als gevolg van deze poging, omdat de zorgverleners van GGZ de situatie niet goed hebben ingeschat en hem niet tijdig hebben opgenomen conform het signaleringsplan. De rechtbank heeft op 29 september 2021 een mondelinge uitspraak gedaan, waarin het primaire verzoek van [verzoeker] werd afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de gestelde aansprakelijkheid nog niet vaststaat en dat nadere bewijslevering door een deskundige noodzakelijk is, wat niet mogelijk is binnen de deelgeschilprocedure. Het subsidiaire verzoek van [verzoeker] om GGZ te verplichten mee te werken aan een psychiatrische expertise werd wel toegewezen, met als doel om de onderhandelingen over de aansprakelijkheid voort te zetten. De rechtbank heeft GGZ bevolen om mee te werken aan deze onderhandelingen en de kosten van het deelgeschil zijn begroot op € 6.000,00, inclusief btw en kantoorkosten. De uitspraak benadrukt het belang van een snelle en eenvoudige afhandeling van deelgeschillen, terwijl ook de mogelijkheid van verdere onderhandelingen tussen partijen wordt erkend.

Uitspraak

proces-verbaal
RECHTBANK AMSTERDAM
Afdeling privaatrecht
zaaknummer / rolnummer: 702363 HA RK 21-177
Proces-verbaal van mondelinge uitspraak van 29 september 2021
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
advocaat: mr. H.S. Eisenberger,
verzoeker,
t e g e n
de stichting
STICHTING GGZ INGEEST,
gevestigd te Amsterdam,
advocaat: mr. H.M. Kruitwagen,
verweerster.
Partijen worden hierna [verzoeker] en GGZ genoemd.
Tegenwoordig zijn mr. P.J. van Eekeren, rechter, en mr. C.C.H. Hersbach, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
  • de heer [verzoeker] voornoemd;
  • mr. Eisenberger voornoemd;
  • mr. M. van Riessen, kantoorgenoot van mr. Eisenberger;
  • de heer [naam 1] , vriend van [verzoeker] ;
  • de heer A. Blom, voormalig psychiater bij GGZ;
  • mr. Kruitwagen voornoemd;
  • mr. A.S. Bloo-Kroes, kantoorgenoot van mr. Kruitwagen.
In deze zaak heeft heden een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarvan afzonderlijk proces-verbaal wordt opgemaakt. De rechter heeft bepaald dat de uitspraak mondeling zal worden gedaan. Daarvan is ingevolge artikel 30p lid 3 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) dit proces-verbaal opgemaakt.
De rechter doet de volgende uitspraak.
1. Kern van de zaak
1.1. Deze zaak gaat in het kort over het volgende. [verzoeker] heeft op 24 augustus 2010 een suïcidepoging gedaan (tentamen suïcide, hierna: TS) door van vierhoog uit een raam te springen. Als gevolg daarvan heeft [verzoeker] onder andere een hoge dwarslaesie opgelopen. [verzoeker] werd vanaf 2008 behandeld bij GGZ door psychiater A. Blom, met wie hij al langer (vanaf 2006) een behandelrelatie had. Vanaf 2010 was ook sociaalpsychiatrisch verpleegkundige [naam 2] bij de behandeling betrokken. In de aanloop naar de TS heeft [verzoeker] meerdere malen contact gehad met deze zorgverleners, die in die periode in dienst waren van GGZ.
1.2. [verzoeker] acht GGZ aansprakelijk voor zijn schade als gevolg van de TS op grond van een toerekenbare tekortkoming in de geneeskundige behandelingsovereenkomst, erop neer komend dat genoemde zorgverleners de situatie van [verzoeker] niet goed hebben ingeschat in de aanloop naar de TS; [verzoeker] had gezien de situatie waarin hij verkeerde op 23 augustus 2010 conform het door Blom opgestelde signaleringsplan opgenomen moeten worden, hetgeen niet is gebeurd. Als dat wel was gebeurd, dan zou de TS zijn voorkomen, aldus [verzoeker] .
1.3. GGZ heeft de gestelde aansprakelijkheid betwist.

2.Het verzoek

[verzoeker] verzoekt de rechtbank, samengevat:
Primair, voor recht te verklaren dat GGZ toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de op haar rustende verplichtingen uit de tussen partijen eens bestaande geneeskundige behandelingsovereenkomst en dat GGZ om deze reden aansprakelijk is voor de TS van 24 augustus 2010 en de daardoor veroorzaakte materiële en immateriële schade van [verzoeker] ;
Subsidiair, GGZ op te dragen medewerking te verlenen aan een te houden psychiatrische expertise uit te voeren door prof. dr. N. van der Wee, hoogleraar psychiatrie in het LUMC te Leiden, met als enige vraag of door GGZ lege artis is gehandeld in de periode juli-augustus 2010 direct voorafgaand aan de TS, op straffe van een dwangsom en met veroordeling van GGZ in de kosten van de te houden psychiatrische expertise;
GGZ in de kosten van het deelgeschil te veroordelen, door [verzoeker] begroot op € 8.147,40.

3.De beoordeling

Het primaire verzoek

3.1.
Gegeven het hierover gevoerde partijdebat, ondersteund met deskundigenrapportages over en weer, staat de gestelde aansprakelijkheid nog niet vast en is nadere bewijslevering in de vorm van een deskundigenrapportage aangewezen. Voor een dergelijke bewijslevering is in de deelgeschilprocedure echter geen plaats, omdat het onderzoek door een deskundige veel tijd in beslag zal nemen, terwijl het doel van de deelgeschilprocedure nu juist is om snel en eenvoudig een oordeel te kunnen geven. Het primaire verzoek wordt dan ook afgewezen op grond van artikel 1019z Rv.
Het subsidiaire verzoek
3.2.
Dit verzoek kan bijdragen aan het aangaan/voortzetten van onderhandelingen die kunnen leiden tot een vaststellingsovereenkomst De omstandigheid dat na een eventuele vaststelling van aansprakelijkheid het schadetraject nog moet worden verkend, doet daar als zodanig niet aan af, omdat partijen met dit oordeel wel een vervolgstap kunnen nemen in hun streven de zaak onderling te regelen.
3.3.
Partijen hebben ter zitting te kennen gegeven dat zij, los van deze beschikking, zo spoedig mogelijk met elkaar in overleg willen gaan om te kunnen komen tot een definitieve schikkingsovereenkomst.
3.4.
Mochten zij daarin niet slagen, dan willen zij met elkaar onderhandelen over de benoeming van een deskundige buiten rechte. Ter zitting hebben partijen met elkaar afgesproken hoe zij dit willen inrichten, zoals hierna is uitgewerkt. Met partijen is afgesproken dat de rechtbank op het subsidiaire verzoek zal beslissen overeenkomstig deze afspraak van partijen.
3.5.
Op grond hiervan zal de rechtbank GGZ bevelen mee te werken aan onderhandelingen met [verzoeker] , bij wijze van een wederzijdse inspanningsverbintenis, waarbij partijen hun eigen medisch adviseur zullen betrekken, met als doel overeenstemming te bereiken over de benoeming van een deskundige met het oog op het partijdebat over de gestelde aansprakelijkheid van GGZ, en waarbij in het bijzonder aan de orde dient te komen:
de aan de deskundige te stellen vragen;
de aard, discipline en de persoon van de deskundige;
de aan de deskundige te verstrekken informatie en de door de deskundige te spreken betrokkenen;
de kosten van het deskundigenonderzoek;
een en ander conform de ‘Leidraad deskundigen in civiele zaken’. [1]
Kosten
3.6.
De rechtbank wijst de verzochte veroordeling af, nu de aansprakelijkheid van GGZ in deze procedure niet is vastgesteld. Omdat niet geoordeeld kan worden dat het deelgeschil volstrekt onnodig of onterecht is ingesteld, zullen de kosten van het deelgeschil wel begroot worden. Het verzochte bedrag van € 8.147,40 zal op grond van de dubbele redelijkheidstoets worden gematigd, conform het verweer van GGZ, tot een bedrag van € 6.000,00 inclusief btw en kantoorkosten.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
wijst het primaire verzoek af,
4.2.
beveelt GGZ mee te werken aan onderhandelingen met [verzoeker] , bij wijze van een wederzijdse inspanningsverbintenis, met als doel overeenstemming te bereiken over de benoeming van een deskundige met het oog op het partijdebat over de gestelde aansprakelijkheid van GGZ en met inachtneming van hetgeen onder 3.5 is vermeld,
4.3.
begroot de kosten van dit deelgeschil als bedoeld in artikel 1019aa Rv op € 6.000,00 inclusief btw en kantoorkosten,
4.4.
wijst het meer of anders verzochte af.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de rechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.https://www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Leidraad-deskundigen-WT.pdf