8.3Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich binnen een periode van zeven maanden schuldig gemaakt aan vier motordiefstallen in vereniging door middel van braak en één poging daartoe. Hierdoor is schade en overlast voor de slachtoffers veroorzaakt. Verdachte heeft hiermee laten zien geen respect te hebben voor andermans eigendom. Hij heeft zich geen rekenschap gegeven van de gevolgen van zijn handelen en heeft enkel gedacht aan zijn persoonlijke gewin. Dit rekent de rechtbank hem aan.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van Leger Des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 20 september 2021, opgemaakt door [rapporteur] . Dit rapport houdt, kort samengevat, het volgende in. Gelet op het verloop van de justitiële geschiedenis van verdachte is er sprake van een delictpatroon aangaande vermogensdelicten in vereniging (diefstal motoren), ondanks een periode van een delictvrij bestaan. Factoren die van directe invloed zijn geweest op het delictgedrag betreffen de financiële situatie van verdachte en zijn onvermogen om een aantal praktische zaken op een bevredigende maatschappelijk aanvaardbare wijze op te lossen. Er is bij verdachte sprake van een schuldenlast en hij had ten tijde van het delict een disfunctionele levensstijl (met betrekking tot financieel beheer). Verdachte lijkt enige problemen te ervaren bij het invullen van een maatschappelijk aanvaardbaar bestaan. Meer indirecte factoren betreffen het middelengebruik en zijn (deels) negatief sociale netwerk. Hij is in het verleden verslaafd geweest aan lachgas. Een tijd lang was hij gestopt, maar na een heftige gebeurtenis is hij weer lachgas gaan gebruiken. Dit is van invloed geweest op zijn bestedingspatroon. Alle verdenkingen zijn in vereniging gepleegd, wat doet vermoeden dat verdachte contact heeft met een (deels) negatief sociaal netwerk. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld. Er is echter ook een aantal beschermende factoren. Verdachte heeft al lange tijd een vriendin en draagt de zorg voor zijn stiefdochter. Daarnaast lijkt zijn houding ten aanzien van de hulpverlening en de wil om een delictvrij bestaan op te bouwen positief te zijn veranderd.
Geadviseerd wordt aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan bijzondere voorwaarden te stellen, te weten een meldplicht, het volgen van een gedragsinterventie-training, het meewerken aan schuldhulpverlening en het meewerken aan het verkrijgen en behouden van een zinvolle dagbesteding.
Verdachte heeft zich in een periode van zeven maanden schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Uit het strafblad van verdachte van 17 mei 2021 blijkt dat hij veelvuldig is veroordeeld voor soortgelijke feiten. Verdachte heeft de feiten in deze strafzaak begaan, terwijl hij zich in een proeftijd bevond in het kader van een voorwaardelijk opgelegde straf. Deze veroordelingen en voorwaardelijke straf hebben hem kennelijk niet weten te weerhouden van het opnieuw plegen van strafbare feiten.
Bij het bepalen van de hoogte van de straf houdt de rechtbank onder meer rekening met de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), die gelden voor diefstal van een motorfiets in geval van recidive. Deze geven als uitgangspunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden.
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een nieuwe weg wil inslaan in zijn leven en dat hij inziet dat hij hulp nodig heeft om op het rechte pad te blijven. Hij wil zijn financiële problemen aanpakken, werk vinden en afstand nemen van zijn negatieve sociale netwerk. De rechtbank overweegt dat verdachte nog de kans heeft om zijn leven een andere wending te geven. Het is aan verdachte om te bewijzen dat hij dit nu ook daadwerkelijk zal doen. Gelet hierop zal de rechtbank aan verdachte een deels voorwaardelijk gevangenisstraf opleggen, als stevige stok achter de deur. De rechtbank benadrukt het belang dat verdachte alle kansen aangrijpt die hem nu worden geboden in het kader van de bijzondere voorwaarden.
Alles overwegende vindt de rechtbank de eis van de officier van justitie passend en legt aan verdachte op een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Aan de proeftijd moeten de bijzondere voorwaarden worden verbonden zoals geadviseerd door de reclassering.
Beslag
Onder verdachte is een aantal voorwerpen in beslag genomen, te weten een breekijzer, betonschaar en slijpmachine.
De officier van justitie heeft gevorderd dat de voorwerpen worden verbeurd verklaard, omdat de door hem bewezen geachte feiten met behulp van deze voorwerpen zijn begaan.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat niet kan worden vastgesteld dat de feiten zijn begaan met behulp van deze voorwerpen. Indien de rechtbank van oordeel is dat er aanleiding bestaat om te veronderstellen dat ze wel zijn gebruikt ten aanzien van de feiten, dan verzet de verdediging zich niet tegen verbeurdverklaring.
De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen die aan verdachte toebehoren. De rechtbank is het eens met de verdediging dat niet kan worden vastgesteld dat deze breekijzer, betonschaar en slijpmachine zijn gebruikt bij de bewezenverklaarde feiten. De voorwerpen kunnen daarom niet verbeurd worden verklaard. De rechtbank zal deze voorwerpen wel onttrekken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan, in samenhang met het redelijkerwijs te verwachten gebruik daarvan, in strijd is met de wet of met het algemeen belang.