Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
- Glock, type/model 26, kaliber 9 x 19mm,
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een pistool en/of munitie, van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- 4, in elk geval een of meerdere patro(o)n(en), kaliber 9x18mm en/of
- een of meerdere patro(o)n(en), kaliber 9x19mm, voorhanden heeft gehad;
(artikel 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht, artikel 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, artikel 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
- een Iphone en/of
- twee, althens een of meer, sim-kaart(en) en/of
- 3, althans een of meer, aanstekers en/of
- een lader en/of
- een tipje voor joints en/of
- sokken
binnen een (afdeling van een) inrichting en/of een instelling waarop de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden of de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen van toepassing was, namelijk [naam Jeugdinrichting I] heeft gebracht en/of heeft getracht te brengen, waarvan het bezit binnen die (afdeling van die) inrichting en/of instelling verboden was;
(artikel 429a lid 1 Wetboek van Strafrecht)
(artikel 429a lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.Voorvragen
4.Vrijspraak
Ten aanzien van het in zaak A ten laste gelegde (het voorhanden hebben van vuurwapens)
De rechtbank stelt voorts vast dat het gebouw waar de poging tot inbraak heeft plaatsgevonden een appartementencomplex is, met aldus meerdere woningen in één trappenhuis. Niet kan worden vastgesteld de boorgeluiden die tijdens het videofragment tussen 14:50:05 uur en 15:52:07 te horen waren werden veroorzaakt door het boren in het slot van de deur van nummer [huisnummer II] . Niet uit te sluiten is dat deze geluiden zijn toe te schrijven aan het boren door een van de andere bewoners in het appartementencomplex, te minder nu deze andere bewoners niet als getuige zijn gehoord. Verder merkt de rechtbank op dat de beelden afkomstig zijn van de verdieping die boven de verdieping van de aangever is gelegen. De inbrekers hoeven vanaf de begane grond dus niet noodzakelijkerwijs langs de deur van [huisnummer I] met de camera te lopen om bij de lagergelegen woning van de aangever op nummer [huisnummer II] te komen. Dat er die middag (kennelijk) geen andere personen op de camerabeelden zijn te zien, wil dus niet zeggen dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte en zijn medeverdachten zich schuldig hebben gemaakt aan de poging tot woninginbraak. Nu de rechtbank tot slot heeft vastgesteld dat een van de medeverdachten inderdaad in hetzelfde gebouw woonachtig is, kan niet worden gezegd dat de verklaring van verdachte zodanig ongeloofwaardig is dat deze terzijde dient te worden geschoven, laat staan dat deze als kennelijk leugenachtig kan worden bestempeld. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
5.Waardering van het bewijs
Ten aanzien van het in zaak D ten laste gelegde (het binnensmokkelen van verboden voorwerpen in een justitiële inrichting)
6.Bewezenverklaring
6.Bewijs
7.Strafbaarheid van de feiten
8.Strafbaarheid van verdachte
9.Motivering van de straf
10.Toepasselijke wettelijke voorschriften
11.Beslissing
vrij.
[verdachte] ,daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot hechtenis van
3 (drie) dagen.