ECLI:NL:RBAMS:2021:6054

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
26 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
13.106245.21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Jeugdzaak betreffende overval op T-Mobile winkel met vuurwapens door minderjarige verdachte

Op 12 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een jeugdzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die op 17 april 2021 samen met anderen een gewapende overval heeft gepleegd op een T-Mobile winkel in Amsterdam. De verdachte heeft tijdens de zitting bekend en zijn verklaring werd ondersteund door camerabeelden en getuigenverklaringen. De rechtbank oordeelde dat de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen zijn. De verdachte werd beschuldigd van afpersing en het voorhanden hebben van vuurwapens. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 92 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een locatieverbod voor de T-Mobile winkel en een contactverbod met medeverdachten. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die als first offender werd aangemerkt en positieve ontwikkelingen vertoonde in zijn leven. De rechtbank benadrukte de impact van de overval op de slachtoffers en de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Team Familie & Jeugd
Parketnummer: 13.106245.21
Datum (mondelinge) uitspraak: 12 oktober 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de zaak tegen
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2004,
wonende op het adres [BRP-adres]

1.Onderzoek ter terechtzitting

De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.Y. de Boer en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. T. den Haan, naar voren hebben gebracht.
Voorts heeft de rechtbank kennisgenomen van wat onder meer door [naam 1] , namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: Raad), de heer [naam 2] , namens Jeugdbescherming Regio Amsterdam (hierna: JBRA), de heer [naam 3] (de IFA-coach van verdachte) en door de ouders van verdachte naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 17 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (beiden werkzaam en aanwezig in winkel T-Mobile, [locatie 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid telefoons, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan de Tmobile toebehoorde, door (in voornoemde winkel)
- een of meer vuurwapens, in elk geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen en/of voor te houden en/of te houden in de richting van en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (aldus) te dwingen, althans te bewegen om een
deur en/of een kluis te openen en/of voornoemde telefoons in een tas te stoppen
en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen: “Schiet op” en/of “Blijf hier” en/of
“Ik wil dozen, vullen, vul deze tas” en/of “Blijf in deze ruimte”, althans woorden van
gelijke aard en/of strekking;
(artikel 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, artikel 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, artikel 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 april 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een hoeveelheid telefoons, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan winkel T-mobile [locatie 1] heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (beiden werkzaam en aanwezig in voornoemde winkel), gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (in voornoemde winkel)
- een of meer vuurwapens, in elk geval (een) op (een) vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en), aan voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te tonen en/of voor te houden en/of te houden in de richting van en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (aldus) te dwingen, althans te bewegen om een deur en/of een kluis te openen en/of voornoemde telefoons in een tas te stoppen en/of
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] te zeggen: “Schiet op” en/of “Blijf hier” en/of
“Ik wil dozen, vullen, vul deze tas” en/of “Blijf in deze ruimte” , althans woorden van gelijke aard en/of strekking
(artikel 310 Wetboek van Strafrecht, artikel 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, artikel 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 17 april 2021 te [locatie 2] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (een) wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een gaspistool van het merk Walther, type P99, kaliber 9 mm P.A.K. en/of
- een gaspistool van het merk Zoraki, model 917, kaliber 9mm P.A.K. en/of
- een gasrevolver van het merk Record, model Chief '4", kaliber 9mm Rand Knal zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- een of meer patronen van het merk Wadie, kaliber 9mm Knal en/of
- vijf, althans een of meer patronen van het merk Walther, kaliber 9mm Rand Knal, voorhanden heeft/hebben gehad;
(artikel 26 lid 1 Wet wapens en munitie)

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank is - met de officier van justitie - van oordeel dat de ten laste gelegde winkeloverval/afpersing kan worden bewezen, omdat verdachte het feit heeft bekend en zijn verklaring steun vindt in de overige bewijsmiddelen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van het ten laste gelegde.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor het medeplegen van het voorhanden hebben van twee van de drie ten laste gelegde wapens, Walther, nu verdachte enkel en alleen de beschikkingsmacht heeft gehad over één wapen.
De rechtbank overweegt als volgt. Voor beschikkingsmacht van een vuurwapen is niet vereist dat verdachte eigenaar of bezitter is van het wapen. Het gaat om de vraag of verdachte over het wapen kon beschikken: lag het in zijn macht om het wapen te gebruiken of er op een andere wijze iets mee te doen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij en zijn medeverdachte [naam medeverdachte 1] in de woonkamer van [naam medeverdachte 2] te horen kregen dat zij de T-Mobile winkel zouden overvallen. [naam medeverdachte 2] heeft de vuurwapens ‘gehaald’ en vervolgens aan de groep laten zien. Verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte 1] kregen allebei een pistool mee om de overval te plegen. De verklaring van verdachte wordt ondersteund door de bewijsmiddelen. Op de stills van de woonkamer van [naam medeverdachte 2] is namelijk te zien dat [naam medeverdachte 2] zwarte handschoenen aantrekt en een wapen overgeeft aan verdachte. Verdachte bekijkt dit vuurwapen en hij geeft het vervolgens terug aan [naam medeverdachte 2] . Verder is op de camerabeelden van de T-Mobile winkel te zien dat verdachte en zijn medeverdachte [naam medeverdachte 1] allebei een wapen in hun handen hebben en deze gericht voor zich houden. Gelet op het voorgaande is de rechtbank - met de officier van justitie - van oordeel dat verdachte zich bewust was van de aanwezigheid van de diverse vuurwapens in de woning van [naam medeverdachte 2] , nu deze vóór de overval aan hem zijn getoond. Vervolgens zijn verdachte en [naam medeverdachte 1] samen op pad gegaan om de overval te plegen. Daarbij hebben zij de wapens mee genomen en stonden deze dus tot hun beider beschikking om te gebruiken. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee sprake geweest van het gezamenlijk voorhanden hebben van alle wapens, en dus niet slechts van het wapen dat verdachte bij de overval heeft gehanteerd. Het ten laste gelegde kan daarom wettig en overtuigend worden bewezen.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 17 april 2021 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , beiden werkzaam en aanwezig in de winkel T-Mobile, [locatie 1] , heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid telefoons, die aan T-Mobile toebehoorden, door in voornoemde winkel
- vuurwapens aan voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te tonen en voor te houden en te houden in de richting van voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en
- voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aldus te dwingen een kluis te openen en voornoemde telefoons in een tas te stoppen en
- tegen voornoemde [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] te zeggen: “Schiet op” en “Blijf hier” en “Ik wil dozen, vullen, vul deze tas” en “Blijf in deze ruimte”;
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 17 april 2021 te [locatie 2] , tezamen en in vereniging met anderen, wapens van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten
- een gaspistool van het merk Walther, type P99, kaliber 9 mm P.A.K. en
- een gaspistool van het merk Zoraki, model 917, kaliber 9mm P.A.K. en
- een gasrevolver van het merk Record, model Chief '4", kaliber 9mm Rand Knal zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en/of pistool en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten
- patronen van het merk Wadie, kaliber 9mm Knal en
- vijf patronen van het merk Walther, kaliber 9mm Rand Knal, voorhanden hebben gehad;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd.
Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkorte vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkorte vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkorte vonnis gehecht.

7.Strafbaarheid van de feiten

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

8.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.Motivering van de straf en maatregel

De officier van justitieheeft gevorderd dat verdachte ter zake van de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 92 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Aan dat voorwaardelijk strafdeel dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd zoals die door de hulpverlening zijn geadviseerd (inclusief het contactverbod met de medeverdachten) en dient verdachte toezicht en begeleiding te krijgen van JBRA. De officier van justitie heeft verzocht om in het belang van de slachtoffers een locatieverbod op te leggen voor de gehele [locatie 1] (waar de winkel T-Mobile is gevestigd). Voorts dient aan verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf te worden opgelegd in de vorm van een werkstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen jeugddetentie. Tot slot heeft de officier van justitie gevraagd om de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
De raadsmankan zich vinden in de strafeis van de officier van justitie, met uitzondering van het contactverbod met de medeverdachten en het locatieverbod voor de gehele [locatie 1] . Ten aanzien van het contactverbod met de medeverdachten heeft de raadsman toegelicht dat verdachte hen niet meer spreekt. Hij zoekt ze ook niet op, omdat hij niet met de politie en justitie in aanraking wil komen. Het is dan ook de vraag of het dwingende kader van het contactverbod wel noodzakelijk is en toegevoegde waarde heeft. De raadsman vindt daarnaast het locatieverbod voor de gehele [locatie 1] - zoals geformuleerd door de officier van justitie - te algemeen. Verdachte zal zich niet verzetten tegen het locatieverbod voor de T-Mobile winkel in de [locatie 1] waar hij de overval heeft gepleegd, maar hij moet wel met het openbaar vervoer door deze straat kunnen reizen om bijvoorbeeld zijn vriendin op te kunnen zoeken. Mocht de rechtbank van oordeel zijn dat een locatieverbod voor de gehele [locatie 1] wenselijk is, dan heeft de raadsman verzocht om dit verbod voor een kortere periode op te leggen. Verder ziet de raadsman geen gevaar voor herhaling en verzoekt de dadelijke uitvoerbaarheid achterwege te laten.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft samen met anderen een overval op de T-Mobile winkel in de [locatie 1] te Amsterdam gepleegd. Deze overval vond plaats in de ochtend van
17 april 2021. Verdachte had die ochtend eerst met drie medeverdachten, waaronder twee meerderjarige mannen, in een flat in Amsterdam afgesproken. Vervolgens is verdachte samen met één van deze medeverdachten (een minderjarige jongen) gewapend met vuurwapens waarin knalpatronen zaten, door een door een van de meerderjarige medeverdachten geregelde snorder in een auto vervoerd en afgezet nabij de plek van de overval. Verdachte en de medeverdachte zijn vervolgens naar de winkel gegaan en hebben met getrokken vuurwapens de winkel betreden. In de winkel hebben zij de twee aanwezige medewerkers verbaal en met de vuurwapens bedreigd en hen zo gedwongen om de kluisruimte in te gaan, om de telefoons uit de kluis te halen en om die telefoons in een rugtas, die de mededader bij zich droeg, te stoppen. Hierna zijn verdachte en de medeverdachte de winkel uitgerend en hebben zich weer met dezelfde snorder laten afzetten bij dezelfde flat alwaar zij eerder die ochtend samen waren met de twee meerderjarige medeverdachten. Aldaar hebben zij een groot deel van de buit achtergelaten.
Uit het voorgaande blijkt dat verdachte een ernstig strafbaar feit heeft gepleegd en dat rekent de rechtbank verdachte aan. Feiten als deze winkeloverval met gebruik van vuurwapens hebben een grote impact op de slachtoffers daarvan. Slachtoffer [slachtoffer 1] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij zich bedreigd voelde en bang was voor wat er zou gaan komen. Slachtoffer [slachtoffer 2] heeft in haar aangifte verklaard dat zij gechoqueerd en bang was en het gevoel had dat zij ook niet weg kon. De ervaring leert dat slachtoffers van een overval nog zeer lange tijd last kunnen hebben van de psychisch nadelige gevolgen van hetgeen hen is overkomen. Dat zou ook bij voornoemde slachtoffers het geval kunnen zijn. Ook voor omstanders die buiten de winkel werden geconfronteerd met de vluchtende verdachte en medeverdachte en door hadden dat er iets niet in de haak was, zal dit een nare ervaring zijn geweest.
De rechtbank heeft kennisgenomen van een Uittreksel Justitiële Documentatie van 13 augustus 2021 waaruit blijkt dat verdachte niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld. Hij zal dan ook worden aangemerkt als first offender.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de rapporten die in het kader van de persoonlijke omstandigheden van verdachte zijn opgemaakt. Het meest recente strafadvies van de Raad dateert van 7 oktober 2021. De meest recente rapportage van JBRA dateert van 23 september 2021. Tot slot heeft de rechtbank kennisgenomen van het Psychologisch Pro Justitia rapport opgemaakt door [GZ- pyscholoog] GZ-psycholoog, op 28 juni 2021.
De psycholoogkomt tot de volgende conclusie.
Er is bij verdachte geen sprake van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestesvermogens. Gezien de afwezigheid van een psychische stoornis en/of achterblijvende ontwikkeling kan het ten laste gelegde volledig toegerekend worden. Aangezien verdachte een first offender is en er geen sprake is van een stoornis dan wel gebrekkige ontwikkeling, is er geen betrouwbare inschatting te maken van de kans op recidive op basis van risicotaxatie instrumenten. Er kan wel gesteld worden dat er sprake is van een groot aantal beschermende factoren bij een first offender die in contact lijkt te zijn gekomen met delinquente leeftijdsgenoten. Gezien de mate van probleembesef, zijn positieve opvoedomgeving en vele beschermende factoren wordt de kans op recidive klein geacht. Verdachte beschikt over zelfcontrole en adequate copingvaardigheden. Hij groeit op in een positieve opvoedomgeving waarbij er zowel thuis als op school duidelijke kaders zijn waar verdachte zich ook aan houdt. Er is onvoldoende zicht op de invloed van de mededaders op verdachte, al lijken deze geen bekenden van hem en daarmee wordt de kans klein geacht dat zij een structurele negatieve invloed op hem hebben. Ter bevordering van de ontwikkeling van verdachte wordt geadviseerd om een training in te zetten gericht op het vergroten van zijn sociale vaardigheden (weerstand bieden tegen groepsdruk en voor zichzelf opkomen) en impulscontrole. Een dergelijke training is Tools4u. Ook kan overwogen worden om verdachte te ondersteunen bij het opbouwen van een gestructureerde, sociale vrijetijdsbesteding bijvoorbeeld in de vorm van deelname aan sportactiviteiten. Deze interventie kan worden ingezet in het kader van een leerstraf bij een jeugdreclasseringsmaatregel.
Ter terechtzitting heeft
de Raadzijn advies toegelicht. Uit het raadsonderzoek komen voornamelijk beschermende factoren naar voren. Verdachte heeft betrokken ouders en zij houden elkaar op de hoogte over de opvoeding van hun zoon. Verdachte heeft zich aan alle schorsingsvoorwaarden van 18 juni 2021 gehouden. Hij doet het goed op school en hij heeft al langere tijd een bijbaan bij een supermarkt. Op de verschillende domeinen zijn geen grote zorgen naar voren gekomen. Het is dan ook niet goed duidelijk geworden wat precies de aanleiding is geweest voor het delictgedrag. Ondanks het feit dat verdachte in deze situatie terecht is gekomen en het hier gaat om een zeer ernstig feit lijken alle mogelijke criminogene factoren, mede middels de ondersteuning vanuit de IFA-coach, te zijn gedekt. De Raad adviseert een deels voorwaardelijke werkstraf, als stok achter de deur, met de volgende bijzondere voorwaarden dat hij: meewerkt aan de reeds ingezette hulpverlening van de Intensieve Forensische Aanpak (IFA), meewerkt aan alle hulpverlening die noodzakelijk wordt geacht door JBRA en gedurende zijn proeftijd op geen enkele wijze contact opneemt met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] , [naam medeverdachte 2] en [naam medeverdachte 3] . Gelet op de ernst van het feit is het noodzakelijk om de bijzondere voorwaarden en het reclasseringstoezicht door JBRA dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Nu de Raad bij verdachte geen vaardigheidstekorten heeft gezien, ziet de Raad geen meerwaarde in het opleggen van een leerstraf zoals Tools4u. Mocht daar in de toekomst behoefte aan zijn, dan kan verdachte in het kader van toezicht en begeleiding deelnemen aan noodzakelijke trainingen.
JBRAvraagt zich af of verdachte wel voldoende is toegerust om in de toekomst weerstand te kunnen bieden aan groepsdruk, maar sluit zich toch aan bij het advies van de Raad. Zij hebben verdachte leren kennen als een beleefde en vriendelijke jongen man. Hij houdt zich aan alle afspraken en voorwaarden. Op alle leefgebieden gaat het momenteel goed. Verdachte is gemotiveerd om de huidige positieve lijn voort te zetten en vol te houden. JBRA heeft de indruk dat verdachte dit kan, maar hij heeft daarbij wel behoefte aan de ondersteuning van de hulpverlening. Tot slot heeft JBRA toegelicht dat verdachte veel spijt heeft van zijn delictgedrag. Hij zal daarom op korte termijn aangemeld worden voor herstelbemiddeling met de slachtoffers, zodat hij zijn excuses kan aanbieden.
De IFA-coachvan verdachte heeft aangegeven dat hij erg tevreden is met de houding van verdachte jegens de betrokken hulpverlening. In de afgelopen maanden heeft verdachte een aantal positieve stappen gezet. Hij is bereikbaar voor zijn begeleiders en hij heeft een open houding tijdens de gesprekken. De doelen van het IFA traject - delictanalyse, openheid van zaken geven over de vriendenkring, het vinden van een zinvolle vrije tijdsbesteding in de vorm van een bijbaan - zijn inmiddels behaald. De begeleiding vanuit dit traject zal daarom in januari 2022 afgerond worden.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden er geen aanleiding bestaat om bij de straftoemeting in het voordeel van verdachte af te wijken van hetgeen door de officier van justitie is gevorderd. In beginsel zijn de aard en de ernst van de bewezen verklaarde gewapende winkeloverval en de rol van verdachte ernstig genoeg om met een forse onvoorwaardelijke vrijheidsstraf te bestraffen. De rechtbank is echter van oordeel - ook gelet op het opgestarte hulpverleningstraject - dat het op dit moment gedetineerd raken van verdachte zijn positieve ontwikkeling van de laatste tijd zal doorkruisen. Om deze reden zal de rechtbank aan verdachte een jeugddetentie opleggen waarbij het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest. Het is positief dat verdachte ter zitting heeft erkend dat zijn delictgedrag onacceptabel is. Ook is positief dat hij zijn excuses wil aanbieden aan de slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Het blijft echter zorgwekkend dat verdachte zich zonder enige aanleiding heeft bezig gehouden met de ten laste gelegde feiten. Hierdoor heeft de rechtbank geen inzicht in de reden dat hij juist deze overval heeft gepleegd en of hij zich in de toekomst niet weer in eenzelfde situatie zal begeven.
Gelet op de bevindingen van de GZ-psycholoog zal ter voorkoming van recidive een deel van de jeugddetentie in voorwaardelijke vorm worden opgelegd met daaraan verbonden diverse bijzondere voorwaarden, inclusief het contactverbod met de medeverdachten en het locatieverbod voor de [locatie 1] (dus ook niet door de [locatie 1] reizen met bijvoordeeld het openbaar vervoer of op de fiets). De komende twee jaar dient verdachte toezicht en begeleiding te krijgen van JBRA.
Door oplegging van het locatieverbod zullen de slachtoffers in hun directe werkomgeving niet met verdachte worden geconfronteerd. De rechtbank ziet geen reden om dit verbod voor een kortere periode op te leggen, nu verdachte daar niet in de buurt woont en hij zijn vriendin via een andere route kan opzoeken. Dit locatieverbod geldt nu ook al in het kader van de schorsingsvoorwaarden en zal verder niet ingrijpend voor hem zijn. Ten aanzien van het contactverbod vraagt de rechtbank zich af in hoeverre verdachte weerbaar is ten aanzien van de invloed van anderen. Ter zitting hebben de ouders aangegeven dat zij niet op de hoogte waren dat hun zoon omging met jongeren die bekend zijn binnen de (forensische) jeugdhulpverlening. Zij hopen dat verdachte op geen enkele wijze contact met hen zal hebben. Nu het verdachte niet is gelukt om weerstand te bieden tegen het plan van zijn medeverdachten om met vuurwapens een telefoonwinkel te overvallen, acht de rechtbank het contactverbod met deze jongens voor de komende twee jaar noodzakelijk. Tot slot zal - gezien de ernst van het feit - aan verdachte nog een onvoorwaardelijke werkstraf worden opgelegd.
De rechtbank zal het door de officier van justitie gevorderde bevel tot dadelijke uitvoerbaarheid van het reclasseringstoezicht en de bijzondere voorwaarden
nietgeven. Verdachte is geen bekende van de politie, hij is niet eerder veroordeeld, er is sprake van een steunend netwerk en zijn sociale omstandigheden lijken stabiel. Gelet hierop acht de rechtbank het gevaar dat er in zijn algemeenheid ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen onvoldoende aanwezig om de dadelijke uitvoerbaarheid te rechtvaardigen
.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregel
Namens de benadeelde partij T-Mobile, Netherlands B.V. gevestigd te ’s-Gravenhage, vordert gevolmachtigde de heer [naam gevolmachtigde] een materiële schadevergoeding ter hoogte van
€ 1.930,00, bestaande uit de vergoeding van twee vermiste Apple iPhone 12 pro telefoontoestellen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering voor de materiële schade gedeeltelijk kan worden toegewezen, met toewijzing van de wettelijke rente en de schadevergoedingsmaatregel. Hij neemt als uitgangspunt het bedrag dat toegekend is in de strafzaak van medeverdachte [naam medeverdachte 1] . De officier van justitie heeft verzocht om de vordering naar evenredigheid over verdachte en de drie medeverdachten te verdelen. Dat levert een bedrag van € 482,50 op.
De raadsman kan zich vinden in het standpunt van de officier van justitie.
De rechtbank overweegt als volgt. Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 1 primair bewezen verklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De rechtbank vindt - met de officier van justitie en de raadsman - het in dit specifieke geval niet wenselijk om een hoofdelijke veroordeling uit te spreken omdat dit betekent dat verdachte, als minderjarige, na voldoening van het gehele bedrag, zijn verhaalsrecht zou moeten uitoefenen ten opzichte van meerderjarigen onder wier invloed hij het delict heeft gepleegd. Nu de rechtbank uitgaat van vier daders ziet de rechtbank hierin aanleiding om verdachte slechts voor een vierde deel van het bedrag aan te spreken en zal de vordering matigen tot een bedrag van
€ 482,50, welk bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (17 april 2021) tot aan de dag van de algehele voldoening. De benadeelde partij zal in het meer gevorderde niet-ontvankelijk worden verklaard en kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
In het belang van T-Mobile Netherlands B.V. gevestigd te ’s-Gravenhage, zal als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte worden opgelegd ter hoogte van
€ 482,50vermeerderd met de wettelijke rente voor de materiële schade.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77gg, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

12.Beslissing

Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
92 (tweeënnegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, te weten 62 dagen, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
30 (dertig) dagen, van deze jeugddetentienietzal worden ten uitvoer gelegd, tenzij later anders wordt gelastop grond van het overtreden van de na te noemen algemene en bijzondere voorwaarden.
Stelt de proeftijd vast op
2 (twee) jarenonder de algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich voor het einde van die proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
  • meewerkt aan de reeds ingezette hulpverlening van de Intensieve Forensische Aanpak (IFA);
  • meewerkt aan alle hulpverlening die noodzakelijk wordt geacht door JBRA;
  • gedurende zijn proeftijd op geen enkele wijze contact opneemt met de medeverdachten [naam medeverdachte 1] (geboren op [GZ- pyscholoog] 2005 te [geboorteplaats medeverdachte 1] ), [naam medeverdachte 2] (geboren op [geboortedag medeverdachte 2] 1999 te [geboorteplaats medeverdachte 2] ) en [naam medeverdachte 3] (geboren op [geboortedag medeverdachte 3] 2002 te [geboorteplaats medeverdachte 3] );
  • zich niet zal bevinden in een straal van 50 (vijftig) meter van [locatie 1] te Amsterdam. Dit locatieverbod geldt gedurende twee jaar vanaf de uitspraak, te weten tot 12 oktober 2023.
Van rechtswege gelden tevens de voorwaarden dat veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit zijn medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- zijn medewerking zal verlenen aan het door de jeugdreclassering te houden toezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
Geeft opdracht aan Jeugdbescherming Regio Amsterdam tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Veroordeelt verdachte daarnaast tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van
60 (zestig)uren.
Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast voor de duur van 30 (dertig) dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[naam gevolmachtigde] namens T-Mobile, Netherlands B.V. gevestigd te ’s-Gravenhagegedeeltelijk toe en veroordeelt verdachte tot betaling van € 482,50 (zegge vierhonderd tweeëntachtig euro en vijftig cent) voor materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte op de maatregel van schadevergoeding ten behoeve van
[naam gevolmachtigde] namens T-Mobile, Netherlands B.V. gevestigd te ’s-Gravenhageter hoogte van € 482,50 (zegge vierhonderd tweeëntachtig euro en vijftig cent). Voormeld bedrag bestaat uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 17 april 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening. Bepaalt daarbij de maximale duur van de gijzeling op 0 dagen.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij
[naam gevolmachtigde] namens T-Mobile, Netherlands B.V. gevestigd te ’s-Gravenhagevoor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Heftop het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.M. Devis, voorzitter tevens kinderrechter,
mrs. H.P.E. Has en M.M. Helmers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. S. Bakir, griffier.
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 12 oktober 2021.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.