ECLI:NL:RBAMS:2021:6050
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing vordering ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in drugszaken
In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, ingediend door de officier van justitie. De vordering was gericht tegen een veroordeelde die betrokken was bij de handel in harddrugs. De officier van justitie had een bedrag van € 123.425,54 gevorderd, dat zou zijn verkregen uit de verkoop van harddrugs tussen 1 juli 2017 en 8 augustus 2019. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 6 oktober 2021, waar de verdediging aanvoerde dat er geen bewijs was dat de veroordeelde daadwerkelijk voordeel had genoten van de drugshandel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde weliswaar betrokken was bij de drugshandel, maar dat de opbrengsten voornamelijk door de medeverdachte werden genoten. De rechtbank concludeerde dat het niet mogelijk was om het aandeel van de veroordeelde in de opbrengsten te schatten. Daarom heeft de rechtbank de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel afgewezen. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.