ECLI:NL:RBAMS:2021:6049

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 oktober 2021
Publicatiedatum
25 oktober 2021
Zaaknummer
13/218801-19
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van de handel in harddrugs en voorbereidingshandelingen

Op 20 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met een medeverdachte langere tijd betrokken was bij de handel in verschillende soorten harddrugs. De zaak kwam aan het licht na een melding van een overval op 9 september 2019, waarbij de politie een grote hoeveelheid harddrugs en aanverwante artikelen aantrof in de woning van de verdachte. Tijdens de zitting op 6 oktober 2021 heeft de verdachte verklaard dat de drugs aanvankelijk voor eigen gebruik waren, maar dat hij uiteindelijk ook drugs verkocht aan vrienden en kennissen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de handel in harddrugs en het treffen van voorbereidingshandelingen hiervoor, en heeft de tenlastelegging bewezen verklaard. De rechtbank heeft daarbij de verklaring van de verdachte als uitgangspunt genomen, maar heeft ook rekening gehouden met de bevindingen van de politie en de administratie die in de woning is aangetroffen. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank heeft ook beslag gelegd op verschillende inbeslaggenomen voorwerpen die verband houden met de drugshandel.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VERKORT VONNIS
Parketnummer: 13/218801-19
Datum uitspraak: 20 oktober 2021
Verkort vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[naam verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [BRP-adres]

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit verkorte vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 6 oktober 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.L.A. ter Veer, en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. W.J. Morra, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – na wijziging op de zitting – ten laste gelegd dat dat hij zich heeft schuldig gemaakt aan:
Feit 1.
het in vereniging telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van meerdere soorten harddrugs in de periode van 1 januari 2019 tot en met 9 september 2019 in [locatie] ;
Feit 2:
het in vereniging voorbereiden van het telen en/of bereiden en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren en/of aanwezig hebben van meerdere soorten harddrugs op 9 september 2019 in [locatie] , door verschillende goederen voorhanden te hebben waaronder injectienaalden, flessen en versnijdingsmiddelen.
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Op 9 september 2019 ’s nachts rond 4.45 uur is de politie na een melding gegaan naar het adres [adres] De bewoners, verdachte en de medeverdachte, verklaarden zojuist te zijn overvallen. Bij de overval zou met een vuurwapen zijn gedreigd en zou een hoeveelheid geld en harddrugs uit een kluis zijn weggenomen. De woning is vervolgens door de politie doorzocht en er is een grote hoeveelheid harddrugs en aanverwante artikelen gevonden. Tijdens de doorzoeking van de woning zijn ook notities gevonden betreffende onder andere een prijslijst van verschillende harddrugs en een administratie. Uit de notities bleek onder andere dat door verdachte medicijnen werden aangekocht in het buitenland. Uit onderzoek aan zijn telefoon bleek dat door verdachte ook een hoeveelheid GBL, een bestanddeel van GHB, was aangekocht.
Verdachte heeft ter terechtzitting een verklaring afgelegd. Deze verklaring houdt in dat verdachte wist dat de drugs en aanverwante artikelen in zijn woning lagen. In eerste instantie waren de drugs in de woning alleen bestemd voor eigen gebruik, maar dat is na een tijd uit de hand gelopen. Een dealer, die verdachte kende als ‘ [naam] ’, kocht de drugs in en stalde de drugs in de woning van verdachte. Dit is volgens verdachte begonnen in 2018/2019. Verdachte mocht de drugs gebruiken en/of verkopen. Dit verkopen deed verdachte naar eigen zeggen alleen aan vrienden en kennissen en zij kwamen bij hem terecht via mond tot mond reclame. Deze kopers betaalden voor de drugs en verdachte behaalde daardoor enige winst, maar die was niet groot. Het merendeel van de winst was voor [naam] . Er werd betaald via Paypal, een girale overschrijving of met contant geld. De gevonden administratie betrof aantekeningen van wat verdachte aan [naam] schuldig was in de vorm van drugs dan wel contant geld. Verdachte moest dit op ieder moment aan [naam] kunnen terugbetalen. Volgens verdachte zijn er nooit drugs in de woning geproduceerd. Wel werden de drugs afgewogen en overgegoten in kleinere gebruikershoeveelheden. Injectienaalden werden door verdachte meegegeven aan gebruikers, omdat die moeilijk te verkrijgen waren.
De rechtbank concludeert dat het door verdachte geschetste beeld op basis van de stukken in het dossier niet uit te sluiten is. Deze verklaring zal daarom als uitgangspunt worden genomen, maar laat onverlet dat verdachte zich wel schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. Dit gelet op de bevindingen en de verklaring van verdachte.
De rechtbank acht ook bewezen dat er sprake was van medeplegen. Verdachte en de medeverdachte woonden al meerdere jaren samen in de bewuste woning. De drugs lagen door de hele woning verspreid en waren voor beide verdachten beschikbaar. Ook de medeverdachte was er dus van op de hoogte dat er in de woning drugs werden opgeslagen en verkocht. Uit het dossier en de verklaring van verdachte op de zitting komt naar voren dat het initiatief voornamelijk bij verdachte lag. Hij was degene die het contact met de dealer onderhield, de administratie bijhield en overzicht had over de voorraad, de verkopen en de betalingen. Ook was het verdachte die medicijnen en GBL bestelde.
De rechtbank vindt dat de tenlastegelegde periode ook bewezen kan worden, gelet op de hiervoor genoemde verklaring van verdachte dat het is begonnen in 2018/2019 en gelet op de hoeveelheid drugs die op 9 september 2019 in de woning is aangetroffen. De rechtbank gaat er vanuit dat dit een handelsvoorraad voor een langere periode betrof.
Verdachte wordt veroordeeld voor het samen met een ander van 1 januari 2019 tot en met 9 september 2019 handelen in harddrugs en het treffen van voorbereidingshandelingen daarvoor.
3.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
Feit 1:
hij één of meerdere tijdstippenin
of omstreeksde periode van 1 januari 2019 tot en met 9 september 2019,
althans op of omstreeks 9 september 2019,te Amsterdam,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen, opzettelijk heeft
geteeld en/ofbereid
en/of bewerkt en/of verwerkten
/ofverkocht en
/ofafgeleverd en
/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijkaanwezig heeft gehad,
  • 142,07 gram (3,97 gram + 20,5 gram + 83,3 gram + 34,3 gram)
  • vier flacons
  • 195,6 gram (31,8 gram + 156 gram + 7,80 gram) en
  • 481 (314 + 167) tabletten
  • 54,5 gram
260,26 gram (15,1 gram + 23,4 gram + 51,2 gram + 1,56 gram + 169 gram)
en/of een of meerdere overige onbekend gebleven hoeveelhedenvan een materiaal bevattende methamfetamine
en
/ofzijnde cocaïne en
/ofGHB en
/ofMDMA en
/of2CB en
/ofamfetamine en
/ofmethamfetamine,
(telkens
)een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Feit 2:
hijop
of omstreeks9 september 2019 te Amsterdam,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen,om een feit, bedoeld in het vierde
of vijfdelid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk
telen,bereiden,
bewerken, verwerken,verkopen,
afleveren, verstrekken, vervoeren en/of binnen het grondgebied van Nederland brengenvan
cocaïne en/of GHB en/of MDMA en/of 2CB en/of heroïne en/of amfetamine en/of methamfetamine en/of n-ethyl en/of 4-methylethcathinon (4-MEC) en/of 4-methylmethcathinon (4-MMC), in elk gevaleen hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en
/ofGHB en
/ofMDMA en
/of2CB
en/of heroïneen
/ofamfetamine en
/ofmethamfetamine en
/ofn-ethyl en
/of4-methylethcathinon (4-MEC) en
/of4-methylmethcathinon (4-MMC), zijnde
(telkens
)een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen
  • een (grote) hoeveelheid injectienaalden en
  • een (grote) hoeveelheid van de stof GBL, zijnde een grondstof voor GHB, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I en
  • een
  • een (grote) hoeveelheid plastic flessen en
  • een of meerdere (grote) hoeveelheden vanversnijdingsmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en
/ofverdachtes mededader
(s)wist
(en
) of ernstige redenen had(den) te vermoeden,dat
dat/die bestemd
was/waren tot het plegen van dat
/diefeit
(en);
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Indien tegen dit verkort vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het verkort vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan het verkort vonnis gehecht.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat verdachte de ernst van zijn handelen inziet en er een laag recidiverisico is. Verdachte heeft verklaard dat hij onder behandeling is geweest voor zijn drugsverslaving en dat hij tot op heden geen drugs meer heeft gebruikt.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachte langere tijd schuldig gemaakt aan de handel in verschillende soorten harddrugs en het treffen van voorbereidingshandelingen hiervoor. In de woning waar verdachte en de medeverdachte samenwoonden, werd een handelsvoorraad drugs en aanverwante artikelen bewaard. De drugs werden ook verkocht aan kennissen en vrienden die over de vloer kwamen en verdachte hield hiervan een administratie bij. De drugs werden door de politie ontdekt op het moment dat zij in de woning waren na een melding van een overval.
Verdachte heeft er met zijn handelen voor gezorgd dat drugshandel in stand wordt gehouden, met alle daaraan verbonden negatieve effecten. Het gebruik van hard- en softdrugs werkt verslavend en is zeer schadelijk voor de gezondheid. Daarnaast is het een feit van algemene bekendheid dat drugsgebruik leidt tot (vermogens)criminaliteit en dat het zorgt voor veel schade en onrust in de samenleving. Om dit alles heeft verdachte zich niet bekommerd.
De rechtbank heeft verder gekeken naar het strafblad van de verdachte, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder voor een drugsdelict is veroordeeld.
Gelet op de aard en ernst van de door verdachte gepleegde feiten en op de oriëntatiepunten die voor dit soort delicten gelden, is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is. De op te leggen straf dient duidelijk te maken hoe kwalijk het handelen van verdachte was. Daarnaast moet worden voorkomen dat verdachte zelf, maar ook anderen, dit soort strafbare feiten plegen. De rechtbank heeft geconstateerd dat er sprake is van een groot tijdsverloop. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar, passend.
De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, maar dit laat zich verklaren door het feit dat de rechtbank is uitgegaan van een andere situatie. De rechtbank heeft de verklaring van verdachte als uitgangspunt genomen en daarmee niet de indruk gekregen dat verdachte een geharde crimineel was die louter winst wilde maken, maar dat hij een strafbare dealer was die de situatie waarin hij was beland heeft laten voortduren.

8.Beslag

Volgens de beslaglijst ligt er beslag op de volgende items:
2. 1 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: goednummer: 5804869, Vermoedelijk cocaïne)
2. 1 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: goednummer: 5804873, Vermoedelijk cocaïne)
2. 1 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: goednummer: 5804875, Metaphetamine)
2. 1 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: Wit, merk: N-ethyl 0,65)
2. 1 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: goednummer:5804753, wit, merk: opschrift 'ke.alg', chassisnr: trunarc=kethamine)
2. 1 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: PL1300- 2019190639 G-5806251, Wit, merk: Iphone)
2. 1 1 STK Trechter (Omschrijving: lag in doos onder, merk: bed)
2. 1 3 STK Keukenartikel (Omschrijving: G5811804, 3 zwarte ronde vwp, merk: met handvat)
2. 1 2 STK Keukenartikel (Omschrijving: G5811803, dopje met slang)
2. 1 1 STK Handschoen (Omschrijving: G5811806, 1 paar grijs)
2. 1 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G5804788, vermoedelijk ketamine)
16. 3120 3120 STK Medicijn (Omschrijving: G5806176, Groen, merk: Kamagra Pillen)
16. 3120 8 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G5804756)
16. 3120 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G5804795, Beige, merk: Amfetamine)
16. 3120 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G5804797, Beige, merk: Amfetamine)
16. 3120 1 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G5804838, Creme, merk: Methamphetamine)
16. 3120 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G5804836 - Twee flessen met rode dop, vermoedelijk gbl)
16. 3120 2 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G5804839 - Twee flessen 1 grote en 1 kleinere. witte dop met vloeistof)
16. 3120 4 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G5806159, Vermoedelijk GHB)
16. 3120 38 STK Verdovende Middelen (Omschrijving: G5806161, Vermoedelijk GHB)
16. 3120 1 STK Zak (Omschrijving: G5806163, Plastic Zak)
16. 3120 2480 STK Medicijn (Omschrijving: G5806165, Groen, merk: Kamagra pillen)
De officier van justitie heeft verzocht om de items op de beslaglijst die verdovende middelen betreffen, te onttrekken aan het verkeer. De overige items dienen volgens de officier van justitie te worden verbeurd verklaard.
De raadsman heeft ten aanzien van het beslag geen standpunt ingenomen.
De rechtbank beslist als volgt.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de items die op de beslaglijst zijn genoemd onder 2, 3, 4, 5, 6, 12, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23 en 24 dienen onttrokken te worden aan het verkeer en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder 1 bewezen geachte is begaan en deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten de items die op de beslaglijst zijn genoemd onder 7, 8, 9, 10, 11, 16, 25 en 26 die aan verdachte toebehoren, dienen te worden verbeurd verklaard en zijn daarvoor vatbaar, aangezien met betrekking tot die voorwerpen het bewezen geachte is begaan.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36b, 36c, 36d, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1:
medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B en C van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 2:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van art. 10, voor te bereiden of te bevorderen, door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[naam verdachte]daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte,
groot 6 (zes) maanden, van deze gevangenisstraf
niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de items die op de beslaglijst zijn genoemd onder 2, 3, 4, 5, 6, 12, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23 en 24.
Verklaart verbeurd de items die op de beslaglijst zijn genoemd onder 7, 8, 9, 10, 11, 16, 25 en 26.
Heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. P.P.C.M. Waarts, voorzitter,
mrs. J.P.W. Helmonds en E. Akkermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Stockmann, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 20 oktober 2021.
[....]
  • [....]
  • [....]
  • [....]
  • [....]
  • [....]
  • [....]
  • [....]
  • [....]
  • [....]
  • [....]
  • [....]