Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM
1.Het onderzoek ter terechtzitting
2.Tenlastelegging
3.Vrijspraak
Daarbij is het volgende van belang.
4.Ten aanzien van de benadeelde partij
5.Beslissing
spreekt verdachte daarvan vrij.
Rechtbank Amsterdam
In de strafzaak tegen de verdachte, geboren op [geboortedag] 1997, heeft de rechtbank Amsterdam op 21 oktober 2021 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld en het voorhanden hebben van op vuurwapens gelijkende voorwerpen, in verband met een gewapende overval op een avondwinkel op 8 april 2019. Tijdens de zitting op 7 oktober 2021, 15 oktober 2019 en 10 juli 2019 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie, mr. S.A. van de Vliet, en de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. K.C. van Hoogmoed, gehoord.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte schuldig te verklaren aan de tenlastegelegde feiten. De officier van justitie stelde dat de verdachte medeplichtig was aan de overval, omdat hij als chauffeur van de vluchtauto had gefungeerd. Echter, de rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de daders van de overval. De verklaringen van medeverdachten werden als onvoldoende betrouwbaar beschouwd, en er was geen steunbewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de overval of het voorhanden hebben van wapens.
De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide feiten en verklaarde de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De kosten werden door de rechtbank verdeeld, waarbij iedere partij zijn eigen kosten diende te dragen. Dit vonnis is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 oktober 2021.