Overwegingen
1. Eiseres heeft op 1 november 2019 verzocht om verlening van een omgevingsvergunning voor de ontwikkeling van een flexibel en transformeerbaar werkgebouw voor de creatieve industrie met voorzieningenplint, gesitueerd op het perceel “ [naam 1] ” aan de [adres] te Amsterdam K9301 (project [naam 2] ).
2. Met een e-mailbericht van 19 december 2019 heeft verweerder aan eiseres medegedeeld dat hij voornemens is om de aanvraag niet in behandeling te nemen dan wel te weigeren omdat de aanvraag in strijd is met het bestemmingsplan wegens een toename van het bruto vloeroppervlak (bvo) in het gebied. Tevens heeft de grondeigenaar Havenbedrijf Amsterdam negatief geadviseerd over de ontwikkeling omdat het ontwikkelplafond in het bestemmingsplan is bereikt. Eiseres zou hiervan door middel van de brief “Stand van zaken Minervahaven en Sloterdijk I Noord in relatie tot de versnelling Haven-Stad” van
19 november 2019 op de hoogte zijn gesteld.
3. De ontvangst van de aanvraag is door verweerder bevestigd bij brief van
(eveneens) 19 december 2019. In de brief heeft verweerder eiseres bericht dat de reguliere voorbereidingsprocedure op haar aanvraag zal worden toegepast en dat de beslistermijn wordt verlengd met zes weken, tot en met 7 februari 2020.
4. Verweerder heeft eiseres met een e-mailbericht en een brief van 16 januari 2020 verzocht om aanvullende gegevens in te dienen binnen vier weken na de verzenddatum van de brief. De beslistermijn wordt opgeschort totdat de gegevens zijn ontvangen of de opschorttermijn is verlopen. Verweerder heeft er in deze e-mail nogmaals op gewezen dat er een negatief advies ligt van de Dienst Ruimte en Duurzaamheid en van het Havenbedrijf Amsterdam vanwege strijd met het bestemmingsplan. Verder staat er in de brief dat de aanvullende gegevens consequenties kunnen hebben voor de procedure van de aanvraag. Het kan zijn dat er in plaats van een reguliere procedure een uitgebreide procedure gevolgd moet worden. Mocht dit het geval zijn dan krijgt eiseres daar een brief over.
5. Op 12 februari 2020 heeft eiseres nadere gegevens ingediend. Volgens eiseres is de bouwhoogte inmiddels aangepast naar 21,5 meter. Verschillende tekeningen en toelichtingen gaan uit van de toekomstige realisatie van een commerciële functie zoals detailhandel, horeca en dienstverlening in een deel van de voorzieningenplint. Ook is in de verschillende tekeningen de woonfunctie op de verdiepingen weergegeven. Volgens eiseres betreffen deze invullingen een toekomstige wens, waarop de aanvraag momenteel niet ziet. De tekeningen zijn daarom aangepast.
6. Met haar brief van 23 maart 2020 heeft eiseres verweerder bericht dat op haar aanvraag niet tijdig is beslist en dat de omgevingsvergunning om die reden van rechtswege is verleend. Op grond van artikel 3.9, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) had verweerder binnen acht weken op de aanvraag moeten beslissen. Mede gelet op de verlenging van de beslistermijn van 19 december 2019 en de opschorting van de beslistermijn van 16 januari 2020 had verweerder uiterlijk op
6 maart 2020 om 23.59 uur een reëel besluit moeten nemen. Verweerder heeft dat niet gedaan. Tot op heden is niet op de aanvraag beslist. Omdat verweerder dat niet heeft gedaan, is volgens eiseres de gevraagde omgevingsvergunning op grond van de artikelen 3.9 , derde lid, van de Wabo en artikel 4:20b van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) op 7 maart 2020 van rechtswege verleend. Verweerder had deze vergunning op grond van artikel 4:20c van de Awb bekend moeten maken. Dat heeft verweerder niet gedaan. Eiseres heeft verweerder om die reden in gebreke gesteld en verweerder in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na verzending van de ingebrekestelling de verleende vergunning alsnog bekend te maken. Als verweerder dat niet doet, verbeurt zij aan eiseres een dwangsom.
7. Met een brief van 7 april 2020 - verzonden op 14 april 2020 - heeft verweerder eiseres bericht dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure op de aanvraag van toepassing is. Er is dus geen vergunning van rechtswege ontstaan. Verweerder licht toe dat er een aanvraag is ingediend voor een flexibel en transformeerbaar werkgebouw voor de creatieve industrie, winkel en overige gebruiksfuncties. Ook op de ingediende tekeningen staan functies die niet passen in het bestemmingsplan Stadhaven Minerva (hierna het bestemmingsplan). Op
12 februari 2020 zijn aangepaste stukken ontvangen. Als er na deze aanpassing geen strijd meer zou zijn met het bestemmingsplan, zou de aanvraag vanaf dat moment volgens de reguliere procedure moeten worden beoordeeld. Verweerder is echter van mening dat de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is omdat de maximaal toegestane m2 bvo van artikel 11, lid b van de planregels wordt overschreden.
8. Eiseres heeft op 15 mei 2020 op de voet van artikel 8:55f van de Awb beroep ingesteld bij de rechtbank, gericht tegen het niet tijdig bekendmaken van de aan eiseres van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Dit beroep is geregistreerd onder het zaaknummer AMS 20/2837.
9. Eiseres vindt dat de reguliere procedure in ieder geval van toepassing is op haar aanvraag, nadat zij op 12 februari 2020 nadere stukken heeft ingediend ter onderbouwing van haar aanvraag.
10. Met haar brief van 11 augustus 2020 heeft eiseres verweerder bericht dat er niet tijdig op haar gewijzigde aanvraag is beslist. Verweerder had op 8 april 2020 om 23:59 uur een reëel besluit moeten nemen. Dat is niet gebeurd, zodat op 9 april 2020 om 00:00 uur een omgevingsvergunning van rechtswege is ontstaan als bedoeld in artikel 4:20b eerste lid, van de Awb. De omgevingsvergunning dient op grond van artikel 4:20c eerste lid, binnen twee weken nadat deze is ontstaan te worden bekendgemaakt. Verweerder heeft dat niet gedaan. Om die reden heeft eiseres verweerder op 11 augustus 2020 in gebreke gesteld. Verweerder wordt in de gelegenheid gesteld om binnen twee weken na verzending van de ingebrekestelling de verleende omgevingsvergunning alsnog bekend te maken. Als verweerder dat niet doet, verbeurt zij aan eiseres een dwangsom.
11. Eiseres heeft op 28 augustus 2020 op de voet van artikel 8:55f van de Awb beroep bij de rechtbank ingesteld omdat de omgevingsvergunning niet bekend is gemaakt. Dit beroep is geregistreerd onder zaaknummer AMS 20/4731.
De beoordeling van de rechtbank
Ten aanzien van AMS 20/2837
Welke procedure is op de aanvraag van toepassing?
12. Volgens vaste rechtspraak is voor het beantwoorden van de vraag of al dan niet van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend, beslissend welke procedure op de aanvraag van toepassing is. Of op een aanvraag de reguliere dan wel de uitgebreide voorbereidingsprocedure van toepassing is, is afhankelijk van de activiteit die is aangevraagd.De Wabo bepaalt daarmee exclusief welke procedure op een aanvraag om verlening van een omgevingsvergunning van toepassing is. Verweerder heeft hierin geen keuze, maar is verplicht de voorbereidingsprocedure toe te passen die uit de Wabo voortvloeit. Dit betekent dat verweerder na ontvangst van een aanvraag om omgevingsvergunning tijdig moet beoordelen welke procedure daarop van toepassing is.
De uitgebreide voorbereidingsprocedure is van toepassing als de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wabo voor zover er strijd is met het bestemmingsplan en slechts vergunning kan worden verleend met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3° van de Wabo. In dat geval geldt een beslistermijn van maximaal zes maanden.Als de reguliere voorbereidingsprocedure van toepassing is, geldt een beslistermijn van acht weken met een verlengingsmogelijkheid van ten hoogste zes weken.Als niet binnen de geldende beslistermijn een besluit op de aanvraag wordt genomen, is de omgevingsvergunning van rechtswege verleend, ongeacht of de aangevraagde activiteit voldoet aan de voorwaarden voor toepassing van de in het bestemmingsplan gegeven afwijkingsbevoegdheid.
13. Naar vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (De Afdeling) blijkt verder dat de aanvraag, met de daarbij behorende bouwtekeningen, leidend is bij het beoordelen van het bouwplan.
14. Uit de aanvraag en de tekeningen van 1 november 2019 blijkt dat er een omgevingsvergunning is gevraagd voor een creatief bedrijf met voorzieningenplint. Onder meer is voorzien in een winkel met een vloeroppervlakte van 1350 m2. Verweerder heeft kennisgenomen van de aanvraag en eiseres bij brief van 19 december 2019 bericht dat op de aanvraag de reguliere procedure van toepassing is. Niet is gebleken dat verweerder voordat de beslistermijn was verstreken, op de keuze voor de reguliere procedure is teruggekomen. Verweerder heeft in de brief van 16 januari 2020 aangegeven dat het indienen van nadere stukken tot een wijziging van de procedure kan leiden, maar die clausule gaat in dit geval niet op. Eiseres heeft op 12 februari 2020 weliswaar nadere stukken ingediend, maar uit haar toelichting blijkt dat een aantal op de eerdere aanvraag ingetekende functies, toekomstige ontwikkelingen betreft waarop de aanvraag nu niet ziet. Eiseres heeft dus in de nadere toelichting aangegeven dat er in werkelijkheid minder wordt aangevraagd dan uit de aanvraag van 1 november 2019 leek te blijken. Ook de overschrijding van de bouwhoogte betrof een vergissing en is hersteld. Van een wijziging van de aanvraag is volgens de rechtbank daarom geen sprake.
Is de vergunning van rechtswege verleend?
15. Omdat verweerder de keuze heeft gemaakt om op de aanvraag de reguliere procedure van toepassing te verklaren, had verweerder op grond van artikel 3.9 van de Wabo binnen acht weken op de aanvraag van 1 november 2019 moeten beslissen. Deze beslistermijn is bij de brief van 19 december 2019 verlengd tot 7 februari 2020 en vervolgens bij brief van 16 januari 2020 opgeschort totdat nadere stukken van eiseres zijn ontvangen. De aanvullende stukken zijn op 12 februari 2020 van eiseres ontvangen. Dat betekent dat verweerder uiterlijk op 6 maart 2020 op de aanvraag van eiseres had moeten te beslissen. Dat heeft verweerder niet gedaan.
16. Verweerder heeft aangevoerd dat eiseres is bericht dat de uitgebreide procedure op haar aanvraag van toepassing is. De rechtbank stelt vast dat verweerder dat pas op
7 april 2020 aan eiseres heeft laten weten, dus nadat de omgevingsvergunning al van rechtswege was verleend. Dat is te laat.
17. De omgevingsvergunning is op 7 maart 2020 van rechtswege verleend omdat niet tijdig op de aanvraag tot het geven van een beschikking is beslist, gelet op artikel 3.9, derde lid, van de Wabo, gelezen in samenhang met artikel 4:20b, eerste lid, van de Awb.
18. Op grond van artikel 4:20c, eerste lid, van de Awb dient verweerder een beschikking binnen twee weken nadat zij van rechtswege is gegeven bekend te maken. Vast staat dat verweerder tot op heden de van rechtswege verleende vergunning niet heeft bekendgemaakt. Het door eiseres ingestelde beroep in de procedure 20/2837 tegen het niet tijdig bekendmaken van een beschikking is dus gegrond.
19. Eiseres heeft verweerder bij brief van 23 maart 2020 in gebreke gesteld in verband met het uitblijven van bekendmaking van de van rechtswege verleende omgevingsvergunning. Verweerder is op grond van artikel 4:20d, eerste lid, van de Awb een dwangsom verschuldigd vanaf de dag dat twee weken zijn verstreken sinds de ingebrekestelling. Nu verweerder nog niet tot bekendmaking is overgegaan, wordt de verbeurde dwangsom - overeenkomstig artikel 4.17 van de Awb - berekend over de maximale periode van 42 dagen vanaf 6 april 2020 (14 x € 23,- per dag + 14 x € 35,- per dag + 14 x € 45,-, per dag, =) in totaal € 1.442,-.
20. In artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb is bepaald dat indien het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, de rechtbank bepaalt dat het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In het tweede lid is neergelegd dat de rechtbank aan haar uitspraak een nadere dwangsom verbindt voor iedere dag dat het bestuursorgaan in gebreke blijft de uitspraak na te leven. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verweerder opdragen binnen een termijn van twee weken na verzending van deze uitspraak alsnog de van rechtswege verleende beschikking bekend te maken. De rechtbank zal voorts met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepalen dat verweerder - conform de jurisprudentie van de Afdeling - een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de hiervoor genoemde termijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
Conclusie en slotopmerkingen
21. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt.
22. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 748,- en een wegingsfactor 1).
Ten aanzien van AMS 20/4731
23. Omdat de rechtbank van oordeel is dat al naar aanleiding van de aanvraag van
1 november 2019 van rechtswege een omgevingsvergunning is verleend en de brief van
12 februari 2020 niet kan worden aangemerkt als een wijziging van de aanvraag, heeft eiseres geen belang bij de behandeling van het beroep ingediend op 28 augustus 2020. Het beroep is niet-ontvankelijk. Voor een proceskostenveroordeling dan wel vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.