Op 19 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Local Court Grevenbroich in Duitsland. De vordering tot overlevering werd ingediend door de officier van justitie op 6 augustus 2021. De opgeëiste persoon, geboren in Turkije in 1980, heeft geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland en is momenteel gedetineerd. Tijdens de openbare zitting op 5 oktober 2021 heeft de opgeëiste persoon schriftelijk afstand gedaan van zijn recht om te worden gehoord, en zijn raadsvrouw heeft verklaard dat zij gemachtigd is om namens hem op te treden.
De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en bevestigd dat hij de Turkse nationaliteit heeft. Het EAB betreft een vonnis van 20 november 2018, onherroepelijk vanaf 28 november 2018, waarbij de opgeëiste persoon een vrijheidsstraf van zes maanden is opgelegd voor diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft vastgesteld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en dat er geen weigeringsgronden zijn die aan de overlevering in de weg staan.
De rechtbank heeft op basis van artikel 311 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 5 en 7 van de OLW besloten de overlevering van de opgeëiste persoon toe te staan. De uitspraak is gedaan door mr. H.P. Kijlstra, voorzitter, en mrs. M.E.M. James-Pater en J.A.A.G. de Vries, rechters, in aanwezigheid van griffier mr. M.A. Dijk. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open.