ECLI:NL:RBAMS:2021:5993

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 oktober 2021
Publicatiedatum
20 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 4645
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening inzake postadres in het kader van de Participatiewet

Op 7 oktober 2021 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de Participatiewet. Verzoeker had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 8 september 2021, waarin zijn bezwaar tegen het intrekken van zijn postadres in Zoetermeer niet-ontvankelijk werd verklaard. Verzoeker stelde dat hij nog steeds recht had op het postadres in Amsterdam, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat verzoeker geen procesbelang had bij zijn verzoek. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoeker onafgebroken ingeschreven stond op het adres in Amsterdam en dat de brief van 18 mei 2021, waarin het postadres werd ingetrokken, overbodig was. Hierdoor werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. De voorzieningenrechter droeg verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan verzoeker te vergoeden en veroordeelde verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-. De uitspraak werd gedaan door mr. A.K. Mireku, in aanwezigheid van griffier J.G.J. Geerlings.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/4645

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

7 oktober 2021 in de zaak tussen

[verzoeker] , te Amsterdam, verzoeker

(gemachtigde: mr. J.S. Dobosz),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam,verweerder
(gemachtigde: mr. C.J. Telting).

Procesverloop

Met de brief van 18 mei 2021 heeft verweerder aan verzoeker medegedeeld dat het postadres [adres 1] te Zoetermeer niet langer aan verzoeker ter beschikking wordt gesteld. De reden hiervoor is dat verzoeker inmiddels een woonadres heeft bij het Leger des Heils [naam locatie] aan de [adres 2] te Amsterdam, waar verzoeker zich kan inschrijven. Verzoeker heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 8 september 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van verzoeker niet-ontvankelijk verklaard, omdat de brief van 18 mei 2021, waartegen het bezwaar was gericht, geen besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (AMS 21/4646). Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek op de zitting heeft plaatsgevonden op 7 oktober 2021. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 49,- aan verzoeker te vergoeden;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 1.496,-.

Overwegingen

1. De voorzieningenrechter geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Verzoeker ontvangt een uitkering op grond van de Participatiewet. Aan verzoeker is op 16 maart 2018 een briefadres toegekend op de [adres 3] te Amsterdam. Verzoeker behoort tot de doelgroep OGGZ van de afdeling Geïntegreerde voorzieningen. Daarnaast heeft verzoeker ook een postadres in Zoetermeer ( [adres 1] ). Dit is het adres van zijn bewindvoerder van [naam bewindvoerder]
3.1.
De voorzieningenrechter ziet zich in de eerste plaats voor de vraag gesteld of verzoeker belang heeft bij de beoordeling van zijn verzoek om een voorlopige voorziening. Er is sprake van voldoende procesbelang als het resultaat dat de indiener van het verzoek om een voorlopige voorziening nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het bereiken van dat resultaat voor deze indiener feitelijke betekenis kan hebben.
3.2.
Verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om gedurende de beroepsprocedure een voorziening te treffen inhoudende dat verweerder moet handelen als ware het postadres op de [adres 3] te Amsterdam beschikbaar voor verzoeker. Verweerder heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat met de brief van 18 mei 2021 het de bedoeling was om verzoekers postadres aan de [adres 3] te Amsterdam op te heffen met als doel hem vervolgens in te schrijven op het adres [adres 4] te Amsterdam, het adres van het Geïntegreerde voorzieningen Centrum. Verweerder heeft verzoeker echter nooit uitgeschreven uit de Basisregistratie personen (Brp) op het adres [adres 3] te Amsterdam. Vervolgens zijn vanaf 1 juli 2021 alle OGGZ-postadressen in verband met een reorganisatie overgegaan van de [adres 4] naar de [adres 3] te Amsterdam. Verzoeker is nooit uitgeschreven van dit adres zodat de brief van 18 mei 2021 overbodig was. In het dossier zit ook een uitdraai uit de Brp van 22 september 2021 waaruit volgt dat verzoeker in de Brp staat ingeschreven op het adres [adres 3] te Amsterdam. Op de zitting heeft verweerder verklaard dat op de ochtend van de zitting nogmaals in de Brp is nagegaan op welk adres verzoeker in de Brp staat ingeschreven en dat dit nog steeds het adres op de [adres 3] te Amsterdam is. Uit de toelichting in het verweerschrift en de verklaring op de zitting door verweerder volgt dat verzoeker onafgebroken in de Brp ingeschreven staat op het adres [adres 3] te Amsterdam. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om hier niet van uit te gaan. Dit betekent dat verzoeker al krijgt waar hij om heeft verzocht. Verzoeker heeft steeds in de Brp ingeschreven gestaan op het adres [adres 3] te Amsterdam en verweerder gaat ook uit van dit adres. Gelet hierop heeft verzoeker geen procesbelang en het verzoek wordt daarom afgewezen.
4. De voorzieningenrechter ziet echter geen aanleiding om op grond van artikel 8:86 van de Awb nu al te beslissen op het beroep van verzoeker. Op de zitting heeft verzoeker aangevoerd dat hij problemen heeft ondervonden dan wel ondervindt van de besluitvorming van verweerder. Ter onderbouwing hiervan heeft verzoeker gewezen op de aanvraag bijzonder bijstand die hij getracht heeft te doen, maar die naar hij stelt niet is gelukt, vanwege een postadres in Zoetermeer. Daarnaast heeft hij op de zitting een brief van het Zilveren Kruis overgelegd van 28 september 2021 verzonden naar het adres van de bewindvoerder van verzoeker. In deze brief staat onder meer het volgende:
“Wij ontvingen een bericht van uw gemeente dat ze vermoeden dat uw adres niet meer juist is. (…) Zonder juist adres kunnen wij niet vaststellen of u verzekerd mag blijven voor de zorgverzekering in Nederland. (…)”Voor zover verzoeker betoogt dat hij problemen heeft ondervonden, dan wel ondervindt bij verweerder dan wel externe instanties gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat thans voldoende duidelijk blijkt dat verzoeker in de Brp staat ingeschreven op het adres [adres 3] te Amsterdam. Mochten de twee postadressen die gekoppeld zijn aan verzoeker na deze uitspraak nog problemen geven dan kan verzoeker dit aankaarten in de beroepsprocedure.
5. De voorzieningenrechter ziet wel aanleiding te bepalen dat verweerder aan verzoekers het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Ook ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder in de door verzoeker gemaakte proceskosten te veroordelen. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.496,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van
€ 748,- en een wegingsfactor 1). Pas met de toelichting van verweerder in het verweerschrift en de aanvullende verklaring van verweerder op de zitting is duidelijk geworden wat in de zaak heeft gespeeld en dat verzoeker nooit uit de Brp op het adres [adres 3] te Amsterdam is uitgeschreven.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.K. Mireku, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van J.G.J. Geerlings, griffier, op 7 oktober 2021.
griffier
voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.