ECLI:NL:RBAMS:2021:5965

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
8859900 CV EXPL 20-20140
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over geluidsoverlast tussen huurster en bovenbuurman

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 15 oktober 2021 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen een huurster, aangeduid als [eiseres], en haar bovenbuurman, aangeduid als [gedaagde sub 2], met de verhuurder NRE Zuid B.V. als gedaagde partij. De huurster vorderde huurprijsvermindering en schadevergoeding wegens geluidsoverlast die zij ervaart van de bovenbuurman en zijn gezin. De huurster stelt dat de geluidsoverlast een gebrek oplevert in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW, en dat de verhuurder, NRE, verplicht is om deze overlast te verhelpen. De verhuurder en de bovenbuurman hebben verweer gevoerd en betwist dat er sprake is van een gebrek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de geluidsoverlast niet als onrechtmatig kan worden aangemerkt, omdat de ervaren overlast niet voldoet aan de objectieve maatstaven die hiervoor vereist zijn. De rechter heeft daarbij gekeken naar geluidsmetingen en rapporten van deskundigen, maar geconcludeerd dat deze onvoldoende bewijs leveren voor de stelling dat de geluidsoverlast de grenzen van toelaatbaarheid overschrijdt. De rechter heeft ook overwogen dat buren in een appartementencomplex meer geluid van elkaar te dulden hebben dan in vrijstaande woningen, en dat de verhuurder niet tekort is geschoten in zijn verplichtingen.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter de vorderingen van de huurster afgewezen en haar in de proceskosten veroordeeld. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 8859900 CV EXPL 20-20140
vonnis van: 15 oktober 2021
fno.: 364/21925

vonnis van de kantonrechter

I n z a k e

[eiseres]

wonende te [woonplaats]
eiseres, nader te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. G.I. Beij
t e g e n
1. de besloten vennootschapNRE ZUID B.V.
gevestigd te Amsterdam
gedaagde sub 1, nader te noemen: NRE
gemachtigde: mr. H.C. Bollekamp

2. [gedaagde sub 2]

wonende te [woonplaats]
gedaagde sub 2, nader te noemen: [gedaagde sub 2]
procederende in persoon
3. Hen die anders dan krachtens een persoonlijk- en/of zakelijk recht verblijven in de onroerende zaakgedaagden sub 3
niet verschenen.

HET PROCESVERLOOP

In het dossier bevinden zich de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 29 oktober 2020 met producties;
  • de conclusie van antwoord van NRE van 4 december 2020 met producties;
  • het schriftelijk verweer van [gedaagde sub 2] , ingekomen op 16 november 2020;
  • het tussenvonnis van 18 december 2020 waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 2 april 2021;
  • de akte van NRE met een productie;
  • het faxbericht van [eiseres] van 18 mei 2021 met aanvullende producties;
  • het proces-verbaal van de voortzetting van de mondelinge behandeling/bezichtiging op 25 mei 2021 ter plaatse van [adres 1] (huurwoning [gedaagde sub 2] ) en [adres 2] grond (huurwoning van [eiseres] ), waarbij [eiseres] haar vordering heeft gewijzigd;
  • de akte uitlating na descente tevens akte inzake rechtsopvolging gedaagde van [eiseres] van 25 juni 2021 met producties;
  • de antwoord-akte na descente van NRE van 6 augustus 2021;
  • de e-mail van [gedaagde sub 2] van 29 juli 2021, waarin hij stelt dat hetgeen in laatstgenoemde akte van NRE staat door hem wordt onderschreven.
Vonnis is nader bepaald op vandaag.

Feiten

1.1.
[eiseres] huurt de woning aan de [adres 2] te [woonplaats] sinds
1 januari 2001 tegen een kale huurprijs van laatstelijk € 812,68 per maand.
1.2.
NRE Amsterdam I B.V. was vanaf 1985 eigenaar van het blok woningen/winkels aan de [straatnaam] t/m [nummer] / [straatnaam] t/m [nummer] / [straatnaam] t/m [nummer] te [woonplaats] . Het beheer van het blok is uitbesteed aan Rappange Administratie B.V.
1.3.
In 2014 is het blok gesplitst in 42 appartementen. In artikel C.2 van de akte Wijziging splitsing van de VvE van 17 december 2014 is bepaald:
(..) De vloerbedekking van de privé-gedeelten voor zover het de woningscheidende vloeren betreft dienen van een zodanige samenstelling te zijn dat contactgeluiden zoveel mogelijk worden tegengegaan. Het is niet toegestaan op deze vloeren parket, stenen vloeren of andere harde vloeren caso quo vloerbedekking aan te brengen, tenzij dit geschiedt met inachtneming van de normen die bij huishoudelijk reglement of door de vergadering zijn vastgesteld en geen onredelijke hinder kan ontstaan voor de overige eigenaars en/of gebruikers. (..)
1.4.
Per 1 april 2017 is [gedaagde sub 2] met zijn gezin de woning [adres 1] , boven de woning van [eiseres] , gaan huren van NRE Amsterdam I B.V. In de huurovereenkomst is geen bepaling opgenomen die ziet op (het aanleggen van) de vloeren of vloerbedekking in het gehuurde.
1.5.
[eiseres] heeft sinds [gedaagde sub 2] boven haar woont bij de beheerder en NRE Amsterdam I B.V. geklaagd over geluidsoverlast van [gedaagde sub 2] en zijn gezin. NRE Amsterdam I B.V. heeft de klachten aan [gedaagde sub 2] doorgeleid.
1.6.
[eiseres] heeft een onderzoek laten verrichten door ZNEB Expertise en Taxatie Bureau. Op 15 november 2019 is een rapport opgemaakt waarin onder meer is opgenomen:
BUREAU-EXPERTISEEr heeft door ZNEB Expertise en Taxatie BV ter plaatse geen expertise plaatsgevonden. Wij hebben de casus beoordeeld aan de hand van de aan ons overgelegde bescheiden, alsmede op basis van de rapportage van de op ons verzoek door Quattro Expertise te Oosterhout (..) uitgevoerde geluidsmeting.(..)GeluidsmetingTen behoeve van de waardering van de geluidsklachten hebben wij een geluidsmeting laten uitvoeren door Quattro. (..) De meting van Quattro heeft plaatsgevonden zonder verwijdering van de aanwezige vloerafwerkingen.(..)CONCLUSIE(..) In die context kan men het destijds tijdens de splitsing vigerende Bouwbesluit 2012 (..) niet van toepassing verklaren, noch het Bouwbesluit van 2003. Wel zijn beide Bouwbesluiten als graadmeter te zien (beide Bouwbesluiten hebben enigszins vergelijkbare waarden en men kan de beide Bouwbesluiten als handvat gebruiken voor de vergelijking van de gemeten waarden omtrent wat thans op basis van deze Bouwbesluiten als toelaatbaar wordt gezien).
Vloer tussen woonkamers Vloer tussen slaapkamerspartij II en partij I partij II en partij I
Gemeten waarde aangewogen contact-geluidniveau (..): 58 dBa 65 dBa
Beoordeling op basis Bouwbesluit 2003Toelaatbaar: 59 dBa 59 dBaOverschrijding: Nee ja, +6 dBa
Beoordeling op basis Bouwbesluit 2012Toelaatbaar: 54 dBa 54 dBaOverschrijding: Ja, +4 dBa Ja, +11 dBa
(..)In het licht van het gestelde in de aan ons overgelegde splitsingsakte uit 2013 en het daarin van toepassing verklaarde modelreglement van 2006 dienen wij te concluderen dat er door de aanwezige vloerafwerking in het appartement van partij II niet wordt voldaan aan de eisen. Immers er is sprake van een ‘harde vloerafwerking’ zijnde een parket, waarbij de vloeropbouw in het licht van het Bouwbesluit 2003 in de slaapkamers niet voldoet.Eindconclusie: er is dus sprake van een “onredelijke hinder voor de overige eigenaars en/of gebruikers”, waarbij het toepassen van een zachte vloerbedekking aan de zijde van partij II deze hinder had kunnen doen voorkomen doch tenminste had kunnen verminderen.
1.7.
Quattro heeft in het Geluidsmetingrapport van 28 juni 2019 geschreven:
1. Inleiding(..) Het onderzoek omvat metingen van het contactgeluidniveau ten einde te kunnen toetsen aan de splitsingsakte/huishoudelijk reglement van het gebouw. (..)De metingen zijn uitgevoerd op vrijdag 3 mei 2013 tussen 11:00 en 13:00.2. MethodeDe metingen worden uitgevoerd conform NEN 5077:2012.(..)5. ToetsingWegens het bouwjaar van het pand (1928) is het huidige Bouwbesluit (2012) niet van toepassing op de vloerconstructie en omdat ter plaatse besloten is de vloerafwerking niet te verwijderen ten behoeve van de meting kan er geen vergelijking gemaakt worden tussen de vloerconstructie met en zonder vloerafwerking.6. Meetresultaten(..) Aan de hand van bovenstaande resultaten kan worden geconcludeerd dat de vloer tussen beide woonkamers niet voldoet aan het bouwbesluit 2012, wél aan dat van 2003. De vloer tussen beide slaapkamers voldoet niet aan beide bouwbesluiten.
1.8.
Sinds 1 januari 2021 is de besloten vennootschap NRE Zuid B.V. eigenaar van het blok waarin de woningen van [eiseres] en [gedaagde sub 2] zijn gelegen.

Het geschil

2. [eiseres] heeft gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, zakelijk weergegeven en na wijziging van eis:
ten aanzien van NRE
veroordeling van NRE tot betaling aan [eiseres] een bedrag gelijk aan 50% van de huurprijs over de periode september 2017 tot datum aanvang procedure, totaal € 14.441,14, te vermeerderen met wettelijke rente;
vermindering van de huurprijs met 50% vanaf datum aanvang procedure tot de dag dat NRE het gebrek, te weten geluidsoverlast van [gedaagde sub 2] , heeft verholpen;
veroordeling van NRE tot betaling aan [eiseres] van € 4.243,46 en
€ 55.000,- als vergoeding voor materiële en immateriële schade vanwege het niet tijdig verhelpen van het gebrek, alsmede € 50,- per dag tot de datum waarop de overlast is verholpen;
veroordeling van NRE om – kort gezegd – te bewerkstelligen dat binnen twee maanden na betekening van het vonnis:
a. de in de woning van [gedaagde sub 2] aanwezige harde vloeren worden verwijderd en worden vervangen door vloeren die voldoen aan de Splitsingsakte,
b. een dranger is bevestigd aan de buitendeur,
op straffe van een dwangsom;
veroordeling van NRE om, als [eiseres] na deze procedure drie meldingen van overlast heeft gedaan, rechtsmaatregelen te treffen door een vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming in te stellen tegen [gedaagde sub 2] , op straffe van een dwangsom;
en ten aanzien van [gedaagde sub 2]
hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 2] met NRE tot betaling aan [eiseres] van een bedrag gelijk aan 50% van de huurprijs over de periode september 2017 tot datum aanvang procedure, totaal € 14.441,14, te vermeerderen met wettelijke rente;
hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 2] met NRE tot voldoening aan [eiseres] van een bedrag gelijk aan 50% van de huurprijs vanaf datum procedure totdat [gedaagde sub 2] de geluidsoverlast heeft beëindigd door het vervangen van de vloer en het plaatsen van een dranger;
hoofdelijke veroordeling van [gedaagde sub 2] met NRE tot betaling aan [eiseres] van € 4.243,46 en € 55.000,- als vergoeding voor materiele en immateriële schade vanwege het niet tijdig verhelpen van het gebrek, alsmede € 50,- per dag tot de datum waarop overlast is verholpen;
veroordeling van [gedaagde sub 2] om – kort gezegd – te bewerkstelligen dat binnen twee maanden na betekening van het vonnis:
a. de in zijn woning aanwezige harde vloeren zijn verwijderd en vervangen door vloeren die voldoen aan de Splitsingsakte;
b. een dranger is bevestigd aan de buitendeur;
op straffe van een dwangsom;
veroordeling van [gedaagde sub 2] om – kort gezegd – overlast gevende gedragingen jegens [eiseres] te staken op straffe van een dwangsom;
veroordeling van [gedaagde sub 2] tot – kort gezegd – een contactverbod met [eiseres] , op straffe van een dwangsom;
en ten aanzien van NRE en [gedaagde sub 2]
hoofdelijke veroordeling in de incassokosten;
hoofdelijke veroordeling in de proceskosten.
3. [eiseres] legt - kort samengevat - aan haar vordering ten grondslag dat de overlast die zij ervaart een gebrek oplevert in de zin van artikel 7:204 lid 2 BW en dat NRE op grond van artikel 7:206 lid 1 BW verplicht is dit te verhelpen. Daarbij geldt dat een huurder die onrechtmatig geluidsoverlast veroorzaakt tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen jegens de verhuurder en dat een omwonende die huurder is van dezelfde verhuurder in redelijkheid mag verwachten dat de verhuurder een grondig onderzoek instelt naar de klachten om daar vervolgens maatregelen tegen te nemen. Door na te laten de klachten van [eiseres] te onderzoeken, is NRE in haar contractuele verplichtingen jegens [eiseres] tekortgeschoten, aldus [eiseres] .
4. NRE en [gedaagde sub 2] voeren verweer dat strekt tot afwijzing van de vordering.
5. Bij de beoordeling zal voor zover van belang verder worden ingegaan op de standpunten van partijen.

De beoordeling

6. Op 1 januari 2021 is NRE Zuid B.V. eigenaar geworden van (onder meer) de door [eiseres] en [gedaagde sub 2] gehuurde woningen. [eiseres] heeft verzocht deze nieuwe eigenaar te mogen oproepen in de procedure, tenzij – zo begrijpt de kantonrechter – NRE Zuid B.V. vrijwillig zou verschijnen en zich zou conformeren aan hetgeen NRE Amsterdam I B.V. tot nu toe heeft aangevoerd. NRE Zuid B.V. heeft bij akte na descente bevestigd dat zij de rechtsopvolger is van NRE Amsterdam I B.V, dat diens advocaat zich tevens stelt voor NRE Zuid B.V. en dat NRE Zuid B.V. de stellingen van NRE Amsterdam I B.V. in deze procedure tot de hare maakt. Tot slot is NRE Zuid B.V. bereid vrijwillig in het geding te verschijnen. Uit dit alles wordt opgemaakt dat partijen een formele schorsing (en daarna hervatting) van de procedure ex artikel 225 lid 2 sub c Rv niet nodig achten, zodat de zaak zal worden voortgezet. Daarbij is niet langer NRE Amsterdam I B.V. gedaagde partij in de procedure, maar NRE Zuid B.V.
7. In deze zaak gaat het allereerst om de vraag of [eiseres] aanspraak kan maken op huurprijsvermindering. [eiseres] stelt dat NRE ondanks sommaties en een kort geding procedure het gebrek, dat bestaat uit door haar buurman [gedaagde sub 2] en zijn gezin veroorzaakte overlast, niet heeft verholpen. Zij maakt daarom aanspraak op huurvermindering in de zin van artikel 7:207 lid 1 BW. NRE heeft gemotiveerd betwist dat sprake is van een gebrek op grond waarvan [eiseres] aanspraak zou hebben op huurprijsvermindering.
8. Ter beoordeling van dit onderdeel van het geschil wordt het volgende voorop gesteld.
9. De verhuurder is gehouden de huurder het rustig genot van het gehuurde te verschaffen en omstandigheden die het huurgenot beperken op te heffen, voor zover de verhuurder tot dat laatste in staat is en dat redelijkerwijs van hem kan worden gevergd.
10. Het onderhavige geschil heeft betrekking op geluidsoverlast door de buren. Geluidsoverlast is een feitelijke stoornis in het huurgenot door derden en kwalificeert ingevolge het bepaalde in artikel 7:204 lid 3 BW in beginsel niet als een gebrek als bedoeld in het tweede lid van dat artikel, dat door de verhuurder op verlangen van de huurder dient te worden verholpen.
11. Als echter sprake is van een feitelijke stoornis in het huurgenot door derden en de verhuurder heeft tegenover die derden zodanige bevoegdheden dat kan worden gezegd dat hij mede tot de feitelijke stoornis in het huurgenot bijdraagt als hij van die bevoegdheden geen gebruik maakt, dan valt die situatie niet onder artikel 7:204 lid 3 BW. In dat geval is sprake van een bijdrage van de verhuurder aan het voortbestaan van de feitelijke stoornis, hetgeen een gebrek als bedoeld in 7:204 lid 2 BW oplevert.
12. Een dergelijke situatie kan zich voordoen in een geval als het onderhavige, waarin de overlast veroorzakende derde ook een huurder is van dezelfde verhuurder en deze maatregelen tegen die huurder kan nemen in het kader van de tussen hen geldende huurovereenkomst. In de onderhavige situatie liggen de door NRE al dan niet genomen maatregelen dan ook ter beoordeling voor.
13. Voordat kan worden beoordeeld of NRE is tekortgeschoten, dient eerst te worden beoordeeld of de ondervonden overlast zodanig ernstig van aard is dat die overlast als onrechtmatig moet worden beschouwd en of, gelet op de ernst van de overlast, (de rechtsvoorgangster van) NRE haar verplichting in dat kader jegens [eiseres] om gebruik te maken van haar bevoegdheden om tegen de overlast veroorzakende huurder op te treden, niet is nagekomen. Bij de beoordeling daarvan zijn alle omstandigheden van het geval van belang.
14. Hoewel vaststaat dat [eiseres] ernstige geluidsoverlast ervaart, staat daarmee nog niet vast dat de ervaren geluidsoverlast zodanig ernstig is, dat die overlast rechtens als onrechtmatig moet worden beschouwd. De geluidsoverlast dient namelijk niet alleen in de subjectieve beleving van [eiseres] te bestaan, maar er zal naar objectieve maatstaven moeten worden vastgesteld (bijvoorbeeld aan de hand van geluidsmetingen door een onafhankelijke deskundige) dat de woon- en leefgeluiden van [gedaagde sub 2] en zijn gezin kwalificeren als een onrechtmatige vorm van overlast.
15. Allereerst kan – voor zover [eiseres] zich daarop beroept – niet worden aangenomen dat de Splitsingsakte en het modelreglement van toepassing zijn op de rechtsverhouding tussen [eiseres] en NRE en/of [eiseres] en [gedaagde sub 2] . In de huurovereenkomst tussen NRE en [eiseres] is niets opgenomen over doorwerking van deze documenten in de relatie tussen partijen. [gedaagde sub 2] heeft desgevraagd zijn huurovereenkomst overgelegd, waarin evenmin een bepaling is opgenomen over vloerbedekking of de doorwerking van de bepalingen in de Splitsingsakte. [eiseres] heeft naar aanleiding van de huurovereenkomst van [gedaagde sub 2] ook geen verdere stellingen gewijd aan de toepasselijkheid van de regels in de door [naam 1] opgestelde notitie van 12 mei 2021. [eiseres] heeft tegenover het verweer van NRE dan ook niet voldoende toegelicht dat zij rechten aan bedoelde documenten kan ontlenen in het kader van de vraag of sprake is van een gebrek.
16. Los daarvan is niet in geschil dat NRE de klachten van [eiseres] aan [gedaagde sub 2] heeft doorgeleid. [gedaagde sub 2] heeft op zijn beurt, zo is onweersproken gesteld en gebleken, aanpassingen gedaan aan de woning ten behoeve van de akoestiek.
17. Verder heeft [eiseres] zich beroepen op een rapport van ZNEB van
15 november 2019 (waarin verwezen wordt naar een rapport van Quattro) en een notitie van Leer van 24 juni 2021, opgemaakt na afloop van de bezichtiging ter plaatse.
18. De hierin vervatte oordelen en geluidsmetingen kunnen echter niet zonder meer dienen als bewijs dat sprake is van onrechtmatige overlast. Met betrekking tot de conclusies op basis van de geluidsmetingen van ZNEB wordt het volgende opgemerkt. Zoals NRE tegen het rapport heeft aangevoerd kan niet worden gevolgd dat het Bouwbesluit 2003 en het Bouwbesluit 2012 als maatstaf kunnen dienen voor de vaststelling dat sprake is van onrechtmatige overlast. Het betreft immers een pand dat is gebouwd in 1928 en de splitsing van het blok in appartementen in 2014 is op zich niet voldoende om de normering van bedoelde Bouwbesluiten van toepassing te laten zijn. ZNEB concludeert ook zelf in haar rapport dat bedoelde Bouwbesluiten op de betreffende appartementen niet van toepassing zijn. Bovendien betekent een overschrijding van de normen van een bepaald Bouwbesluit nog niet dat sprake is van (onrechtmatige) overlast.
19. ZNEB neemt in haar rapport deze Bouwbesluiten desalniettemin als graadmeter maar zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, kan er niet vanuit worden gegaan dat de daarin vervatte geluidsnormen in onderhavig geval een redelijke maatstaf zijn. Daarnaast volgt uit het meetrapport van Quattro dat de metingen zijn gedaan gedurende twee uur op één dag (13 mei 2013, waar waarschijnlijk is bedoeld 2019). Deze geluidsmetingen zijn dan ook een momentopname en zeggen niets over hoe vaak, hoe lang en op welke tijdstippen de door Quattro gehanteerde norm NEN 5077 door geluiden, afkomstig van [gedaagde sub 2] en zijn gezinsleden, wordt overschreden, terwijl dat voor het vaststellen van overlast van doorslaggevend belang is. Voorts geldt ook hier dat niet is toegelicht waarom NEN 5077 (kennelijk uit 2012 en weer een andere norm dan de norm waar Leer aansluiting bij zoekt, te weten NEN 1077 uit 1999) in dit geval de te hanteren norm is, terwijl het gebouw waarin de metingen zijn gedaan in 1928 is gebouwd.
19. Gelet op het voorgaande zijn de rapporten van Quattro en ZNEB en de daarin getrokken conclusies onvoldoende ter onderbouwing van de stelling dat sprake is van onrechtmatige hinder door [gedaagde sub 2] .
19. De door [eiseres] overgelegde verklaringen van [naam 2] (psychotherapeut) en [naam 3] (huisarts) kunnen evenmin bijdragen aan de vaststelling dat sprake is van onrechtmatige hinder. Deze verklaringen ondersteunen weliswaar de stelling van [eiseres] dat zij geluidsoverlast ervaart van [gedaagde sub 2] , dat zij daaronder lijdt en als gevolg daarvan (ernstige) klachten heeft, maar dat betekent nog niet dat ook objectief gezien, dus los van de persoon en hoedanigheid van [eiseres] , de waargenomen geluiden overlast veroorzaken die de grenzen van toelaatbaarheid overschrijdt. Dat sprake is van een zodanig gebrek, bestaande uit geluidsoverlast, dat NRE verplicht is dit te verhelpen kan op basis van deze verklaringen dan ook niet worden geconcludeerd.
19. Bij dit alles weegt mee dat buren in een pand met meerdere woningen meer geluid van elkaar te dulden hebben dan buren in (bijvoorbeeld) vrijstaande woningen en dat zeker in een ouder gebouw zoals het onderhavige, burengeluid sneller hoorbaar en hinderlijk kan zijn. Dat [gedaagde sub 2] zich (binnen het redelijke en rekening houdend met het feit dat sprake is van gehorigheid) niet inspant om overlast van hem en zijn gezin te vermijden is onvoldoende gebleken.
19. De waarnemingen die gedaan zijn tijdens de bezichtiging ter plaatse geven tot slot geen aanleiding om een onafhankelijke deskundige te benoemen om de gestelde overlast te onderzoeken. Dat de kantonrechter geen expert is op het gebied van geluidsoverlast betekent nog niet dat de bevindingen tijdens een bezichtiging ter plaatse niet mee kunnen spelen bij de beoordeling van de zaak. Het geeft immers duidelijkheid over (de ligging van) de woningen, (de constructie van) de bewuste vloer en de (contact)geluiden die in de woning van [eiseres] hoorbaar waren tijdens door [eiseres] aangedragen (en door haar gemachtigde uitgevoerde) overlast gedragingen in de woning van [gedaagde sub 2] . Gelet op het voorgaande is er onvoldoende aanleiding om verder onderzoek te laten doen naar de geluidsoverlast.
19. Conclusie is dat er onvoldoende aanknopingspunten zijn om aan te nemen dat in de woning die [eiseres] van NRE huurt zodanige geluidsoverlast is dat sprake is van een gebrek. De vorderingen van [eiseres] die daarop zien worden dan ook afgewezen.
19. Voor wat betreft de gestelde intimidaties en bedreigingen, het gooien van afval in de tuin en het bespugen van de deurknop geldt dat tegenover de gemotiveerde weerspreking van [gedaagde sub 2] , onvoldoende is onderbouwd dat [gedaagde sub 2] zich hieraan heeft schuldig gemaakt. Uit de overgelegde foto’s van de deurknop en de tuin, de door [eiseres] overgelegde verklaring van [naam 4] en de meldingen die [eiseres] bij de politie heeft gedaan volgt immers niet dat [gedaagde sub 2] de boosdoener is. Ten aanzien van de verklaring van [naam 5] geldt dat zij verklaart over ‘een buurman’, zodat niet kan worden vastgesteld dat het [gedaagde sub 2] betrof. Bovendien ziet de verklaring op slechts twee gebeurtenissen, te weten geschreeuw door ‘de buurman’ op 20 maart 2018 en spugen op de voordeur van [eiseres] op
14 februari 2018. Ook als deze incidenten komen vast te staan is dat, hoe ongehoord het gedrag ook, onvoldoende om [gedaagde sub 2] op grond daarvan op straffe van een dwangsom te gebieden zich (in het algemeen) te onthouden van overlast gevende gedragingen dan wel hem een contactverbod op te leggen. Ook de naar aanleiding hiervan gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen.
19. Dat betekent dat geen van de vorderingen van [eiseres] toewijsbaar is. Zij wordt als de in het ongelijk gestelde partij met de proceskosten belast.

BESLISSING

De kantonrechter:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten die aan de zijde van NRE tot op heden begroot worden op € 2.618,- aan salaris van de gemachtigde, voor zover van toepassing, inclusief btw;
verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J. Lourens, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 15 oktober 2021 in tegenwoordigheid van de griffier.