ECLI:NL:RBAMS:2021:5936

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
19 oktober 2021
Zaaknummer
9444391 EA VERZ 21-585
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verhoging van de beslagvrije voet voor een alleenstaande vader met schulden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 19 oktober 2021 uitspraak gedaan over de verhoging van de beslagvrije voet van een alleenstaande vader, hierna te noemen [verzoeker], die in financiële problemen verkeert. [Verzoeker] heeft op 15 september 2021 een verzoekschrift ingediend om de beslagvrije voet te verhogen op basis van de hardheidsclausule in artikel 475fa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De vader, die fulltime werkt en een netto inkomen van € 2.462,23 per maand heeft, huurt een woning voor € 1.331,20 per maand en heeft een alimentatieverplichting van € 250,00 per maand voor zijn kind. De huidige beslagvrije voet was vastgesteld op € 1.665,00, maar [verzoeker] kon zijn maandelijkse verplichtingen niet nakomen, wat leidde tot nieuwe schulden.

Tijdens de mondelinge behandeling op 11 oktober 2021 was de gemachtigde van de verweerster, Lawpoint, niet verschenen, ondanks dat zij daartoe was opgeroepen. De kantonrechter heeft de zaak behandeld en de omstandigheden van [verzoeker] in overweging genomen. De rechter heeft vastgesteld dat de huidige beslagvrije voet onvoldoende is om in de noodzakelijke kosten van levensonderhoud te voorzien, vooral gezien de hoge huurkosten en de alimentatieverplichting. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de verhoging van de beslagvrije voet gerechtvaardigd is, omdat de huidige situatie leidt tot een onevenredige hardheid voor [verzoeker].

De kantonrechter heeft de beslagvrije voet verhoogd van € 1.665,00 naar € 2.493,87 per maand voor de duur van negen maanden, met ingang van 1 augustus 2021. Tevens is Lawpoint veroordeeld in de proceskosten van [verzoeker]. Deze beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
zaaknummer: 9444391 EA VERZ 21-585
beschikking van: 19 oktober 2021

beschikking van de kantonrechter

i n z a k e

[verzoeker] ,

wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
nader te noemen: [verzoeker] ,
procederend in persoon,
t e g e n

LAWPOINT GERECHTSDEURWAARDERS, namens mw. [verweerster]

gevestigd te Hoofddorp,
verweerster,
nader te noemen: Lawpoint,
gemachtigde: mr. M. Raaijmakers.

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Bij verzoekschrift met producties van 15 september 2021 heeft [verzoeker] verzocht om verhoging van de beslagvrije voet door toepassing van de hardheidsclausule als bedoeld in artikel 475fa van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).
Op 11 oktober 2021 is het verzoek mondeling behandeld. [verzoeker] is verschenen. Lawpoint is niet verschenen, hoewel behoorlijk opgeroepen. Evenmin heeft Lawpoint voorafgaand aan de mondelinge behandeling een verweerschrift ingediend, hoewel zij daartoe in de gelegenheid is gesteld. De griffier heeft ter zitting telefonisch contact opgenomen met Lawpoint. Volgens Lawpoint zou de gemachtigde namens haar verschijnen. De gemachtigde van Lawpoint heeft hierop per e-mail bericht dat de zitting onjuist in zijn agenda is genoteerd en heeft verzocht om aanhouding van de zitting dan wel om schriftelijk verweer te voeren. Gelet op de aard van het verzoek en de daarmee samenhangende spoedeisendheid is geen aanleiding gezien om de zitting uit te stellen, dan wel Lawpoint opnieuw een termijn te geven voor het indienen van een verweerschrift. [verzoeker] is gehoord en heeft vragen van de kantonrechter beantwoord. Vervolgens is beschikking gevraagd en is een datum voor beschikking bepaald.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

Uitgangspunten

1. Het navolgende wordt in deze procedure tot uitgangspunt genomen:
1.1.
Op 3 december 2018 heeft [verzoeker] bij Balans een aanvraag schuldhulpverlening ingediend. Bij besluit van 14 maart 2019 is zijn aanvraag gehonoreerd.
1.2.
[verzoeker] is alleenstaand, werkt fulltime in loondienst, verdient € 2.462,23 netto exclusief vakantiegeld per maand en huurt een vrijesector woning voor € 1.331,20 per maand. [verzoeker] is vader van de elfjarige [naam kind] . Er bestaat een omgangsregeling op grond waarvan [verzoeker] 45% van de tijd voor [naam kind] zorgt. [verzoeker] heeft geen recht op toeslagen.
1.3.
Bij beschikking van 11 november 2020 is [verzoeker] veroordeeld tot betaling aan de moeder van [naam kind] , mevrouw [verweerster] , van € 250,00 per maand aan alimentatie voor [naam kind] voor de toekomst, met terugwerkende kracht tot vijf jaar geleden ten bedrage van in totaal € 11.569,00 inclusief kosten aan achterstand.
1.4.
Lawpoint heeft op verzoek van [verweerster] executoriaal derdenbeslag gelegd op het inkomen van [verzoeker] . Op 19 februari 2021 heeft [verzoeker] verzocht om verhoging van de beslagvrije voet. Lawpoint heeft deze vervolgens vastgesteld op € 1.984,00 per maand.
1.5.
In juli 2021 heeft de werkgever van [verzoeker] voor het eerst loon aan Lawpoint afgedragen.
1.6.
Bij e-mail van 25 augustus 2021 bericht Lawpoint aan de schuldhulpverlener van [verzoeker] , voor zover hier relevant:
“Op basis van de bij ons bekende gegevens geldt met ingang van augustus 2021 voor uw cliënt een beslagvrije voet ad € 1.665,00 per maand. U heeft wederom verzocht om herberekening in verband met de woonkosten van uw cliënt. Conform het bepaalde in art. 475da lid 5 Rv geldt dat de beslagvrije voet voorten hoogste zes maandenwordt verhoogd voor de duur dat uw cliënt hogere woonkosten heeft. Op 19 februari 2021 hebben wij reeds rekening gehouden met de woonkosten van uw cliënt. De destijds geldende verhoogde beslagvrije voet bedroeg € 1.984,00 per maand. Met inachtneming van de hiervoor genoemde termijn van zes maanden heeft uw cliënt recht op een verhoogde beslagvrije voet tot juli 2021. Voornoemde termijn is inmiddels verstreken, zodat met ingang van augustus 2021 de wettelijke normen ten aanzien van de beslagvrije voet voor uw cliënt geldt.Conform art. 475da lid 6 Rv kan op verzoek van een geëxecuteerde voornoemde termijn van zes maanden nogmaals voor ten hoogste zes maanden worden verlengd, indien binnen die termijn de vordering waarvoor het beslag is gelegd volledig kan worden voldaan. Hiervan is echter geen sprake in het dossier. (…) Op basis hiervan heeft uw cliënt geen recht op nogmaals een verhoging van een beslagvrije voet in verband met zijn woonkosten.”
1.7.
Met ingang van augustus 2021 past Lawpoint een beslagvrije voet van € 1.665,00 per maand toe.
1.8.
De schuldhulpverlener van [verzoeker] , mevrouw [naam schuldverlener] , heeft voor zover relevant het volgende verklaard over de financiële situatie van [verzoeker] :
“Daar sprake is van een problematische schuldenlast wordt gekeken naar de mogelijkheden van de start van een schuldregelingstraject. Tot op heden werd getracht toe te werken naar de start van een minnelijke schuldregeling, echter door het gelegde beslag is het niet mogelijk om deze regeling ook daadwerkelijk op te starten. De financiële situatie is daarvoor te instabiel. Door de beslagvrije voet van 1665 euro die op dit moment wordt gehanteerd, ontstaan er elke maand nieuwe vorderingen. Dit zorgt er voor dat een minnelijke schuldregeling niet gestart kan worden. (…) Indien de beslagvrije voet wordt opgehoogd naar aanleiding van dit verzoekschrift, dan naar verwachting een budget passend kunnen worden bereikt. Er zal dan gekeken worden of het haalbaar is om binnen zeer korte periode een minnelijke regeling op te starten of als nog over te gaan tot een rechtstreeks verzoek tot toelating van de wettelijke schuldsanering.”

Verzoek

2. [verzoeker] verzoekt om verhoging van de beslagvrije voet, waarbij rekening wordt gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden.
3. [verzoeker] stelt dat hij met de thans toegepaste beslagvrije voet van € 1.665,00 zijn maandelijkse betalingsverplichtingen niet kan nakomen. Dat leidt tot acute problemen. [verzoeker] maakt hierdoor namelijk nieuwe schulden, wat niet alleen een probleem vormt voor de schuldhulpverlening die hij nu ontvangt, maar er ook voor zorgt dat een minnelijke schuldenregeling dan wel de wettelijke schuldsaneringsregeling dan geen haalbare mogelijkheid meer kan zijn. Dit leidt tot een uitzichtloze situatie.
4. Lawpoint heeft geen verweer gevoerd.

Beoordeling

5. Op grond van artikel 475fa Rv kan de kantonrechter de beslagvrije voet voor een bepaalde termijn verhogen, indien onverkorte toepassing van de artikelen 475da tot en met 475e Rv leidt tot een kennelijk onevenredige hardheid als gevolg van een omstandigheid waarmee geen rekening is gehouden bij de vaststelling van de beslagvrije voet.
6. Artikel 475da lid 5 Rv geeft de deurwaarder de mogelijkheid om, kort gezegd, de beslagvrije voet te verhogen voor de duur van maximaal zes maanden indien de schuldenaar hoge woonkosten heeft. Terecht heeft Lawpoint op grond van dit artikellid de beslagvrije voet voor de duur van zes maanden verhoogd. Van verlenging met nogmaals zes maanden op grond van artikel 475da lid 6 Rv kan ingevolge dat artikellid alleen sprake zijn indien de vordering waarvoor het beslag is gelegd binnen die verlengde termijn volledig kan worden voldaan. Nu dat niet het geval is, heeft Lawpoint per 1 augustus 2021 geen verlenging van de verhoogde beslagvrije voet toegepast, waardoor de beslagvrije voet uitkwam op € 1.665,00. In dit kader wordt verwezen naar de in rechtsoverweging 1.6 geciteerde e-mail.
7. De achterliggende gedachte van artikel 475da lid 6 Rv is dat de schuldenaar na zes maanden wordt geacht zijn uitgaven te hebben aangepast aan zijn inkomsten, bijvoorbeeld door zijn huis te hebben verkocht, dan wel een goedkopere huurwoning te hebben gevonden. Onder bepaalde omstandigheden kan na zes maanden niet van de schuldenaar worden verlangd om zijn woonkosten nog aan te passen, te weten indien de vordering binnen afzienbare tijd volledig kan worden voldaan. Als de schuld bijvoorbeeld in totaal negen maanden kan worden afgelost, hoeft de schuldenaar zijn woonkosten derhalve niet meer aan te passen. Waar de wetgever echter geen rekening mee heeft gehouden, is de omstandigheid dat de schuldenaar ondanks passende inspanningen niet in staat is zijn woonkosten naar beneden bij te stellen, bijvoorbeeld ten gevolge van een overspannen woningmarkt, zoals die thans in (onder meer) de regio Amsterdam bestaat. De enige mogelijkheid die de schuldenaar dan heeft is zich wenden tot de kantonrechter om zich te beroepen op de hardheidsclausule van artikel 475fa Rv, zo volgt uit de derde Nota van Wijziging van de Wet vereenvoudiging beslagvrije voet. [1]
8. Dit leidt in de praktijk tot obstakels. De schuldenaar wordt immers gedwongen een procedure te starten en daarvoor kosten te maken, waar ook nog de nodige tijd overheen zal gaan, waardoor onherroepelijk nieuwe schulden ontstaan en de schuldenaar wordt gedwongen te leven onder het bestaansminimum. Dit terwijl het voor zowel de deurwaarder als voor de schuldenaar op voorhand volstrekt duidelijk is dat de schuldenaar niet kan voorzien in zijn maandelijkse (huur)kosten, terwijl ondanks aantoonbare inspanningen in redelijkheid geen goedkopere woonruimte kan worden gevonden.
9. Vaststaat dat de thans vastgestelde beslagvrije voet van € 1.665,00, gelet op het budgetplan en de daarin genoemde inkomsten en uitgaven, waarvan Lawpoint de juistheid niet heeft betwist, leidt tot een aanzienlijk tekort in de maandelijkse uitgaven van [verzoeker] . Dat komt met name door de relatief hoge huurkosten. Het is onwaarschijnlijk dat de huurkosten van [verzoeker] binnen afzienbare tijd zijn te verlagen, gelet op de huidige overspannen woningmarkt. In dit kader heeft [verzoeker] ter zitting mondeling toegelicht dat hij al sinds het begin van dit jaar doende is met het zoeken naar een goedkopere woonruimte (zowel binnen als buiten de regio) maar dat dit tot op heden tot niets heeft geleid. De hoge woonkosten en de onmogelijkheid goedkopere woonkosten te krijgen is een omstandigheid die leidt tot een onevenredige hardheid. Daarbij is in aanmerking genomen dat de door [verzoeker] thans verschuldigde huur ten bedrage van € 1.331,20 per maand voor een passende vrijesectorwoning in de regio Amsterdam niet ongebruikelijk hoog is en dat [verzoeker] vanwege zijn werk en de omgangsregeling met [naam kind] aan deze regio is gebonden. Door het tekort maakt [verzoeker] bovendien nieuwe schulden. [verzoeker] heeft er groot belang bij om geen nieuwe schulden te maken. Niet alleen omdat dat een vereiste is voor de schuldhulpverlening die hij al vanaf 2019 ontvangt van Balans, maar ook om op korte termijn een minnelijke schuldregeling te laten slagen of toegelaten te worden tot de wettelijke schuldsanering natuurlijke personen (WSNP). Het maandelijks tekort waardoor nieuwe schulden ontstaan, staat aan alle mogelijkheden die [verzoeker] heeft om iets aan zijn schulden te doen in de weg.
10. De beslagvrije voet zal daarom worden verhoogd. Uit het overgelegde budgetplan volgt dat maandelijks een bedrag van € 2.604,43 nodig is om te kunnen voorzien in alle kosten. In het budgetplan staan echter uitgaven die niet zijn te kwalificeren als noodzakelijke, niet deels via andere wegen te verlagen kosten. Bij de vaststelling van de beslagvrije voet wordt, kort gezegd, rekening gehouden met de leefsituatie, het inkomen, de woonkosten, kosten en toeslagen voor kinderen en eventuele toeslagen voor de huur en zorg. De gedachte daarbij is dat een beslagvrije voet, anders dan bijvoorbeeld het VTLB (vrij te laten bedrag), zal hebben te gelden voor een korte duur. Gelet op de in rechtsoverweging 1.3 weergegeven hoogte van de vordering van [verweerster] , is in dit geval geen sprake van een korte duur. Ook hierin wordt aanleiding gezien de beslagvrije voet te corrigeren, weliswaar niet aan de hand van het budgetplan, maar op de hierna volgende wijze.
11. De door de deurwaarder berekende beslagvrije voet – zonder rekening te houden met de hoge woonkosten – bedraagt blijkens de stukken € 1.665,00. De kantonrechter gaat ervan uit dat bij de vaststelling van die beslagvrije voet rekening is gehouden met de maximale huurprijs van € 752,33 per maand. De huur van [verzoeker] bedraagt echter € 1.331,20 per maand. Het verschil hiertussen ten bedrage van € 578,87 zal daarom bij het normbedrag worden opgeteld. Dat komt neer op een bedrag van € 2.243,87.
12. Ook zal rekening worden gehouden met de alimentatieverplichting van [verzoeker] van € 250,00 per maand, omdat [verzoeker] op dit moment nog geen nihilstelling heeft aangevraagd. Dat zal hij wel zo snel mogelijk moeten doen. Afgezien van de vraag hoeveel tijd een verzoek tot nihilstelling in beslag zal nemen en de vraag of dat verzoek zal worden gehonoreerd, bestaat in ieder geval zolang de alimentatie niet op nihil is gesteld voor [verzoeker] de verplichting de alimentatie te betalen en zal ook deze omstandigheid leiden tot nieuwe schulden, hetgeen, zoals hierboven omschreven, het schuldsaneringstraject van [verzoeker] in gevaar brengt. Daarom zal de beslagvrije voet ook tijdelijk worden verhoogd met het te betalen bedrag aan alimentatie. Hierbij is bovendien in aanmerking genomen dat [verweerster] zowel beslaglegger is als de alimentatiegerechtigde.
12. Het voorgaande leidt tot een beslagvrije voet van € 2.493,87 per maand. De huidige beslagvrije voet van € 1.665,00 zal tot dat bedrag tijdelijk worden verhoogd. Toepassing van deze verhoogde beslagvrije voet voor een periode van zes maanden zal in beginsel voldoende moeten zijn voor het bewerkstelligen van een minnelijke schuldenregeling dan wel voor de behandeling van een verzoek tot toelating tot de WSNP. Voor [verzoeker] is het noodzakelijk dat zijn financiële situatie de komende periode stabiel blijft. Aangezien het voor partijen al in augustus 2021 duidelijk was dat toepassing van een beslagvrije voet van € 1.665,00 ontoereikend is om de maandelijkse kosten te voldoen, waardoor nieuwe schulden ontstaan, zal de deurwaarder de verhoogde beslagvrije voet vanaf die maand moeten toepassen. Gelet op dat moment en de verstreken tijd tot aan de datum van deze beschikking, plus de zes maanden voornoemd, zal de verhoogde beslagvrije voet gelden voor de duur van negen maanden in totaal. Indien [verzoeker] eerder in staat is om lagere huurkosten te realiseren en/of zijn alimentatie te verlagen, dan dient hij de deurwaarder daarvan direct in kennis te stellen.
12. Bij deze uitkomst wordt Lawpoint als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten.

BESLISSING

De kantonrechter:
verhoogt de voor [verzoeker] geldende beslagvrije voet met ingang van 1 augustus 2021 van € 1.665,00 naar € 2.493,87 per maand voor de duur van 9 maanden;
veroordeelt Lawpoint in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van [verzoeker] begroot op € 85,00 wegens griffierecht;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. van Berkum, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2021 in tegenwoordigheid van mr. S. Homringhausen, griffier.

Voetnoten

1.NvW,