ECLI:NL:RBAMS:2021:5841

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 juni 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
13-061538-21
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van vuurwapen en mes in Amsterdam met toepassing van adolescentenstrafrecht

Op 3 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, alsook een mes. De verdachte, geboren in 2002, was op de zitting aanwezig en werd bijgestaan door zijn raadsvrouw. De officier van justitie, mr. J. Geurts, vorderde een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 maart 2021 in Amsterdam een omgebouwd vuurwapen en een steakmes bij zich had. De rechtbank oordeelde dat het mes, gezien de omstandigheden, bestemd was om letsel toe te brengen of te dreigen. De verdediging betoogde dat het mes niet bedoeld was om letsel toe te brengen, maar de rechtbank verwierp dit verweer. De rechtbank achtte de verdachte strafbaar en besloot het volwassenstrafrecht toe te passen, ondanks de jonge leeftijd van de verdachte. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 80 dagen, waarvan 67 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en ambulante begeleiding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13.061538.21 (Promis)
Datum uitspraak: 3 juni 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
wonende op het adres [adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 juni 2021. Verdachte was bij de behandeling van zijn strafzaak aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. J. Geurts en van wat verdachte en zijn raadsvrouw mr. S. van den Berg naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij, op of omstreeks 3 maart 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een (vuur) wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een (doorgeladen) (naar scherp schietend omgebouwd) start-/alarmrevolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 Long Rifle, en/of munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een patroon merk onbekend, 0.22 Long Rifle, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie voorhanden heeft gehad;
2.
hij, op of omstreeks 3 maart 2021 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een steakmes van het merk Berkhof Germany, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen;

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie vindt dat beide feiten bewezen kunnen worden. Verdachte erkent het vuurwapen met het patroon en het steakmes bij zich te hebben gehad. Beide wapens zijn onderzocht. Deze feiten leveren een misdrijf en een overtreding op.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van het wapen en de munitie is gebleken dat verdachte dit bij zich had. Dit erkent hij ook.
Met betrekking tot het mes merkt de raadsvrouw op dat dit in de heuptas van verdachte zat, buiten het zicht van anderen. Verdachte heeft aangegeven voor welk doel hij het mes bij zich had, namelijk voor het klein snijden van hasj. Dat dit mes bestemd was om letsel aan personen toe te brengen of om mee te dreigen, is niet gebleken, nu dit mes niet uit de tas van verdachte is geweest. Hiermee wordt niet voldaan aan de omschrijving van artikel 2 lid 1, categorie IV onder 7e van de Wet wapens en munitie. De raadsvrouw verzoekt verdachte van dit feit vrij te spreken.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.
3.3.1.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van feit 1 en 2:
1.
De verklaring die verdachte ter terechtzitting heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Het klopt dat ik op 3 maart 2021 een vuurwapen bij mij had. Ik heb het bij mijn aanhouding in de bosjes gegooid. Tijdens de fouillering is een mes bij mij aangetroffen.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2021045537-9 van 3 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 1] en [opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde pag. 1-2.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 3 maart 2021 zien wij bij het Muiderpoortstation in Amsterdam twee jongens staan. De jongen met de groene jas rent weg. Terwijl ik, verbalisant [opsporingsambtenaar 1] , de verdachte aanhield zag ik dat hij in een gooiende beweging een zwart kleurig voorwerp met iets bruins in de bossages langs het voetpad gooide. Ik heb constant zicht gehouden op de plek waar het voorwerp in de bossages lag. Ik zag dat het voorwerp dat de verdachte had weggegooid een vuurwapen bleek te zijn.
Bij de veiligheidsfouillering is bij verdachte een mes aangetroffen.
Ten aanzien van feit 1:
3.
Een proces-verbaal van wapenonderzoek met nummer 2021045537 van 3 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] , doorgenummerde pag. 17-19.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 3 maart 2021 werd de inbeslaggenomen revolver door mij nader onderzocht.
Revolver itemnummer 6032780:
Voorwerp Revolver (Omgebouwd)
Merk BBM
Model Olympic 38
Kaliber .22 Long Rifle
Bijzonderheden Deze revolver is van origine een start-/alarm revolver en bestemd voor het verschieten van patronen in het kaliber 6mm knal. Deze revolver is echter geschikt gemaakt voor het verschieten van patronen in het kaliber .22 Long Rifle.
Dit is een voorwerp bestemd om projectielen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie.
Munitie, item 6032778
Voorwerp patroon
Kaliber .22 Long Rifle
Merk onbekend
De patroon is munitie in de zin van artikel 1, onder 4e gelet op artikel 2 lid 2,
categorie III van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van feit 2:
4.
Een proces-verbaal van technisch onderzoek met nummer 2021045537-21 van 9 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 4] .
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Het mes betrof een steakmes van het merk Berkhof Germany. Het lemmet is voorzien van één snijkant, kartelrand. Het mes (…) kon voor onmiddellijk gebruik worden aangewend door verdachte. Verdachte heeft een antecedent voor verboden wapenbezit (kapmes).
Met betrekking tot het steakmes en in deze omstandigheden ben ik, verbalisant, van mening dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het steakmes bestemd was om letsel aan personen toe te brengen of te bedreigen.
Derhalve is dit voorwerp een wapen in de zin van artikel 2 lid 1, categorie IV onder 7e van de Wet wapens en munitie.
3.3.2.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
De raadsvrouw heeft, kort samengevat, betoogd dat verdachte van feit 2 moet worden vrijgesproken omdat niet gebleken is dat het mes bestemd was voor het toebrengen van letsel of bedreiging.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte het steakmes bij zich had op de openbare weg onder zodanige omstandigheden (samen met een vuurwapen) dat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat het is bestemd om letsel toe te brengen aan personen of te dreigen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de onder het kopje Bewijsmiddelen (rubriek 3.3.1.) vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
1.
op 3 maart 2021 te Amsterdam een vuurwapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een naar scherp schietend omgebouwd start-/alarmrevolver, van het merk BBM, type Olympic 38, kaliber .22 Long Rifle, en munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten een patroon, merk onbekend, 0.22 Long Rifle, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en munitie voorhanden heeft gehad;
2.
op 3 maart 2021 te Amsterdam een wapen van categorie IV, onder 7 van de Wet wapens en munitie, te weten een steakmes van het merk Berkhof Germany, zijnde een voorwerp waarvan, gelet op zijn aard en/of de omstandigheden waaronder het werd aangetroffen, redelijkerwijs kon worden aangenomen dat het bestemd was om letsel aan personen toe te brengen en/of te dreigen heeft gedragen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond (een reden waarom de feiten niet strafbaar zouden zijn) is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het door hem onder 1 bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Hierbij dienen als bijzondere voorwaarden te worden opgelegd de meldplicht, ambulante begeleiding en het verkrijgen en behouden van passende dagbesteding.
Het onder 2 bewezen geachte feit betreft een overtreding. Hiervoor eist de officier van justitie een geldboete van € 350,-.
7.2.
Het standpunt/strafmaatverweer van de verdediging
7.2.1.
Toepassing adolescentenstrafrecht
De raadsvrouw vindt dat het adolescentenstrafrecht (hierna: ASR) moet worden toegepast. Verdachte was ten tijde van het plegen van de feiten nog 18 jaar. Het is voor zo’n jonge jongen van belang dat hij niet verder afglijdt.
De raadsvrouw betwijfelt of het advies van de reclassering tegen toepassing van het ASR wel juist is. De reclassering heeft verdachte slechts kort telefonisch gesproken. Enerzijds geeft de reclassering aan dat verdachte overkomt conform zijn kalenderleeftijd, maar anderzijds is verdachte naïef en kinderlijk. Ook kan hij niet goed inschatten wat de gevolgen van zijn handelen zijn en is hij impulsief. Verdachte heeft niet goed nagedacht over de gevolgen, maar is daar nu wel goed van doordrongen. Hij wil weer een opleiding gaan volgen, waarvoor hij zich ook heeft ingeschreven. Ook wil hij de juiste keuzes maken en op eigen benen staan. Daar heeft hij begeleiding bij nodig en de reclassering kan hierbij een rol spelen.
7.2.2.
Het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte mocht menen dat het wapen een nepwapen was waarmee niet geschoten kon worden. Verdachte heeft verklaard dat hij had gezien dat de persoon van wie hij het wapen had gekregen de trekker had overgehaald en dat er toen niets gebeurde. Voor verdachte was dit reden om aan te nemen dat het een nepwapen betrof.
Dat het wapen niet werkte blijkt uit het onderzoek naar de patroon in het wapen. Deze vertoonde indenten van de haan. Hieruit kan worden opgemaakt dat kennelijk was geprobeerd met het vuurwapen te schieten, maar dat dat niet is gelukt. Ook is uit de schietproeven met het wapen gebleken dat van de acht schoten met twee soorten munitie het wapen soms wel werkte en soms niet.
Onder deze omstandigheden kan niet gezegd worden dat ten aanzien van het vuurwapen sprake is van een voorwerp dat bestemd was om projectielen mee af te schieten. Dit moet tot uiting komen in de strafmaat, aldus de raadsvrouw.
7.2.3.
De strafeis
De raadsvrouw is van mening dat de eis van de officier van justitie betekent dat verdachte effectief nog 3,5 maanden vast komt te zitten. Dit heeft ernstige gevolgen voor zijn opleiding. Het belangrijkste is dat verdachte geen nieuwe strafbare feiten pleegt. Hij kan een werkstraf uitvoeren, ook als zijn opleiding al begonnen is. De raadsvrouw verzoekt aan verdachte een onvoorwaardelijk deel van de gevangenisstraf op te leggen overeenkomstig het voorarrest en eventueel een groot deel voorwaardelijk op te leggen, mogelijk aangevuld met een taakstraf. Met betrekking tot de mogelijk op te leggen bijzondere voorwaarden is de raadsvrouw van mening dat een contactverbod niet aan de orde is omdat er geen mede-verdachten zijn.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
7.3.1.
Adolescentenstrafrecht
In het reclasseringsadvies van 20 mei 2021 wordt geadviseerd het volwassenstrafrecht toe te passen. Verdachte is 19 jaar oud en functioneert op het niveau dat op basis van zijn kalenderleeftijd verwacht mag worden. De reclassering ziet geen mogelijkheid tot pedagogische beïnvloeding. Ook heeft verdachte bij een eerder toezicht niet mee willen werken aan de bijzondere voorwaarden. In de negatieve terugmelding bij dit eerdere toezicht staat beschreven dat de aanpak van de jeugdreclassering niet meer passend is. Er is geen maatregel nodig die alleen in het jeugdstrafrecht beschikbaar is. Gelet hierop volgt de rechtbank het advies van de reclassering en zal het volwassenenstrafrecht toepassen.
7.3.2.
De strafoplegging
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken. De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie en het voorhanden hebben van een mes. Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 28 april 2021 blijkt dat verdachte eerder een strafbeschikking heeft gehad voor overtreding van de Wet wapens en munitie, te weten voor het voorhanden hebben van een mes. Dit wordt in het nadeel van verdachte meegerekend.
Verdachte moet ver weg blijven van wapens. Het is namelijk een feit van algemene bekendheid dat er in Amsterdam veel schietincidenten zijn waarbij ook onschuldige personen slachtoffer worden.
Voor het voorhanden hebben van een vuurwapen wordt in Amsterdam gemiddeld 6 maanden gevangenisstraf opgelegd. De rechtbank zal echter sterk rekening houden met de jonge leeftijd van verdachte en bij de straftoemeting afwijken van wat de officier van justitie heeft geëist.
De rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf van 80 dagen waarvan 67 dagen voorwaardelijk een passende straf is. Hieraan is een aantal bijzondere voorwaarden gekoppeld. Ook zal de rechtbank een taakstraf van 200 uur opleggen.
7.3.3.
Voorhanden hebben van een mes (feit 2)
De rechtbank zal ten aanzien van het voorhanden hebben van het mes geen aparte straf opleggen en verdachte schuldig verklaren zonder oplegging van straf of maatregel.
7.4.
Beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
  • Een mes
  • Een revolver
  • Munitie
Onttrekking aan het verkeer
Nu met betrekking tot deze voorwerpen het onder feit 1 en 2 bewezen geachte is begaan en zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36b, 36c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26, 27 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 onder het kopje Bewezenverklaring is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
Handelen in strijd met artikel 26, eerste lid van de Wet wapens en munitie;
Ten aanzien van feit 2
Handelen in strijd met artikel 27, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Ten aanzien van feit 1:
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
80 (tachtig dagen).
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
67 dagen, van deze gevangenisstraf niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van
twee (2)jaar vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht
Veroordeelde meldt zich op afspraken met de Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak.
Andere voorwaarden het gedrag betreffende
Ambulante begeleiding
Indien de reclassering dit noodzakelijk acht, werkt veroordeelde mee aan ambulante begeleiding, bijvoorbeeld de begeleiding van een IFA [1] -coach (Levvel) of een soortgelijke instelling, zolang de reclassering dit nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de afspraken die de instelling in overleg met de reclassering voor en met hem maakt, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan het realiseren van een passende dagbesteding.
Dagbesteding
Veroordeelde moet zich inzetten voor het verkrijgen en behouden van een passende dagbesteding, ook als dit inhoudt dat hij moet meewerken aan een traject bij het WPI [2] met een jobcoach.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd
  • ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Veroordeelt verdachte tot een
taakstraf van 200 uren, met bevel, bestaande uit het verrichten van onbetaalde arbeid en bepaalt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast van
100 dagenals veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht..
Ten aanzien van feit 2:
Bepaalt ten aanzien van het onder feit 2 bewezen verklaarde feit dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
  • Een mes
  • Een revolver
  • Munitie
Dit vonnis is gewezen door
mr. G.M. van Dijk, voorzitter,
mrs. P.P.C.M. Waarts en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.M.M. van Leuven, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 juni 2021.

Voetnoten

1.IFA: Intensieve Forensische Aanpak
2.WPI: loket Werk, Participatie en Inkomen