3.3.1.Bewijsmotivering
Naar aanleiding van een schietpartij op 2 februari 2021 is een onderzoek gestart naar de mogelijke daders. Bij dat onderzoek kwam verdachte in beeld. Op 8 februari 2021 is verdachte aangehouden in [plaats] in de woning van zijn vriendin. . Na zijn aanhouding is haar woning doorzocht. In de keuken, in een open hoge inbouwkast op een plank op een hoogte van de helft van de hoogte van de kast, is een stoffen tas aangetroffen. In die stoffen tas bleek een Pradatas te zitten met daarin een vuurwapen en munitie (hierna: het vuurwapen en de munitie) . De vriendin van verdachte – die aanwezig was bij de doorzoeking van haar woning – werd gevraagd of de Pradatas van haar was, waarop zij liet weten dat dit niet het geval was.
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte het vuurwapen en de munitie voorhanden heeft gehad. Daartoe is vereist dat hij wist van de aanwezigheid van het vuurwapen en de munitie en dat hij daarover feitelijke macht kon uitoefenen in de zin dat hij daarover kon beschikken.
Verdachte heeft daar op zitting het volgende over verklaard. Het vuurwapen en de munitie zijn niet van hem en hij wist ook niet dat deze zich in de woning van zijn vriendin bevonden. Zijn vriendin was daar net komen wonen. De spullen van de vorige bewoner stonden nog in de woning. De vorige bewoner had ook nog steeds de sleutel van de woning en kwam af en toe langs om zijn spullen op te halen. Verdachte vermoedt dat het vuurwapen en de munitie van hem zijn. Hij heeft de vorige bewoner één keer gezien in de woning, maar weet niet wat zijn naam is. Verdachte was daar enkel om te klussen. Hij had in de dagen voor zijn aanhouding de muren van bijna de hele de woning geverfd, te weten de woonkamer, de slaapkamers, gang en badkamer. De stoffen tas in de inbouwkast in de keuken had hij daarbij niet gezien. Hij was ook vrijwel niet in de keuken geweest. Hij had de muren in de keuken niet geverfd, omdat daar nog spullen van de vorige bewoner stonden. Water haalde hij uit de badkamer. Hij spoelde de kwasten niet uit maar gebruikte telkens nieuwe kwasten.
De rechtbank vindt deze verklaring niet aannemelijk. Nog daargelaten dat verdachte pas eerst op de zitting met deze verklaring is gekomen, terwijl hem tijdens eerder verhoren expliciet is gevraagd naar het vuurwapen en de munitie, is zijn verklaring niet geloofwaardig en vindt deze op geen enkele wijze steun in het dossier. De rechtbank vindt daarbij met name van belang dat op foto’s is te zien dat de woning (inclusief de keuken) vrijwel ongemeubileerd en leeg was.
Uit het dossier blijkt verder dat het vuurwapen eerder gezien is op een tijdstip rond de al genoemde schietpartij op 2 februari 2021. De rechtbank komt tot die conclusie op grond van het volgende. Verdachte heeft verklaard dat hij na het schietincident waar hij bij was en waar zijn vriend dodelijk is getroffen, naar station Bullewijk is gelopen. Een getuige heeft
– rond dezelfde tijd – gezien dat een man bij station Bullewijk naar een molshoop liep en daar een zilverkleurig vuurwapen uit haalde. Het zand uit die omgewoelde molshoop is vervolgens vergeleken met het zand dat is aangetroffen in het – eveneens zilverkleurige – vuurwapen in de woning van de vriendin van verdachte. Uit dat onderzoek kwam naar voren dat het veel (tussen de 100 en 10.000 keer) waarschijnlijker is dat het zand in het vuurwapen afkomstig is van die omgewoelde molshoop, dan wanneer het zand in het vuurwapen afkomstig is van een willekeurige andere plek in Nederland. Gelet op het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat het niet anders kan dan dat het vuurwapen dat in de woning van de vriendin van verdachte is aangetroffen, hetzelfde vuurwapen is dat door de getuige is gezien.
Tot slot zitten er in het dossier tapgesprekken, die erop wijzen dat verdachte in het bezit was van het vuurwapen. Zo wordt in een tapgesprek dat plaatsvond op 10 februari 2021 tussen een getuige in het onderzoek naar de dader van de schietpartij, [persoon 1] , en ene [persoon 2] gesproken over de aanhouding van een man met lang haar. De aanhouding zou – blijkens het gesprek – twee dagen daarvoor hebben plaatsgevonden en de vriendin van de aangehouden man zou hebben gezegd dat de politie hem heeft gevonden met de “nikkel ding”. Daarnaast bevindt zich in het dossier een tapgesprek tussen verdachte en vermoedelijk zijn vriendin op 24 februari 2021 (na de eerste raadkamer gevangenhouding), waarin wordt gesproken over de verdenking van het voorhanden hebben van het vuurwapen (gesproken wordt over feit 2). Verdachte zegt daarover tegen zijn vriendin: “
(…) bezwaren voor feit nummer 2, ja dat begrijp ik”, waarop zijn vriendin laat weten: “
ja klopt, daar ga je niet omheen komen”.
De rechtbank is van oordeel, gelet op voorgaande in onderling samenhang bezien, dat verdachte – op zijn minst – wist dat het vuurwapen en de munitie zich in de woning van zijn vriendin bevonden en dat hij daarover ook kon beschikken.
De raadsman heeft nog aangevoerd dat, nu er geen proefschoten met het vuurwapen zijn verricht, niet kan worden vastgesteld dat het vuurwapen ook functioneerde en dus strafbaar is in het kader van de Wet wapens en munitie. De rechtbank verwerpt dit verweer, omdat wet noch regelgeving vereist dat een schietproef met een vuurwapen moet worden gedaan om vast te stellen dat het vuurwapen een vuurwapen is als bedoeld in artikel 1 onder 3◦ van de Wet wapens en munitie. Uit het technisch onderzoek, dat is verricht door een inspecteur van politie dienstdoende bij het bureau Wapens, Munitie en Explosieven en Materiedeskundig & Taakaccenthouder (vuur)wapens en munitie, blijkt dat het vuurwapen is omgebouwd door de sper uit het wapen te verwijderen, waardoor het geschikt is om projectielen en of stoffen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing. Daarmee staat vast dat het gaat om een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3◦ van de Wet wapens en munitie.
3.3.2.Bewijsmiddelen
De rechtbank gaat uit van de volgende wettige bewijsmiddelen.
1.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021024289, documentcode 14287810 van 9 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 1] , pag. 001 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Op 8 februari 2021 werd onder leiding van de rechter-commissaris doorzoeking verricht in de woning [adres 2] te [plaats] .
In de keuken, in een inpandige kast, trof ik een stoffen tas aan. In deze tas trof ik een zwart tasje van het merk Prada aan. Ik deed de rits van deze tas open en zag dat er een voorwerp, gelijkend op een vuurwapen, in de tas zat.
Dit proces-verbaal bevat als bijlage onder meer een foto van de keukenkast waar de stoffen tas in lag.
2.
Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 2021024289, documentcode 14329383 van 16 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 2] , zaaksdossier ZD B, p. 010.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
Tijdens de zoeking werd in de keuken een zwarte schoudertas van het merk Prada aangetroffen. Ik hoorde de rechter-commissaris aan [persoon 3] vragen of de schoudertas van het merk Prada van haar was. Ik hoorde dat [persoon 3] hierop antwoordde dat die niet van haar was en dat het een mannentas was.
3.
Een proces-verbaal met nummer 2021024289-68 van 9 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 3] , zaaksdossier ZD B, p. 011 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisant, zakelijk weergegeven:
In het patroonmagazijn werden vier patronen aangetroffen
Onderzoek vuurwapen, itemnummer 6025337:
Voorwerp pistool
Merk Ekol
Model Tuna
Kaliber 9mm P.A.K. omgebouwd naar scherp-schietend
Dit vuurwapen is van oorsprong een gas- en alarmpistool met het kaliber 9mm P.A.K. en vervaardigd door de Turkse firma Ekol onder de modelnaam 'Tuna'. Van oorsprong is dit vuurwapen voorzien van een sper in de loop en is in deze staat niet geschikt om projectielen door een loop af te schieten.
Het in beslag genomen vuurwapen wordt van fabriekswege geleverd met een in- en uitschroefbare metalen sper. Deze metalen sper zit geschroefd in de loopmonding, maar kan eenvoudig met een schroevendraaier worden verwijderd. Deze uitschroefbare metalen sper voorkomt, indien geplaatst, dat met dit vuurwapen munitie voorzien van projectielen, kan worden verschoten.
Ten tijde van inbeslagname was het vuurwapen onder itemnummer 6025337 niet voorzien van deze in- en uitschroefbare metalen sper. Kennelijk is in de loop een buis geplaats met een kamer voor munitie met het kaliber 6.35mm Browning. Dit kaliber munitie werd ook in het patroonmagazijn aangetroffen. Na het ombouwen, is dit een voorwerp geschikt om projectielen en of stoffen door een loop af te schieten, waarvan de werking berust op het teweegbrengen van een scheikundige ontploffing.
Dit pistool is een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3e, gelet op artikel 2 lid 1, categorie III onder 1e van de Wet wapens en munitie.
Onderzoek munitie, itemnummer 6025338
Aantal patronen 4
Kaliber 6.35mm Browning
Merk Sellier&Bellot
Soort projectiel Rondneus volmantel
Deze volmantel patroon is munitie in de zin van artikel 1, onder 4e gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en Munitie.
Onderzoek munitie, itemnummer 6025340
Aantal patronen 5
Kaliber 6.35mm Browning
Merk Sellier& Bellot
Deze volmantel patroon is munitie in de zin van artikel 1, onder 4e gelet op artikel 2 lid 2, categorie III van de Wet wapens en Munitie.
4.
Een proces-verbaal met nummer 2021024289, documentcode 14260676 van 2 februari 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [opsporingsambtenaar 4] en [opsporingsambtenaar 5] (nagekomen proces-verbaal, geen doornummering).
Dit proces-verbaal houdt onder meer in als verklaring van verbalisanten, zakelijk weergegeven:
Op 2 februari 2021 vond een schietincident plaats in Amsterdam. Een getuige verklaarde aan ons het volgende.
“Toen ik bij het station Bullewijk liep zag ik dat er voor mij een jongeman liep. De jongeman viel mij op omdat hij een beetje zenuwachtig liep. Nadat hij het spoor onderdoor was zag ik dat de jongeman naar rechts ging, maar niet op het voetpad bleef lopen. Ik zag dat hij het gras op liep. Net na de hoek op het gras zag ik in het grasveld een aantal molshopen. Ik zag dat de jongeman bij een van de eerste molshopen bleef staan. Ik zag dat de jongeman bukte en vervolgens een arm in de molshoop stak. Ik zag dat hij zijn arm terug trok en ik zag dat de jongeman een zilverkleurig geweer in zijn handen had. Ik noem het een geweer maar het was een zilverkleurig vuurwapen van ongeveer 20 centimeter. Vervolgens zag ik dat de jongeman met dit wapen zijn weg vervolgde en weg liep langs het metrospoor in de richting van de Karspeldreef.”
Verbalisanten verklaren vervolgens:
Nadat de getuige bovenstaande had verklaard zijn wij naar de omschreven plek toegereden. Wij zagen in het gras op de hoek van het Bullewijkpad, tegen het talud van de metrobaan een boompje staan. Naast deze boom zagen wij twee molshopen. Wij zagen dat de eerste molshoop intact leek. Wij zagen dat de tweede molshoop omgewoeld leek, wij zagen dat er een kuil cq gat in zat en dat de aarde opzij geschoven leek. Nadat wij de omgewoelde molshoop hebben aangetroffen hebben wij het team Forensische Opsporing in kennis gesteld. Zij zijn hierop direct ter plaatse gekomen. In het gat werd verder door Forensische Opsporing niets aangetroffen.
5.
Een geschrift, te weten een rapport van het Nederlands Forensisch Instituut, d.d. 16 juli 2021, nummer 2021.02.05.122, opgemaakt door dr. S.C.A. Uitdehaag .
Dit verslag houdt onder meer in als verklaring van voornoemde deskundige, zakelijk weergegeven:
Overzicht te onderzoeken materiaal
SIN Omschrijving FO / Omschrijving NFI
[nummer 1] Grondmonster vanaf wapen en uit schoudertas/ Circa 0.5 gram humusrijk zand met twee schelpfragmenten en één kunststof fragment
[nummer 2] Grond (molshoop) / Circa 68 gram humusrijk zand met enkele
botanische fragmenten en schelpfragmenten
Resultaten
Uiterlijke kenmerken:
De uiterlijke kenmerken van beide grondmonsters komen met elkaar overeen.
Stuifmeelsamenstelling:
- In het grondmonster [ [nummer 1] ] vanaf het wapen en uit de tas is voornamelijk stuifmeel van de composietenfamilie, grassen, els, heidefamilie, den en eik aanwezig.
- In het grondmonster [ [nummer 2] ] van de molshoop is voornamelijk stuifmeel van grassen, els, heidefamilie, composietenfamilie en hazelaar aanwezig.
Beide monsters komen met elkaar overeen en er zijn weinig verschillen. De overeenkomstige stuifmeeltypes zijn afkomstig van planten die algemeen voorkomen in Nederland.
De berekende mate van overeenkomst tussen beide grondmonsters past veel beter bij monsters van dezelfde locatie dan bij monsters van verschillende locaties.
Conclusie
Op basis van het onderzoek kan een uitspraak worden gedaan over de waarschijnlijkheid op het vinden van resultaten in het licht van elkaar uitsluitende hypothesen.
H1: Het grondspoor afkomstig van het wapen en uit de buiktas komt van hetzelfde monsternamepunt als het referentiemonster van de molshoop.
H2: Het grondspoor afkomstig van het wapen en uit de buiktas komt van een willekeurige ander monsternamepunt in Nederland.
De resultaten van de vergelijking tussen het grondspoor [ [nummer 1] ] van het wapen en uit de buiktas en het referentiemonster [ [nummer 2] ] van de molshoop zijn veel waarschijnlijker wanneer hypothese H1 waar is dan wanneer hypothese H2 waar is.
6.
Een proces-verbaal met nummer 2021024289, documentcode 14402719 van 11 maart 2021, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar 6] , zaaksdossier A, doorgenummerde p. 266 e.v.
Dit proces-verbaal houdt onder meer in, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisant:
A:
Telefoonnummer [telefoonnummer 1] is in gebruik bij [persoon 2] .
[persoon 2] belt naar [persoon 1]
Schriftelijke weergave van een tapgesprek van telefoonnummer[telefoonnummer 1]
d.d. 10 februari 2021 te 17.09.41 uur, volgnummer TA006, sessie 72 (dossier zaak A, p. 290):
NNman: de grote mannen (politie) hebben die ene man opgepakt die met lang haar?
Nnman jaah
C meen je niet
NNman 2 dagen geleden,
NNman: twee dagen geleden. Zijn vriendin heeft mij vandaag gebeld
NNman: Die man zei dat hij de dingen verstopt heeft, maar zijn vriendin zei dat ze hem hebben gevonden met de “nikkel ding”
C meen je niet
NNman de nikkel ding was in zijn huis broer, ..
B
:
Telefoonnummer [telefoonnummer 2] (de rechtbank leest: [telefoonnummer 2]9)is in gebruik bij [verdachte]
[persoon 4] belt uit met NNvrouw (vermoedelijk zijn vriendin)
Schriftelijke weergave van een tapgesprek van telefoonnummer [telefoonnummer 3] d.d. 24 februari 2021 te 11.36.22 uur, volgnummer TA013, sessie 29 (zaaksdossier A, p. 300-301):
Gesprek gaat over uitspraak van de raadkamer. Verder over dat er geen ernstige bezwaren zijn voor feit 1 (murder) en dat daarmee de 12 jaar vervalt.
[persoon 4] : ik heb het niet gedaan, dat is weg. Snap je dus, bezwaren voor feit nummer 2, ja dat begrijp ik
Vrouw: ja klopt, daar ga je niet omheen komen