Op 7 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. Deze vordering, gedateerd op 5 augustus 2021, betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het Criminal Court No.3 in Ciudad Real, Spanje, op 28 april 2021. Het EAB is gericht op de aanhouding en overlevering van een opgeëiste persoon, geboren in Polen in 1982, die momenteel gedetineerd is in Nederland.
De behandeling van de vordering vond plaats op 23 september 2021, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak met dertig dagen verlengd om een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. Tijdens de zitting heeft de opgeëiste persoon bevestigd dat zijn personalia correct zijn en dat hij de Poolse nationaliteit bezit.
In het EAB wordt melding gemaakt van een vrijheidsstraf van drie jaren en één dag, waarvan nog 366 dagen resteert. De raadsman heeft verzocht om de overlevering te weigeren, omdat de opgeëiste persoon in Spanje in aanmerking zou komen voor voorwaardelijke invrijheidsstelling. De officier van justitie heeft echter betoogd dat de overlevering kan worden toegestaan, en dat eventuele discussies over de hoogte van het strafrestant in Spanje moeten worden gevoerd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de door de raadsman aangedragen omstandigheden niet in de weg staan aan de overlevering, aangezien het EAB voldoet aan de eisen van de OLW. De rechtbank heeft besloten de overlevering toe te staan, en er zijn geen weigeringsgronden aanwezig. De uitspraak is gedaan door mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter, en mrs. P. van Kesteren en H.G. van der Wilt, rechters, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 oktober 2021.