7.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met (bedreiging) van geweld jegens [benadeelde 1] , ook wel bekend als rapper [rapper] . Bij deze gewelddadige poging tot beroving heeft verdachte een schot gelost met een vuurwapen richting de benen van het slachtoffer. Verdachte heeft zich dus ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en munitie. Verdachte heeft impulsief gehandeld en niet stilgestaan bij de impact van zijn handelen op de betrokkenen. Naast het beoogde slachtoffer, waren er veel mensen – waaronder kinderen – op de plaats delict, een carwash, aanwezig. Verder is het zo dat dergelijke strafbare feiten maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid met zich meebrengen. Ook het voorhanden hebben van (geladen) vuurwapens brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich en kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan diefstal van een kleine vijfduizend euro, gepind met een pinpas die korte tijd daarvoor middels een babbeltruc afhandig was gemaakt van een hoogbejaarde vrouw in haar eigen woning. Hoewel niet kan worden bewezen dat verdachte schuldig is aan de diefstal van de pinpas, had verdachte deze pinpas wel zeer korte tijd na de wegneming onder zich. Verdachte heeft zich enkel bekommerd om zijn eigen financiële gewin en geen rekening gehouden met de financiële en psychische gevolgen voor het slachtoffer. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte ondanks zijn jonge leeftijd al twee keer is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen. Ook liep verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten in een proeftijd en een schorsing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de adviezen zoals opgenomen in de Pro Justitia rapporten.
In het advies van psychiater M.M. Sprock staat dat verdachte is gediagnostiseerd met een psychische stoornis in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en een stoornis in het gebruik van cannabis (in remissie). Het handelen van verdachte (in zaak A) is berekenend geweest, waarbij er meerdere momenten zijn geweest dat verdachte tot een gedragsalternatief had kunnen komen. De psychiater ziet geen verband tussen het bewezenverklaarde en de persoonlijkheidsproblematiek, wat maakt dat wordt geadviseerd het tenlastegelegde in het geval van een bewezenverklaring volledig aan verdachte toe te rekenen. De psychiater rapporteert dat er sprake is van een zorgelijke ontwikkeling, waarbij verdachte zich begeeft in een pro-crimineel netwerk, terwijl hij beschikt over voldoende zelfcontrole. Bij verdachte is sprake van een ernstige impulscontrole- en agressieregulatieproblematiek. De psychiater adviseert oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel te overwegen, teneinde in te zetten op praktische beschermingsfactoren.
GZ-psycholoog S.A. Moonen komt in haar rapport van 9 september 2020 tot dezelfde diagnose en rapporteert dat verdachte doelbewust lijkt te kiezen voor antisociaal gedrag, waarbij hij de gevolgen voor lief neemt. Ook de psycholoog adviseert het tenlastegelegde volledig aan verdachte toe te rekenen. De psycholoog acht het wenselijk dat verdachte na detentie door de reclassering wordt begeleid en geeft ook de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in overweging.
Beide deskundigen adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Ook in het reclasseringsadvies van 26 augustus 2021 wordt gerapporteerd dat het psychosociaal functioneren van verdachte zorgelijk is. De reclassering sluit zich aan bij voornoemde Pro Justitiarapportages. Hoewel betrokkene zich in het verleden heeft onttrokken aan hulpverlening, acht de reclassering het gelet op de jonge leeftijd van verdachte van belang dat er wordt ingezet op het creëren en versterken van beschermende factoren om de risico’s te beperken. De risico’s op recidive, letselschade en het onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als hoog. De reclassering bestempelt het risico op recidive als ‘zeer zorgelijk’. De reclassering adviseert om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, het volgen van een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en de verplichting tot het volgen van een opleiding, het vinden van werk en/of een andere zinvolle dagbesteding. De reclassering benoemt dat het voortzetten van detentie minder wenselijk wordt geacht, zodat verdachte zo snel mogelijk een startkwalificatie kan behalen om afstand te kunnen nemen van de criminaliteit. Bij de oplegging van een onvoorwaardelijke straf, wordt geadviseerd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, als waarborg voor de hoge risico’s op (gewelds)recidive en onttrekking.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank verder gekeken naar de oriëntatiepunten die zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en straffen die door rechtbanken in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De rechtbank ziet – onder andere gelet op de inhoud van de rapporten van de deskundigen -geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat de delicten dermate ernstig zijn, dat enkel kan worden volstaan met een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Eerder opgelegde voorwaardelijke straffen en een schorsingstoezicht hebben verdachte niet van crimineel handelen kunnen weerhouden. Een voorwaardelijke straf is dan ook een gepasseerd station. De rechtbank vindt de delicten dermate schokkend, dat de strafeis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst daarvan. De rechtbank overweegt verder, tegen het advies van de reclassering in, dat verdachte nog wat langer in detentie moet doorbrengen. Hierbij heeft de rechtbank tevens betrokken dat het bewezenverklaarde in zaak B niet door de reclassering is meegenomen in voornoemd advies. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden opleggen, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel
De rechtbank volgt de adviezen van de psychiater, psycholoog en reclassering en oordeelt dan ook dat het opleggen van een langdurige gevangenisstraf niet toereikend is om recidive te voorkomen. Om die reden zal ook een maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, aan verdachte worden opgelegd. Verdachte zal zich na zijn detentie aan langdurig toezicht moeten houden, om de kans op herhaling van geweldsdelicten te minimaliseren.
De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden voor oplegging van genoemde maatregel is voldaan. De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan diefstal met (bedreiging van) geweld. Dergelijke misdrijven veroorzaken gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en op deze strafbare feiten zijn naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraffen van vier of meer jaren gesteld. Oplegging van de maatregel is naar het oordeel van de rechtbank in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen.