ECLI:NL:RBAMS:2021:5816

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 oktober 2021
Publicatiedatum
14 oktober 2021
Zaaknummer
13/278380-19 (zaak A) en 15/079314-21 (zaak B) (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 20-jarige man voor poging tot diefstal met geweld en diefstal met valse sleutel

Op 14 oktober 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de strafzaken tegen een 20-jarige man, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten. In zaak A werd de verdachte beschuldigd van poging tot diefstal met geweld en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 18 november 2019 in Duivendrecht, samen met een medeverdachte, met geweld een horloge van een slachtoffer probeerde te stelen. Tijdens deze poging werd er met een vuurwapen geschoten. De rechtbank achtte de poging tot diefstal met geweld bewezen, maar sprak de verdachte vrij van de zwaardere beschuldigingen van poging tot moord en doodslag, omdat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van het slachtoffer.

In zaak B werd de verdachte beschuldigd van diefstal met valse sleutel, waarbij hij op 18 februari 2021 in Bovenkarspel een RABO-scanner en geld had gestolen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal met valse sleutel, maar sprak hem vrij van de andere beschuldigingen, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij de woning van het slachtoffer was binnengedrongen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 36 maanden op, met aftrek van voorarrest, en een maatregel tot gedragsbeïnvloeding en vrijheidsbeperking, om de kans op recidive te minimaliseren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummers: 13.278380.19 en 15.079314.21 (ter terechtzitting gevoegd)
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/278380-19 (
zaak A) en 15/079314-21 (
zaak B) (
ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 14 oktober 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] 2001,
postadres: [adres] ,
thans gedetineerd in de [detentieadres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 juli 2021, 12 augustus 2021 en 30 september 2021.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als respectievelijk zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.M. van den Berg en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.W. Soeteman naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft ook kennisgenomen van wat mr. M.L. Firet namens de benadeelde partij [benadeelde 1] (zaak A) naar voren heeft gebracht.

2.Tenlasteleggingen

Aan verdachte is in
zaak Aten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 november 2019 te Duivendrecht, in de gemeente Ouder-Amstel, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachte rade, [benadeelde 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met dat opzet en na kalm beraad en/of rustig overleg, (meermalen) op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] heeft/hebben geslagen en/of met een vuurwapen meermalen in de richting van die [benadeelde 1] heeft/hebben geschoten;
(
art. 289 Wetboek van Strafrecht, art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2019 te Duivendrecht in de gemeente Ouder-Amstel, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met dat opzet (meermalen) op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] heeft/hebben geslagen en/of met een vuurwapen meermalen in de richting van die [benadeelde 1] heeft/hebben geschoten welke voren omschreven poging doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van enig strafbaar feit, te weten poging diefstal met geweld van een horloge en/of (een) (andere) goederen toebehorende aan die [benadeelde 1] ;
(
art. 287 Wetboek van Strafrecht, art. 288 Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1, art. 45 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2019 te Duivendrecht in de gemeente Ouder-Amstel, ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [benadeelde 1] van het leven te beroven, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen met dat opzet (meermalen) op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] heeft/hebben geslagen en/of met een vuurwapen meermalen in de richting van die [benadeelde 1] heeft/hebben geschoten;
(
art. 287 Wetboek van Strafrecht, art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 november 2019 te Duivendrecht, in de gemeente Ouder-Amstel, elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een horloge en/of (een) andere goederen van zijn/hun gading, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n), te weten aan [benadeelde 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] en/of [benadeelde 2] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemer(s) aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- (meermalen) op/tegen het hoofd van die [benadeelde 1] heeft/hebben geslagen en/of
- met een vuurwapen in de richting van de benen van die [benadeelde 1] heeft/hebben geschoten en/of
- tegen die [benadeelde 1] op (dreigende toon ) heeft/hebben gezegd: “Klokjes af doen” en/of “Geef mij jouw horloge” en/of “Geef mij je tas” en/of
- een vuurwapen op die [benadeelde 2] heeft/hebben gericht; en/of
- vuurwapen meermalen meermalen heeft/hebben doorgeladen en/of afgedrukt en/of
- met een vuurwapen op het hoofd van die [benadeelde 1] heeft/hebben geslagen;
(
art. 310 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art. 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 18 november 2019 tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
(
art. 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
Aan verdachte is in
zaak Bten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 februari 2021 te Bovenkarspel (in een woning, gelegen aan de [adres] ), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een RABO-scanner, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte, bovengenoemde woning is binnengedrongen en/of (meermalen) tegen die [benadeelde 3] heeft gezegd dat zij haar bankpas en/of haar RABO-scanner moest afgeven en/of de laden van de kasten in de woonkamer en/of slaapkamer heeft doorzocht;
(
art. 310 Wetboek van Strafrecht, art. 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 18 februari 2021 te Bovenkarspel (in een woning, gelegen aan de [adres] ), met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een bankpas, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, bovengenoemde woning is binnengedrongen en/of (meermalen) tegen die [benadeelde 3] heeft gezegd dat zij haar bankpas en/of haar RABO-scanner moest afgeven en/of de laden van de kasten in de woonkamer en/of slaapkamer heeft doorzocht;
(
art. 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 18 februari 2021 te Bovenkarspel en/of elders in Nederland tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een of meer geld- en/of betaalautomaten heeft weggenomen hoeveelheden of een hoeveelheid geld (met een totaal bedrag van 4970 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 3] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel nl. een onrechtmatig verkregen, althans een onbevoegd gebruikte, pinpas met bijbehorende pincode;
(
art. 310 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art. 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)

3.Waardering van het bewijs

3.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
3.1.1.
Zaak A
De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit van het in zaak A onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde. Zij heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het dossier niet blijkt dat er sprake was van een vooropgezet plan om [benadeelde 1] om het leven te brengen. Er vanuit gaande dat er éénmaal met het wapen op het hoofd is geslagen en éénmaal met het vuurwapen richting de benen is geschoten, kan ook niet worden gesteld dat er sprake is geweest van voorwaardelijk opzet, waarbij verdachten bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat [benadeelde 1] zou komen te overlijden.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 meest subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld, in vereniging gepleegd. Uit de aangifte, de getuigenverklaring van [benadeelde 2] en de camerabeelden volgt dat verdachte en de medeverdachte erop uit waren om het horloge van aangever weg te nemen. Hiertoe hebben zij de ten laste gelegde geweldshandelingen verricht. Dit maakt – in combinatie met het verrichte wapenonderzoek – dat ook het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
3.1.2.
Zaak B
De officier van justitie heeft vrijspraak bepleit van hetgeen onder 1 en 2 ten laste is gelegd, omdat verdachte niet aan het signalement voldoet dat door aangeefster [benadeelde 3] is gegeven. Hoewel het aannemelijk is dat verdachte zich in de buurt van de woning ophield, kan hij op basis van het dossier niet in de woning worden geplaatst.
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van feit 3: de diefstal met valse sleutel. Verdachte is op basis van het dossier aan te merken als de pinner van het geldbedrag bij twee verschillende pinautomaten in Bovenkarspel.
3.2.
Het standpunt van de verdediging
3.2.1.
Zaak A
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van hetgeen in zaak A aan verdachte ten laste is gelegd. Er is geen sprake geweest van (voorwaardelijk) opzet om [benadeelde 1] van het leven te beroven. Verder is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs ten aanzien van de onder 1 meest subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal met geweld. Verdachte wilde niets stelen, maar wilde aangever een lesje leren omdat er daags eerder een conflict had plaatsgevonden via social media. Verdachte was boos en wilde aangever slechts bang maken. De verklaring van [benadeelde 1] hierover is wisselend, ongeloofwaardig en vindt geen steun in de overige stukken van het dossier. Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat er geen wettig bewijs is dat verdachte een vuurwapen in de zin van het onder 2 ten laste gelegde voorhanden heeft gehad, nu het wapen waarmee verdachte heeft geschoten niet in beslag is genomen en niet vast staat dat de camerabeelden van het incident door de deskundige zijn bekeken die heeft geconcludeerd dat er met het specifiek ten laste gelegde wapen is geschoten. Er kan geen koppeling worden gemaakt tussen verdachte en het ten laste gelegde wapen.
3.2.2.
Zaak B
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, nu niet kan worden bewezen dat verdachte de jongen is die in de woning van aangeefster is geweest.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraak van het in zaak A onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair ten laste gelegde en het in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde
Met de officier van justitie en de raadsman acht de rechtbank niet bewezen wat in zaak A onder 1 primair, subsidiair en meer subsidiair is ten laste gelegd, alsmede wat in zaak B onder 1 en 2 is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
3.3.2.
Het oordeel over het in zaak A onder 1 meest subsidiair ten laste gelegde
Anders dan de raadsman, is de rechtbank van oordeel dat op basis van de aangifte, de getuigenverklaring van [benadeelde 2] en de camerabeelden (bekeken ter terechtzitting) kan worden vastgesteld dat verdachte het oogmerk had om het Rolex horloge van aangever weg te nemen. Op de camerabeelden is goed te zien dat verdachte naar de pols van aangever grijpt en dit blijft doen, ook als aangever zijn pols van verdachte af probeert te bewegen. Naar de uiterlijke verschijningsvorm, staat voldoende vast dat verdachte het horloge van verdachte probeerde af te pakken. De verklaring van aangever wordt op dit punt ondersteund door getuige [benadeelde 2] , die hierover zeer kort na het incident (ca. twee uur) een verklaring heeft afgelegd bij de politie, waarbij hij onder andere aangeeft dat verdachte heeft gezegd: “Geef me je horloge, geef me je horloge”. De verklaring die [benadeelde 1] in zijn aangifte heeft afgelegd, wordt door de rechtbank betrouwbaar geacht, nu deze in lijn is met de verklaring van [benadeelde 2] en met wat er op de beelden is te zien. Deze verklaring komt authentiek op de rechtbank over. Dat zijn verklaring bij de rechter-commissaris op 19 maart 2021, bijna anderhalf jaar later, op een paar onderdelen anders luidt, maakt niet dat de rechtbank aan het waarheidsgehalte van de aangifte twijfelt.
Hier tegenover staat het door verdachte geschetste alternatieve scenario. Dat verdachte geen oogmerk had op diefstal, maar enkel uit boosheid handelde en aangever bang wilde maken, is naar het oordeel van de rechtbank niet goed begrijpelijk gelet op wat er op de beelden is te zien en onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank komt daarom tot bewezenverklaring van de in zaak A onder 1 meest subsidiair ten laste gelegde poging tot diefstal met (bedreiging) van geweld.
De rechtbank acht ook bewezen dat deze poging tot diefstal in vereniging is gepleegd. Uit het dossier blijkt dat er sprake is van een dusdanige nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [medeverdachte] , dat kan worden gesproken van een gezamenlijke uitvoering. Op de beelden is te zien dat zij samen met een zwarte Volkswagen Golf aankomen bij wasstraat Happy Duck, dat zij uitstappen en dat [benadeelde 2] vervolgens door medeverdachte [medeverdachte] op afstand wordt gehouden van aangever door hem onder schot te houden, terwijl verdachte zich op aangever [benadeelde 1] richt. Nadat er door verdachte een schot is gelost, rijden de verdachten samen weg in de Volkswagen Golf.
3.3.3.
Het oordeel over het in zaak A onder 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht bewezen dat verdachte een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad. Verdachte heeft bekend dat hij degene op de camerabeelden is, dat hij een wapen is gaan halen en toen is teruggekeerd naar de wasstraat. Hij wist naar eigen zeggen dat er één kogel in het wapen zat en hij heeft verklaard dat hij een schot heeft gelost, hetgeen naast diverse verklaringen ook blijkt uit het feit dat op de plaats delict een huls is aangetroffen. De verklaring van verdachte impliceert dat hij wist dat hij een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool voorhanden had. Dat er geen proces-verbaal is opgemaakt door een deskundige, waarin specifiek wordt geverbaliseerd dat het wapen op de camerabeelden de Atak-Arms Zoraki betreft waarvan een afbeelding is aangetroffen op de telefoon van verdachte, doet daar niet aan af. Het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
3.3.4.
Het oordeel over het in zaak B onder 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht op basis van de aangifte, de camerabeelden en de herkenning van verdachte bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal met een valse sleutel. Bij één van de twee pinautomaten komt verdachte met zijn gezicht herkenbaar in beeld. Bij de andere pinautomaat draagt hij een mondkapje, waardoor zijn gezicht niet goed te zien is. Door de overeenkomende kleding, het korte tijdsbestek en de korte afstand tussen beide pinautomaten, kunnen ook de wederrechtelijke pintransacties bij de tweede pinautomaat aan verdachte worden toegerekend.
Hoewel het aannemelijk is dat er meerdere mensen bij de diefstal betrokken waren, kan het ten laste gelegde medeplegen op basis van de stukken in het dossier niet worden bewezen. Verdachte wordt van dit deel van de tenlastelegging vrijgesproken.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in de bijlage vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
(
zaak A)
1. meest subsidiair
op 18 november 2019 te Duivendrecht, in de gemeente Ouder-Amstel, tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een horloge en/of (een) andere goederen van hun gading, toebehorende aan [benadeelde 1] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en de deelnemer aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- op het hoofd van die [benadeelde 1] hebben geslagen en
- met een vuurwapen in de richting van de benen van die [benadeelde 1] hebben geschoten en
- tegen die [benadeelde 1] op dreigende toon hebben gezegd: “Klokjes af doen” en/of “Geef mij jouw horloge” en/of “Geef mij je tas” en
- een vuurwapen op die [benadeelde 2] hebben gericht;
2.
op 18 november 2019 een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3 van die wet in de vorm van een pistool voorhanden heeft gehad.
(
zaak B)
3.
op 18 februari 2021 te Bovenkarspel, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit geld- en betaalautomaten heeft weggenomen hoeveelheden geld met een totaal bedrag van 4970 euro, toebehorende aan [benadeelde 3] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en de weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel namelijk een onrechtmatig verkregen, althans een onbevoegd gebruikte, pinpas met bijbehorende pincode;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

7.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 (tweeëndertig) maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 8 (acht) maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren. De officier van justitie heeft daarnaast gevorderd dat aan verdachte een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel wordt opgelegd als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht.
7.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht een straf aan verdachte op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijk deel de duur van de voorlopige hechtenis niet overstijgt. De raadsman heeft de rechtbank verzocht bij de straftoemeting rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
7.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met (bedreiging) van geweld jegens [benadeelde 1] , ook wel bekend als rapper [rapper] . Bij deze gewelddadige poging tot beroving heeft verdachte een schot gelost met een vuurwapen richting de benen van het slachtoffer. Verdachte heeft zich dus ook schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en munitie. Verdachte heeft impulsief gehandeld en niet stilgestaan bij de impact van zijn handelen op de betrokkenen. Naast het beoogde slachtoffer, waren er veel mensen – waaronder kinderen – op de plaats delict, een carwash, aanwezig. Verder is het zo dat dergelijke strafbare feiten maatschappelijke onrust en gevoelens van onveiligheid met zich meebrengen. Ook het voorhanden hebben van (geladen) vuurwapens brengt onaanvaardbare risico’s voor de veiligheid van personen met zich en kan tot zeer gevaarlijke situaties leiden.
Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan diefstal van een kleine vijfduizend euro, gepind met een pinpas die korte tijd daarvoor middels een babbeltruc afhandig was gemaakt van een hoogbejaarde vrouw in haar eigen woning. Hoewel niet kan worden bewezen dat verdachte schuldig is aan de diefstal van de pinpas, had verdachte deze pinpas wel zeer korte tijd na de wegneming onder zich. Verdachte heeft zich enkel bekommerd om zijn eigen financiële gewin en geen rekening gehouden met de financiële en psychische gevolgen voor het slachtoffer. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Bij de bepaling van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte ondanks zijn jonge leeftijd al twee keer is veroordeeld tot vrijheidsbenemende straffen. Ook liep verdachte ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten in een proeftijd en een schorsing van de voorlopige hechtenis.
De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de adviezen zoals opgenomen in de Pro Justitia rapporten.
In het advies van psychiater M.M. Sprock staat dat verdachte is gediagnostiseerd met een psychische stoornis in de vorm van een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken en een stoornis in het gebruik van cannabis (in remissie). Het handelen van verdachte (in zaak A) is berekenend geweest, waarbij er meerdere momenten zijn geweest dat verdachte tot een gedragsalternatief had kunnen komen. De psychiater ziet geen verband tussen het bewezenverklaarde en de persoonlijkheidsproblematiek, wat maakt dat wordt geadviseerd het tenlastegelegde in het geval van een bewezenverklaring volledig aan verdachte toe te rekenen. De psychiater rapporteert dat er sprake is van een zorgelijke ontwikkeling, waarbij verdachte zich begeeft in een pro-crimineel netwerk, terwijl hij beschikt over voldoende zelfcontrole. Bij verdachte is sprake van een ernstige impulscontrole- en agressieregulatieproblematiek. De psychiater adviseert oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel te overwegen, teneinde in te zetten op praktische beschermingsfactoren.
GZ-psycholoog S.A. Moonen komt in haar rapport van 9 september 2020 tot dezelfde diagnose en rapporteert dat verdachte doelbewust lijkt te kiezen voor antisociaal gedrag, waarbij hij de gevolgen voor lief neemt. Ook de psycholoog adviseert het tenlastegelegde volledig aan verdachte toe te rekenen. De psycholoog acht het wenselijk dat verdachte na detentie door de reclassering wordt begeleid en geeft ook de oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel in overweging.
Beide deskundigen adviseren het volwassenenstrafrecht toe te passen.
Ook in het reclasseringsadvies van 26 augustus 2021 wordt gerapporteerd dat het psychosociaal functioneren van verdachte zorgelijk is. De reclassering sluit zich aan bij voornoemde Pro Justitiarapportages. Hoewel betrokkene zich in het verleden heeft onttrokken aan hulpverlening, acht de reclassering het gelet op de jonge leeftijd van verdachte van belang dat er wordt ingezet op het creëren en versterken van beschermende factoren om de risico’s te beperken. De risico’s op recidive, letselschade en het onttrekken aan voorwaarden worden ingeschat als hoog. De reclassering bestempelt het risico op recidive als ‘zeer zorgelijk’. De reclassering adviseert om een deels voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden, te weten een meldplicht, het volgen van een gedragsinterventie cognitieve vaardigheden en de verplichting tot het volgen van een opleiding, het vinden van werk en/of een andere zinvolle dagbesteding. De reclassering benoemt dat het voortzetten van detentie minder wenselijk wordt geacht, zodat verdachte zo snel mogelijk een startkwalificatie kan behalen om afstand te kunnen nemen van de criminaliteit. Bij de oplegging van een onvoorwaardelijke straf, wordt geadviseerd een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, als waarborg voor de hoge risico’s op (gewelds)recidive en onttrekking.
Bij de straftoemeting heeft de rechtbank verder gekeken naar de oriëntatiepunten die zijn vastgesteld door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht en straffen die door rechtbanken in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De rechtbank ziet – onder andere gelet op de inhoud van de rapporten van de deskundigen -geen aanleiding om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Gevangenisstraf
De rechtbank is van oordeel dat de delicten dermate ernstig zijn, dat enkel kan worden volstaan met een lange onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Eerder opgelegde voorwaardelijke straffen en een schorsingstoezicht hebben verdachte niet van crimineel handelen kunnen weerhouden. Een voorwaardelijke straf is dan ook een gepasseerd station. De rechtbank vindt de delicten dermate schokkend, dat de strafeis van de officier van justitie onvoldoende recht doet aan de ernst daarvan. De rechtbank overweegt verder, tegen het advies van de reclassering in, dat verdachte nog wat langer in detentie moet doorbrengen. Hierbij heeft de rechtbank tevens betrokken dat het bewezenverklaarde in zaak B niet door de reclassering is meegenomen in voornoemd advies. De rechtbank zal aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden opleggen, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Maatregel
De rechtbank volgt de adviezen van de psychiater, psycholoog en reclassering en oordeelt dan ook dat het opleggen van een langdurige gevangenisstraf niet toereikend is om recidive te voorkomen. Om die reden zal ook een maatregel tot vrijheidsbeperking en gedragsbeïnvloeding, als bedoeld in artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht, aan verdachte worden opgelegd. Verdachte zal zich na zijn detentie aan langdurig toezicht moeten houden, om de kans op herhaling van geweldsdelicten te minimaliseren.
De rechtbank is van oordeel dat aan de voorwaarden voor oplegging van genoemde maatregel is voldaan. De verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan diefstal met (bedreiging van) geweld. Dergelijke misdrijven veroorzaken gevaar voor de onaantastbaarheid van het lichaam van personen en op deze strafbare feiten zijn naar de wettelijke omschrijving gevangenisstraffen van vier of meer jaren gesteld. Oplegging van de maatregel is naar het oordeel van de rechtbank in het belang van de bescherming van de veiligheid van anderen.

8.Beslag

Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen in beslag genomen:
Munitie - huls
goednummer 5839052
(zaak A)
Munitie - manteldeeltjes
goednummer 5839055
(zaak A)
iPhone
goednummer 5847031
(zaak A)
iPhone
goednummer 1243098
(zaak B)
2.560 EUR
goednummer 6035783
(zaak B)
8.1.
Teruggave aan verdachte
De iPhones en het in beslag genomen geldbedrag behoren aan verdachte toe en zullen aan hem worden teruggegeven, nu het belang van de strafvordering zich daar niet tegen verzet.
8.2.
Onttrekking aan het verkeer
Nu met behulp van de munitiedelen (huls en manteldeeltjes) het in zaak A bewezen geachte is begaan, danwel deze voorwerpen van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of het algemeen belang, worden deze voorwerpen onttrokken aan het verkeer.

9.Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [benadeelde 1] vordert € 5.000,- (vijfduizend euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is door de advocaat van de benadeelde partij, mr. M.L. Firet, ter terechtzitting toegelicht. Zij heeft de rechtbank verzocht om integrale toewijzing van de vordering. Subsidiair heeft zij de rechtbank verzocht gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid bij de vaststelling van het schadebedrag.
9.1.
Het standpunt dan het Openbaar Ministerie
Het Openbaar Ministerie heeft de rechtbank verzocht het toe te wijzen bedrag te matigen, nu er geen onderbouwing is overgelegd ten aanzien van het gestelde psychisch letsel.
9.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in zijn vordering, nu de raadsman onvoldoende gelegenheid heeft gehad om adequaat te reageren op de vordering vanwege het late moment van indienen (laat op de middag van de dag voorafgaand aan de terechtzitting). Subsidiair heeft de raadsman de rechtbank verzocht de vordering af te wijzen, nu de vordering niet is onderbouwd. In dat geval is er ook geen ruimte voor matiging.
9.3.
Het oordeel van de rechtbank
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het in zaak A onder 1 meest subsidiair bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien er een ernstige inbreuk is gepleegd op zijn persoonlijke levenssfeer en lichamelijke integriteit. Hoewel er geen onderbouwing voor psychisch letsel is overgelegd, is het aannemelijk dat men psychische schade ondervindt wanneer men zomaar wordt beschoten. De rechtbank begroot de immateriële schade op € 500,- (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 18 november 2019 tot aan de dag der algehele voldoening. Het late moment van indienen van de vordering is naar het oordeel van de rechtbank geen reden om de benadeelde partij geheel niet ontvankelijk te verklaren of zijn vordering af te wijzen.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Proceskosten
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil. Ook zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog zal maken.
De schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [benadeelde 1] wordt als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Hoofdelijkheid
Verdachte is niet tot vergoeding van bovengenoemd bedrag gehouden voor zover dit al door een ander is voldaan.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 36b, 36c, 36d, 36f, 38z, 45, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en op de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het in zaak A 1 primair, 1 subsidiair en 1 meer subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in zaak B onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in zaak A onder 1 meest subsidiair en het in zaak B onder 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
(zaak A)
ten aanzien van feit 1 meest subsidiair:
poging tot diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
(zaak B)
ten aanzien van feit 3:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Legt aan verdachte op de
maatregel tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
Verklaart
onttrokken aan het verkeer:
Munitie - huls
goednummer 5839052
(zaak A)
Munitie - manteldeeltjes
goednummer 5839055
(zaak A)
Gelast de
teruggaveaan verdachte van:
iPhone
goednummer 5847031
(zaak A)
iPhone
goednummer 1243098
(zaak B)
2.560 EUR
goednummer 6035783
(zaak B)
Wijst de
vorderingvan de
benadeelde partij [benadeelde 1]toe tot een bedrag van
€ 500,- (vijfhonderd euro)aan vergoeding van
immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 november 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [benadeelde 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [benadeelde 1] aan de Staat € 500,- (vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (18 november 2019) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. R.A. Sipkens, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en E. Akkermans, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.E. van der Burg, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 14 oktober 2021.