ECLI:NL:RBAMS:2021:5786

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
15 juni 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
13/018088-93
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van de tbs-maatregel met verlening van een zorgmachtiging op basis van de Wet forensische zorg

Op 15 juni 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak van een ter beschikking gestelde, geboren in 1961, die sinds 1993 onder de terbeschikkingstelling valt. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die strekte tot verlenging van de terbeschikkingstelling met één jaar, afgewezen. In plaats daarvan is besloten om de tbs-maatregel te beëindigen en een zorgmachtiging te verlenen op grond van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg. De rechtbank heeft de terbeschikkinggestelde, zijn raadsvrouw en verschillende deskundigen gehoord tijdens de openbare zitting. De deskundigen gaven aan dat de terbeschikkinggestelde, ondanks zijn schizofrenie en aanhoudende psychotische symptomen, goed functioneert binnen de huidige zorgstructuur en dat het risico op gewelddadig gedrag onder controle is. De rechtbank concludeert dat de kans op recidive met de zorgmachtiging zodanig is verlaagd dat beëindiging van de terbeschikkingstelling gerechtvaardigd is. De beslissing is genomen in het belang van de terbeschikkinggestelde en de maatschappij, waarbij de continuïteit van zorg gewaarborgd blijft.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/018088-93
Beslissing op de op 29 april 2021 ter griffie van deze rechtbank ingekomen vordering van de officier van justitie in het arrondissement Amsterdam van 29 april 2021 in de zaak tegen:

[ter beschikking gestelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1961,
thans verblijvende op het adres [adres] ,
begeleid door: Leger des Heils Oost-Brabant,
die bij vonnis van deze rechtbank van 21 mei 1993 ter beschikking gesteld werd, teneinde van overheidswege te worden verpleegd, welke terbeschikkingstelling laatstelijk bij beslissing van deze rechtbank van 17 mei 2019 voor de tijd van twee jaar werd verlengd en waarvan de verpleging van overheidswege bij beslissing van 1 mei 2016 voorwaardelijk werd beëindigd.

De inhoud van de vordering

De vordering van de officier van justitie strekt tot het verlengen van de termijn van genoemde terbeschikkingstelling met één jaar.

De procesgang

De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken in de zaak met bovenvermeld parketnummer, waaronder:
  • het op 30 maart 2021 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van Leger des Heils Oost-Brabant, strekkende tot beëindiging van deze terbeschikkingstelling, mits er zicht is op een zorgmachtiging;
  • de voortgangsverslagen van de reclasseringsinstelling van 20 september 2019, 29 november 2019, 3 maart 2020, 3 juni 2020, 22 september 2020, 21 november 2020 en 30 maart 2021;
  • het op 18 maart 2021 op grond van artikel 6:6:12, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering uitgebrachte advies van de psychiater I. Maksimovic, strekkende tot beëindiging van deze terbeschikkingstelling, met aansluitende oplegging van een zorgmachtiging;
  • het op 2 juni 2021 door het Openbaar Ministerie ingediende verzoekschrift tot het verlenen van een zorgmachtiging ten behoeve van betrokkene, alsmede de onderliggende stukken.
De rechtbank heeft op 15 juni 2021 de officier van justitie mr. P. van Logten, de terbeschikkinggestelde en diens raadsvrouw mr. B. Roodveldt, advocaat te Koog aan de Zaan, alsmede de deskundige K. Broekmans-Madikrama, verbonden aan Geestelijke Gezondheidszorg Eindhoven (hierna: GGzE), de deskundige L.H.M. Yntema, verbonden aan Leger des Heils, en de deskundige I. Maksimovic, onafhankelijk psychiater, op de openbare terechtzitting gehoord. Hiervan is afzonderlijk proces-verbaal opgemaakt.

Standpunt van partijen

Standpunt van de officier van justitie
Ter zitting heeft de officier van justitie geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, en daarmee tot een beëindiging van de genoemde terbeschikkingstelling (met voorwaarden), mits de verzochte zorgmachtiging wordt verleend.
Standpunt van de terbeschikkinggestelde
De terbeschikkinggestelde en zijn raadsvrouw hebben verzocht de vordering af te wijzen en een zorgmachtiging op te leggen.

De beoordeling

Aan het advies van het
Leger des Heilsvan 30 maart 2021 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Kernproblematiek
Bij betrokkene is sprake van schizofrenie met wanen en hallucinaties, onafgebroken.
Behandelverloop en risicotaxatie
Sinds 24 oktober 2014 verblijft betrokkene op [kliniek] , een reguliere besloten afdeling van GGzE met 24-uurs zorg voor patiënten met een psychotische stoornis. Betrokkene functioneert daar gegeven zijn toestandsbeeld redelijk. Hij heeft zijn eigen, repeterend dagritme en vrijheden in de stad. Ondanks de anti psychotische medicatie blijft er doorlopend sprake van psychotische symptomen, neiging tot somberheid en sociale angst. Betrokkene heeft, als hij in goede doen is, controle over zijn gedrag en weet dat hij niet hoeft te reageren op hetgeen de stemmen, die hij hoort, tegen hem zeggen. Bij oplopende spanningen kan hij agressief reageren. Desondanks laat hij adequate coping zien in de vorm van het zo nodig nemen van medicatie en gesprekken met het behandelteam.
Sedert de laatste verlenging van de tbs-maatregel in mei 2019 zijn er geen incidenten meer geweest.
Betrokkene is volledig ingebed in de structuur van afdeling [kliniek] . Betrokkene heeft reeds bij herhaling uitgesproken dat hij de rest van zijn leven wil blijven wonen op het terrein van de GGzE.
Door het voortduren van akoestische hallucinaties blijft het risico op gewelddadig gedrag latent aanwezig. Echter, het latent aanwezige risico op gewelddadig gedrag wordt onderdrukt door de huidige adequate zorgprothese. Factoren zoals het zo optimaal mogelijk ingesteld zijn op medicatie, voldoende ondersteuning krijgen binnen een klinische verblijfsafdeling en abstinent blijven, houden het risico op gewelddadig gedrag aanvaardbaar laag.
Koers en advies
Betrokkene heeft zich in de afgelopen jaren stipt gehouden aan de afspraken en voorwaarden. Er heeft geen enkel incident plaatsgevonden. Afgesproken is dat, mits betrokkene stabiel blijft, stapsgewijs wordt toegewerkt naar een civielrechtelijk kader: een zorgmachtiging in het kader van de Wet verplichte ggz (Wvggz). Dit kader biedt de garantie dat betrokkene na beëindiging van de tbs-maatregel kan verblijven op de afdeling waar hij thans verblijft met dezelfde faciliteiten en professionele ondersteuning. Mocht betrokkene onverhoopt een psychische terugval krijgen, dan kan er in het kader van de zorgmachtiging snel en adequaat ingegrepen worden. Hierbij is het – afhankelijk van de inhoud van de zorgmachtiging – ook mogelijk om dwangbehandeling toe te passen, i.c. separatie en/of
dwangmedicatie. Eén en ander biedt de maatschappij voldoende garanties voor de toekomst. Om die
reden wordt gepleit voor een onvoorwaardelijke beëindiging van de tbs-maatregel, mits er sprake
is van een zorgmachtiging in het kader van de Wvggz.
Aan genoemd advies van de
psychiater I. Maksimovicvan 18 maart 2021 wordt het volgende ontleend, zakelijk weergegeven:
Er wordt een adequate, en op betrokkenes problematiek toegesneden behandeling, benadering en begeleiding geboden. Hij werkt goed mee aan de geboden hulp en ondersteuning. Hij heeft dagbesteding die is aangepast aan zijn beperkte draagkracht. Betrokkene toont ziektebesef en houdt zich aan het programma en de nodige leefregels. Zijn huidige zorgkader wordt als adequaat ingeschat. Alles overziend wordt geadviseerd om de tbs-maatregel niet te verlengen. Echter, betrokkene is een man met een zeer beperkte draagkracht, die ondanks de anti psychotische medicatie akoestische hallucinaties en religieus gekleurde wanen blijft houden. Het is daarom nodig dat het zorgkader blijft gegarandeerd en hij een redelijk hoge mate van ondersteuning en structurering krijgt. Het huidige zorgkader, in de vorm van het verblijf op [kliniek] , wordt als voldoende geacht om adequaat in te kunnen grijpen als er sprake is van derailleren. Ook is het van belang dat hij anti psychotische medicatie blijft gebruiken. Het is verder van belang dat men alert blijft op signalen van verslechtering van het beeld, zodat daar op de juiste manier middels intensivering van de zorg kan worden gereageerd. De inschatting is dat de nodige interventies kunnen worden gegarandeerd binnen het kader van de Wvggz.
Geadviseerd wordt om de tbs-maatregel niet te verlengen, met aansluitende oplegging van een zorgmachtiging.
De deskundigen hebben de adviezen op de openbare terechtzitting bevestigd en daar waar nodig aangevuld.
De rechtbank stelt voorop dat een tbs-maatregel kan worden verlengd indien de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen, de verlenging van de maatregel eist. Dit houdt in dat het recidivegevaar nog in reële mate aanwezig moet zijn en dit dient voort te vloeien uit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens.
Uit de stukken blijkt dat bij de terbeschikkinggestelde, met een lang forensisch behandelverleden, sprake is van schizofreniespectrum- en andere psychotische stoornissen.
In het kader van de zorgmachtiging als bedoeld in de Wvggz (uitgesproken onder rekestnummer: 21/3522) blijft hulp beschikbaar zolang de terbeschikkinggestelde die nodig heeft en aan de daarvoor vereiste criteria wordt voldaan.
De rechtbank is – gelet op de adviezen en het verhandelde ter terechtzitting – van oordeel dat de kans op recidive met deze zorgmachtiging zodanig is verlaagd dat beëindiging van de terbeschikkingstelling gerechtvaardigd is. De rechtbank zal daarom de maatregel van terbeschikkingstelling beëindigen.
Aan betrokkene zal in de zaak met rekestnummer 21/3522, welk verzoekschrift tegelijkertijd met de onderhavige vordering is behandeld, een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3, eerste lid, van de Wet forensische zorg worden verleend.

Beslissing

De rechtbank wijst de vordering van de officier van justitie af en
beëindigtde terbeschikkingstelling van
[ter beschikking gestelde].
Deze beslissing is gegeven door
mr. I. Mannen, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en J.I.M. Kuin, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.P.H. Borghans, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 15 juni 2021.
.