ECLI:NL:RBAMS:2021:5780

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
12 oktober 2021
Zaaknummer
13-117958-20
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen een 20-jarige vrouw wegens meerdere diefstallen en afpersingen met geweld

Op 30 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 20-jarige vrouw, die beschuldigd werd van meerdere diefstallen en afpersingen met geweld. De verdachte had in een korte periode afspraken gemaakt met verschillende mannen, die vervolgens door haar mededaders met geweld werden beroofd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een cruciale rol speelde in het tot stand komen van deze misdrijven door de slachtoffers naar de ontmoetingsplaatsen te lokken. De feiten omvatten onder andere pogingen tot diefstal, diefstal met geweld, en afpersing, waarbij de slachtoffers onder druk werden gezet om geld of goederen af te geven. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de meeste tenlastegelegde feiten, met uitzondering van één feit, waarvoor zij werd vrijgesproken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 16 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een verbod op het gebruik van datingsites. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die schade hebben geleden door de daden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

VONNIS
Parketnummer: 13/117958-20 (Promis)
Datum uitspraak: 30 september 2021
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te Nagua ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 2001,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres 1] ,
gedetineerd in de [detentieplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 september 2021.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. M.A. van der Vlugt en van wat verdachte en haar raadsman mr. J. van Weers naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan
medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan poging tot diefstal van een geldbedrag en/of een bankpas in de periode van 18 tot en met 25 januari 2020 te Amsterdam en/of [plaats 6] ( [adres 2] ), gepleegd tegen [slachtoffer 1] (ZD1);
medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan diefstal met geweld van een autosleutel in de periode van 1 november 2019 tot en met 26 januari 2020 te Amsterdam ( [adres 3] ), gepleegd tegen [slachtoffer 2] (ZD2);
medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan diefstal met geweld van een mobiele telefoon in de periode van 26 januari tot en met 5 februari 2020 te Amsterdam en/of [plaats 3] , gepleegd tegen [slachtoffer 3] (ZD3);
medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan diefstal met geweld van een portemonnee met €60,-, een rijbewijs en diverse passen in de periode van 26 januari tot en met 5 februari 2020 te Amsterdam en/of [plaats 3] , gepleegd tegen [slachtoffer 3] (ZD3);
medeplegen van diefstal van een portemonnee en een of meerdere telefoons op 5 februari 2020 te [plaats 4] , gepleegd tegen [slachtoffer 4] (ZD4);
medeplegen van diefstal van een telefoon op 19 februari 2020 te [plaats 10] , gepleegd tegen [slachtoffer 5] (ZD5);
medeplegen van poging tot afdreiging van € 230.000,- op 5 april 2020 te Amsterdam en/of [plaats 10] , gepleegd tegen [slachtoffer 5] (ZD5);
medeplegen van afdreiging van € 18.645,- in de periode van 13 november tot en met 10 december 2019 te [plaats 5] , gepleegd tegen [slachtoffer 6] (ZD6);
diefstal van € 1.500,- op 19 februari 2020 te [plaats 5] , gepleegd tegen [slachtoffer 6] (ZD6);
medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan poging tot diefstal met geweld van enig goed op 25 januari 2020 te Amsterdam en/of [plaats 6] ( [adres 2] ), gepleegd tegen [slachtoffer 7] (ZD8);
medeplegen van, dan wel medeplichtigheid aan diefstal met geweld van een of meerdere telefoons en een sleutelbos in de periode van 15 tot en met 28 januari 2020 te ’ [plaats 1] en/of Amsterdam, gepleegd tegen [slachtoffer 8] (ZD9);
medeplegen, dan wel medeplichtigheid aan afpersing met geweld van een portemonnee met € 60,-, een ID-kaart, een bankpas en diverse passen in de periode van 15 tot en met 28 januari 2020 te ’ [plaats 1] en/of Amsterdam, gepleegd tegen [slachtoffer 8] (ZD9).
De tekst van de integrale tenlastelegging is opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig en deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten. Ten aanzien van de ontvankelijkheid van de officier van justitie heeft de raadsman gewezen op het feit dat ten aanzien van de feiten 8 en 9 geen klacht is ingediend bij de hulpofficier van justitie. De officier van justitie zou dan ook ten aanzien van deze feiten niet-ontvankelijk zijn in de vervolging. De rechtbank verwerpt dit verweer, nu het slachtoffer, [slachtoffer 6] op een later moment uitdrukkelijk te kennen heeft gegeven dat hij ten tijde van de aangifte reeds de wens had dat verdachte zou worden vervolgd. [1] Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan het klachtvereiste. De officier van justitie is dan ook ontvankelijk en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 9, omdat niet blijkt dat [slachtoffer 6] op 19 februari 2020 is bestolen. Weliswaar heeft [slachtoffer 5] aangifte gedaan van diefstal op 19 februari 2020, maar dit is niet tenlastegelegd.
Alle andere feiten (1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6, 7, 8, 10 primair, 11 primair en 12 primair) acht de officier van justitie bewezen. Daarbij heeft de officier van justitie steeds verwezen naar de bewijsmiddelen in het dossier en de (deels) bekennende verklaring van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1 primair omdat medeplegen niet kan worden bewezen. Ook het bewijs voor de subsidiair tenlastegelegde medeplichtigheid is mager. Ten aanzien van feit 2 primair en subsidiair is het volstrekt onduidelijk wat er precies is gebeurd en ook daarvan moet verdachte worden vrijgesproken. Bij feit 7 is sprake van een ondeugdelijke poging, namelijk dreigen met openbaarmaking van foto’s die er niet waren, zodat verdachte moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 8 is de aangifte ongeloofwaardig en feit 9 is onjuist tenlastegelegd, waardoor voor beide feiten eveneens vrijspraak moet volgen. Voor feit 10 geldt precies hetzelfde als voor feit 1: vrijspraak voor het primair tenlastegelegde medeplegen en ook voor de subsidiaire medeplichtigheid is het bewijs mager. Ten aanzien van de feiten 11 en 12 is verdachte weliswaar in de woning geweest, maar zij had een ander plan en dat zag niet op beroving, waardoor ook voor dit feit vrijspraak moet volgen. Ten aanzien van de feiten 3, 4 (primair en subsidiair), 5 en 6 heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1
Vrijspraak van feit 9
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 9, nu het evident is dat [slachtoffer 6] op 19 februari 2020 niet is bestolen. Weliswaar kan worden vastgesteld dat door [slachtoffer 5] aangifte is gedaan van diefstal van € 1.500,- op 19 februari 2020 te [plaats 5] , maar dat is niet ten laste gelegd. De officier van justitie heeft ter terechtzitting getracht dit te herstellen middels een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen.
4.3.2
Het oordeel over de feiten 1 tot en met 8 en 10 tot en met 12
De rechtbank zal de volgorde van tenlastegelegde feiten loslaten en, gelet op de leesbaarheid en begrijpelijkheid, de feiten behandelen in chronologische volgorde. Daarbij neemt de rechtbank als uitgangspunt de datum waarop de slachtoffers zouden zijn overvallen.
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [2]
Feit 8 – ZD6 – [slachtoffer 6] – 13 november t/m 10 december 2019 – [plaats 5] /Amsterdam
Begin oktober 2019 heeft aangever [slachtoffer 6] via de site www.sugardaters.nl contact gelegd met ‘ [naam 1] ’. Dit bleek later verdachte te zijn, die op zoek was naar een ‘sugar daddy’, iets wat aangever kwalificeerde als een win-winsituatie: hij zou gezelschap hebben en hij zou vervolgens deze vrouw financieel bij kunnen staan. Vanaf 6 oktober 2019 vinden er afspraakjes plaats, waarbij soms ook ‘ [naam 2] ’ aanwezig is. Op 21 oktober 2019 heeft aangever verdachte geholpen met de aanschaf van een nieuwe telefoon met abonnement (met telefoonnummer [telefoonnummer 1] ).
Op 13 november 2019 was verdachte bij aangever thuis en vroeg zij of zij even op zijn laptop mocht. Vervolgens zouden allerlei aankopen zijn gedaan met de creditcard van aangever zonder zijn medeweten. De rechtbank merkt hierover op dat dit niet ten laste is gelegd. Aangever verklaart in zijn aangifte dat verdachte hem vertelde dat zij ‘dingen’ in zijn laptop had gezien die zij openbaar ging maken en die hem zouden kunnen schaden. Ook bleef zij tegen aangever zeggen dat hij aan [naam 2] had gezeten, terwijl zij minderjarig was en dat hij strafbaar zou zijn. Hierdoor voelde aangever zich genoodzaakt te doen wat hem door verdachte werd opgedragen: het (blijven) overmaken van geld. Verder stuurde verdachte op 16 november 2019 het volgende bericht via WhatsApp (door) naar aangever: “
“ [naam 3] ” luister dan, ik ben jou en die hele [naam 4] nu zat. Ik zei je aan de telefoon al ik moet veel moeite doen, alle pakjes zijn op een plek. Als hij ze wilt gaat er wat gedaan moeten worden, ik wil dat je [naam 2] contant €250 geeft anders ben ik helemaal klaar met deze shit en niemand krijgt wat. ik wil het vandaag zien! Laat dat duidelijk zijn vriendin”. Dit bericht zou afkomstig zijn van een vriendin van aangeefster die de laptop van aangever zou hebben gehackt.
In de daaropvolgende dagen heeft aangever verschillende geldbedragen (van in totaal € 12.385,-) overgemaakt op de rekening van verdachte, alsmede twee geldbedragen (van in totaal € 5.500) op rekening van [naam stiefvader] . [3] De heer [naam stiefvader] is de (stief)vader van verdachte. [4]
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte deed alsof ze vijftien jaar oud was en dat zij door [slachtoffer 6] werd betaald omdat hij niet wilde dat ze naar de politie zou gaan. [5]
Verdachte heeft zelf ter terechtzitting verklaard dat ze ‘een dom verhaaltje’ over [naam 2] had verteld, namelijk dat zij minderjarig was en dat aangever aan haar been had gezeten. Vervolgens zou aangever zelfstandig het geld hebben overgemaakt.
Gelet op de aangifte, de getuigenverklaring van [getuige 1] en de deels bekennende verklaring van verdachte, acht de rechtbank feit 8 wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank deelt het standpunt van de raadsman, dat de aangifte ongeloofwaardig zou zijn, dan ook niet. Verder merkt de rechtbank op dat de verklaring van verdachte dat geen sprake was van druk aantoonbaar niet klopt, gelet op het door haar verstuurde WhatsAppbericht van 16 november 2019. Bovendien is enkel de beschuldiging zoals verdachte die heeft geuit al voldoende om een zekere mate van druk uit te oefenen, waardoor aangever uiteindelijk werd gedwongen geld over te maken. Het precieze bedrag kan door de rechtbank echter niet worden vastgesteld, omdat naar het oordeel van de rechtbank niet vaststaat welke geldbedragen vrijwillig en welke bedragen onder dwang zijn overgemaakt. Feit 8 is dan ook wettig en overtuigend bewezen voor zover het “een of meerdere geldbedragen” betreft.
Feit 10 – ZD8 – [slachtoffer 7] – 25 januari 2020 – Amsterdam/ [adres 2] te [plaats 6]
Op 25 januari 2020 heeft aangever [slachtoffer 7] afgesproken met een zekere ‘ [naam 5] ’, die hij heeft leren kennen via de datingsite [naam site] , waar hij door haar werd aangesproken. De afspraak zou plaatsvinden op de [adres 2] en om 20:53 uur stuurt aangever een bericht naar ‘ [naam 5] ’ dat hij er bijna is. Als hij is gearriveerd, belt hij haar op haar verzoek via een videoverbinding, zodat ze kan verifiëren dat hij het is. Hij hoort haar vervolgens zeggen: “Zijn ze er al? Zijn ze er al?” waarbij aangever vermoedt dat ze niet tegen hem spreekt, maar tegen de jonge negroïde mannen die even later naar zijn auto komen lopen. Nadat aangever heeft opgehangen – en terwijl hij nog in de auto met draaiende motor zit – trekt iemand aan de passagiersdeur, terwijl twee anderen aan de bestuurderskant van de auto staan. De deuren kunnen echter niet open, omdat deze automatisch op slot gaan als de auto rijdt, waarna de mannen schreeuwen dat hij de deur open moet doen. Volgens aangever waren het in totaal vier mannen die hem probeerden te beroven en gedurende het incident hebben deze mannen tegen de auto van aangever geschopt, geslagen en gespuugd. [6]
De rechtbank concludeert dat is gepoogd aangever [slachtoffer 7] te beroven, maar dat dit is mislukt. Een soortgelijk voorval vindt later op dezelfde avond plaats ten aanzien van een andere persoon, namelijk aangever [slachtoffer 1] .
Feit 1 – ZD1 – [slachtoffer 1] – 25 januari 2020 – Amsterdam/ [adres 2] te [plaats 6]
Terwijl de mislukte beroving van [slachtoffer 7] aan de gang is, is aangever [slachtoffer 1] onderweg naar de [adres 2] . Hij heeft afgesproken met ene ‘ [naam 5] ’ door wie hij op 18 januari 2020 werd benaderd via de datingsite [naam site] . ‘ [naam 5] ’ geeft via WhatsApp (waarbij zij gebruikmaakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] ) een ander adres door: [adres 6] . Nadat aangever tevergeefs enige tijd heeft gewacht in de hal van het appartementencomplex, laat hij ‘ [naam 5] ’ weten te vertrekken. Als hij echter naar zijn auto loopt, komen er vier licht getinte jonge mannen op hem af, waarna hij door een van deze mannen (NN1) met gebalde vuist wordt geslagen tegen zijn achterhoofd. Vervolgens wordt hij door NN2 met gebalde vuist geslagen tegen zijn linkeroog, waarna hij nog meerdere klappen en stoten krijgt tegen zijn voor- en achterhoofd. Ondertussen wordt hij in bedwang gehouden door de overige twee mannen (NN3 en NN4). Nadat aangever zich heeft weten los te rukken, vlucht hij in zijn bestelbus, maar NN2 opent de deur aan de bestuurderszijde, waarna hij om geld en de bankpas van aangever roept. Vervolgens opent NN1 de deur aan de passagierszijde, waarna hij aangever op zijn linkeroog slaat. Uiteindelijk weet aangever te vluchten in de bestelbus. [7]
Uit het dossier blijkt dat verdachte gebruikmaakte van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] en dat zij in de avond van 25 januari 2020 niet alleen contact had met aangever, maar ook met [persoon] . Van deze [persoon] kreeg verdachte het adres [adres 6] doorgestuurd, waarna zij dit adres doorstuurde naar aangever. [8] Verder blijkt dat de telefoon van verdachte ten tijde van beide berovingen niet eens in de buurt was van de [adres 2] . [9]
Ter terechtzitting heeft verdachte bekend een afspraak met zowel [slachtoffer 7] , als [slachtoffer 1] te hebben gemaakt onder de naam ‘ [naam 5] ’. Tevens heeft zij verklaard dat een van haar medeverdachten haar had gevraagd of zij een man met geld naar een door de medeverdachte(n) opgegeven adres kon laten komen, waarna zij met aangever [slachtoffer 7] heeft afgesproken op dat adres. Een medeverdachte heeft daarna tegen haar gezegd dat het mislukt was en gevraagd of ze nog een man kon regelen, waarna zij met [slachtoffer 1] heeft afgesproken. Verdachte wist weliswaar niet precies wat er zou gaan gebeuren, maar heeft toegegeven dat zij wist dat er mannen naar beide aangevers toe zouden gaan en dat als zij die contacten niet had gelegd, deze feiten niet waren gepleegd.
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ten aanzien van beide feiten een cruciale rol heeft gespeeld. Zij vormde een onmisbare schakel tussen de daders ter plaatse en de slachtoffers: zij heeft alle personen feitelijk bij elkaar gebracht op een bepaalde plaats en een bepaald tijdstip, waarna werd gepoogd [slachtoffer 7] en vervolgens [slachtoffer 1] te beroven. Wellicht wist zij niet precies wat er zou gaan gebeuren, maar met de wetenschap dat aan haar was gevraagd of zij een man met geld kon regelen, heeft zij minst genomen willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat aangever (met geweld) zou worden beroofd. Zij kan dan ook, gelet daarop en op haar onmisbare rol als tussenpersoon, als medepleger worden aangemerkt en de feiten 10 primair ( [slachtoffer 7] ) en 1 primair ( [slachtoffer 1] ) zijn dan ook in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Feit 2 – ZD2 – [slachtoffer 2] – 26 januari 2020 – [adres 3] te Amsterdam
Een dag na de mislukte overvallen op [slachtoffer 7] en [slachtoffer 1] heeft aangever [slachtoffer 2] afgesproken op de [adres 3] met een vrouw die zich ‘ [naam 5] ’ noemt en gebruikmaakt van telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Aangever is in contact gekomen met deze ‘ [naam 5] ’ via de datingsite [naam site] . Ter plaatse komen drie jonge dames, van wie eentje op ‘ [naam 5] ’ lijkt, bij de auto staan en zij vragen hem of hij even uit wil stappen, wat aangever weigert. Nadat één van de dames is vertrokken, voeren zij nog een amicaal gesprekje met aangever, waarna twee jonge mannen met een donkere huidskleur aan komen lopen. Een van hen trekt de deur aan de bestuurderszijde open, waarna de ander de autosleutels uit het contactslot haalt. Laatstgenoemde gooit de sleutels weg, zet een broodmes op de keel van aangever en zegt: “je portemonnee, je geld, anders snijd ik je strot door.” Aangever weigert en de jongen met het mes blijft vragen om geld en de portemonnee van aangever. Vervolgens pakt aangever de pols van zijn belager met twee handen vast, die daarop het mes terugtrekt, waardoor aangever in zijn duim en beide handen wordt gesneden. [10] Aangever heeft aan het incident zwaar lichamelijk letsel overgehouden. [11]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij had afgesproken met aangever en dat zij met twee medeverdachten aan het ‘chillen’ was. Zij wilde wel wat geld van aangever, maar een beroving was volgens haar niet het plan en dat zou volledig buiten haar om zijn gegaan. Zij bevond zich op enig moment in de auto en werd door een van de jongens uit de auto getrokken, waarna zij zich direct uit de voeten maakte.
Getuige [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris echter verklaard dat hij met drie vrienden aan het chillen was in de woning van zijn broer. Later op de avond kwam verdachte samen met twee vriendinnen en een onbekende man naar de woning. Enige tijd later werden de drie dames samen met de onbekende man door [getuige 2] weggestuurd, maar na een tijdje belde verdachte weer aan: ze werd lastiggevallen door een pedofiel die dingen met haar wilde doen en ze vroeg of [getuige 2] haar kon helpen, hetgeen hij weigerde. Vervolgens is verdachte weggegaan en na een half uurtje verlieten ook de drie vrienden van [getuige 2] de woning. [12]
Wat zich precies heeft afgespeeld op de avond van de 26e januari 2020 is niet volstrekt duidelijk, maar het staat vast dat aangever op enig moment op gewelddadige wijze is overvallen. De rechtbank constateert verder een zeer specifieke werkwijze die keer op keer terugkomt in verschillende dossiers (een zogenaamde ‘modus operandi’). Hierbij wijst de rechtbank op het feit dat verdachte in een zeer korte periode verschillende keren als jonge vrouw contact heeft gezocht met oudere mannen onder de naam ‘ [naam 5] ’, waarbij zij gebruik heeft gemaakt van de datingsite [naam site] . Nadat een afspraak werd gemaakt, kwamen op de plaats en het tijdstip van de afspraak enkele jonge, getinte/negroïde mannen opdagen die de verschillende aangevers probeerden te beroven, waarbij gebruik werd gemaakt van (dreiging met) geweld. Gelet op deze specifieke werkwijze, die ook terugkomt in de zaak van aangever [slachtoffer 2] , zal de rechtbank gebruikmaken van zogeheten schakelbewijs, waardoor ook de bewijsmiddelen in andere zaaksdossiers (met name ZD1 en ZD8) voor het bewijs in onderhavig zaaksdossier (ZD2) kunnen worden gebruikt. Ter verdere onderbouwing van deze modus operandi wijst de rechtbank op een opmerkelijk chatgesprek dat verdachte op 25 januari 2020 heeft gevoerd via de app Telegram met een persoon met de (account)naam ‘ [accountnaam] ’. In dit gesprek doet verdachte haar eigen werkwijze volledig uit de doeken, namelijk dat mannen van 40/50 jaar worden gezocht, waarna moet worden gezorgd dat ze met je willen afspreken, maar dan komt er heel iemand anders: “
Dan komen mijn jongens op ze af. Alles afstaan bankpas geld.” Weliswaar heeft verdachte ter terechtzitting dit gesprek af gedaan als ‘stoerdoenerij’, maar in het licht van de bevindingen acht de rechtbank deze verklaring ongeloofwaardig. Al met al komt de rechtbank, gelet op de bewijsmiddelen in dit zaaksdossier en de zaaksdossiers ZD1 en ZD8, tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever [slachtoffer 2] zou worden beroofd. Haar bijdrage was verder onmisbaar voor de totstandkoming van de beroving, omdat zij aangever naar de plaats delict heeft gelokt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte als medepleger van de beroving kan worden aangemerkt en feit 2 primair is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Feiten 11 en 12 – ZD9 – [slachtoffer 8] – 28 januari 2020 – ‘ [plaats 1]
Op 28 januari 2020 doet [slachtoffer 8] aangifte van beroving. Hij verklaart enige tijd geleden in contact te zijn gekomen met een zekere ‘ [naam 5] ’ via de datingsite [naam site] . ‘ [naam 5] ’ zou uit Amsterdam komen en wilde graag met hem afspreken. Vanaf 15 januari 2020 verloopt het contact via WhatsApp en op 27 januari 2020 spreken ‘ [naam 5] ’ en aangever bij hem thuis af in zijn woning in [plaats 1] . [13] Om 20:00 uur komt ‘ [naam 5] ’ aan samen met een vriendin. Aangever heeft net geld gestort gekregen en heeft daarvan verschillende flessen drank gekocht voor zijn bezoek. De vriendin van ‘ [naam 5] ’ maakt drankjes klaar en na zijn tweede drankje begint aangever zich niet zo lekker te voelen en hij krijgt het gevoel dat hij steeds wegvalt. Vervolgens vraagt ‘ [naam 5] ’ of twee vriendinnen van haar mogen langskomen, die enkele minuten later al op de stoep staan. Vanaf enig moment weet aangever niet meer wat er precies is gebeurd, maar wel dat er plotseling een man met een bivakmuts voor zijn neus staat. Deze man zet een mes op de keel van aangever en vraagt op dwingende en agressieve toon om zijn bankpas en pincode. Aangever geeft zijn portemonnee met bankpas, ID-kaart, verschillende andere passen en
€ 60,-. Vervolgens geeft aangever een (foute) pincode, waarop hij van de man een klap op zijn lip krijgt, waarna hij alsnog zijn (juiste) pincode geeft. Ten slotte pakt zijn overvaller de twee telefoons (merk Samsung) en de sleutelbos van aangever, waarna aangever weer wegzakt. Op het moment dat aangever weer bijkomt, zijn zowel de man met de bivakmuts, als de dames die bij aangever op bezoek waren verdwenen. [14]
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat zij onder de naam ‘ [naam 5] ’ contact heeft gezocht met aangever [slachtoffer 8] . Verder heeft zij verklaard dat zij samen met een vriendin naar hem is toegegaan in [plaats 1] en dat ze daar wat hebben gedronken. Een van haar medeverdachten zou vervolgens – zonder haar medeweten – iets in het drankje van aangever hebben gedaan, maar dat was om blij van te worden. Ze had zelf ook een halve pil genomen en hoopte dat aangever wat losser zou worden, zodat hij misschien makkelijker geld zou geven. Met de beroving zou verdachte echter niets te maken hebben, want aangever werd boos en agressief en zette hen de woning uit, waarna zij om 23:15 uur in de trein terug zaten naar Amsterdam.
Dit laatste element van de verklaring van verdachte acht de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. De rechtbank constateert namelijk dat verdachte voor de vierde keer in drie dagen als jonge vrouw onder de naam ‘ [naam 5] ’ via de datingsite [naam site] heeft afgesproken met een oudere man. Net als de eerste drie keer ( [slachtoffer 7] , [slachtoffer 1] , [slachtoffer 6] ), wordt ook de vierde keer aangever ( [slachtoffer 8] ) met geweld overvallen. De stelling van verdachte is (zo begrijpt de rechtbank) dat dit puur en enkel op toeval berust of dat haar ‘vriendin’, die zij overigens zelf naar de ontmoeting heeft meegebracht, de beroving buiten verdachte om zou hebben georkestreerd, maar daar gaat de rechtbank, mede gelet op dezelfde toegepaste modus operandi en het hiervoor bij feit 2 besproken chatgesprek van 25 januari 2020, niet in mee. Daarmee wordt het verweer van de raadsman, inhoudende dat verdachte andere plannen had die niet zagen op een beroving, eveneens verworpen.
De rechtbank komt dan ook tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte minst genomen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever [slachtoffer 8] zou worden beroofd. Haar bijdrage was verder onmisbaar voor de totstandkoming van de beroving, omdat zij de afspraak met aangever heeft gemaakt en ervoor heeft gezorgd dat de overvaller de woning kon betreden, terwijl aangever in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte als medepleger van de beroving kan worden aangemerkt. De rechtbank komt tot de conclusie dat de feiten 11 primair (diefstal van twee telefoons en een sleutelbos) en 12 primair (afdreiging van een portemonnee met inhoud) wettig en overtuigend zijn bewezen.
Feiten 3 en 4 – ZD3 – [slachtoffer 3] – 5 februari 2020 – Amsterdam/ [plaats 3]
Op 26 januari 2020 heeft aangever [slachtoffer 3] contact gekregen met een meisje genaamd ‘ [naam 6] ’ via de datingapp [naam datingapp] . ‘ [naam 6] ’ stuurt direct haar telefoonnummer ( [telefoonnummer 1] ), waarna het contact via WhatsApp wordt voortgezet. Vrij snel na het eerste contact wil ‘ [naam 6] ’ afspreken voor seks, waarbij ze aangeeft alles wel te willen doen. Ook zegt ze wel een relatie te willen. Aangever spreekt echter niet snel genoeg met haar af, waarna ‘ [naam 6] ’ met het idee voor een trio komt met aangever, ‘ [naam 6] ’ en een vriendin van haar: [vriendin] . Vervolgens heeft aangever via WhatsApp ook contact met deze [vriendin] . Op 5 februari 2020 spreken aangever, ‘ [naam 6] ’ en [vriendin] af bij [plaats 2] , waarna aangever met beide dames naar zijn huis in [plaats 3] rijdt. Als [vriendin] wordt gebeld, hoort aangever haar zeggen dat zij 17 jaar is, terwijl hij ervan uit was gegaan dat zij meerderjarig was. [vriendin] had namelijk gezegd dat zij 19 jaar was, terwijl ‘ [naam 6] ’ 20 zou zijn. Hierop beëindigt aangever het bezoek, waarna hij beide dames naar station [plaats 3] brengt, zoals van tevoren was afgesproken. Onderweg zegt ‘ [naam 6] ’ 15 jaar te zijn en zij dreigt aangever aan te geven bij de politie als zij en [vriendin] niet worden afgezet bij de parkeerplaats van een sportveld, waar een auto staat met enkele jongens eromheen. ‘ [naam 6] ’ zegt vervolgens dat die jongens aangever met rust zullen laten en dat een van die jongens haar broer is. Hierop is aangever naar de parkeerplaats gereden en op het moment dat hij is geparkeerd, komen twee donker getinte jongens aanrennen. ‘ [naam 6] ’ (op de bijrijdersstoel) en [vriendin] (rechts achterin) hebben hun portiers dan al geopend. Vervolgens rijdt aangever weg, maar terwijl hij dit doet, haalt ‘ [naam 6] ’ de autosleutel uit het contact, waarna zij samen met [vriendin] de auto verlaat. Hun plekken worden ingenomen door de twee jongens, waarbij de jongen op de bijrijdersstoel zegt dat aangever moet gaan rijden. Als aangever zijn auto heeft gestart zegt dezelfde jongen dat aangever naar een rustige plek in de wijk moet rijden. Ook zegt hij dat aangever zijn portemonnee (met daarin € 60,-, zijn rijbewijs en verschillende passen) moet geven, wat aangever ook doet, maar niet voordat hij zijn creditcard en bankpas eruit heeft gehaald. Vervolgens probeert aangever 112 bellen, wat niet lukt, omdat zijn telefoon wordt afgepakt. Omdat aangever vervolgens naar eigen zeggen ‘als een gek’ is gaan rijden, verlaten beide jongens op enig moment de auto, wat ook wordt gezien door een getuige. [15] Aangever verklaart nog dat gedurende de rit meermaals is gedreigd hem neer te steken als hij niet naar een rustige plek zou rijden of als hij niet zou luisteren, waarbij de jongen op de achterbank een groot mes toonde. Ook heeft de jongen op de achterbank geprobeerd het mes op de keel van aangever te zetten, wat aangever afweerde met zijn rechterhand en waardoor hij ook in deze hand is gesneden. [16]
Verdachte heeft ter terechtzitting het feit bekend. Zo heeft zij verklaard dat zij als ‘ [naam 6] ’ in contact is gekomen met aangever en dat er een plan was om hem te beroven op de parkeerplaats, waar zij de autosleutel in het contact heeft omgedraaid. Ook heeft zij contact onderhouden met medeverdachte J.J. de Rooij, onder meer door hem locaties te sturen in aanloop naar de beroving. [17] Weliswaar was er geen afspraak gemaakt over de verdeling van de buit, maar verdachte ging ervan uit dat zij ook wel iets zou krijgen.
Gelet op de sturende rol van verdachte en het (mede) door haar opgezette plan is de rechtbank van oordeel dat sprake is geweest van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en haar mededaders. Verder komt de rechtbank op grond van de aangifte, de ondersteunende bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van verdachte tot het oordeel dat van aangever een mobiele telefoon met geweld is gestolen en dat een portemonnee (met daarin € 60,-, een rijbewijs en verschillende passen) van hem is afgedreigd. De feiten 3 primair en 4 primair zijn in zoverre wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5 – ZD4 – [slachtoffer 4] – 5 februari 2020 - [plaats 4]
Diezelfde avond heeft aangever [slachtoffer 4] contact met een zekere ‘ [naam 6] ’ via de datingwebsite [naam site] en er wordt telefonisch (waarbij ‘ [naam 6] ’ gebruikmaakt van telefoonnummer [telefoonnummer 1] ) afgesproken dat ‘ [naam 6] ’ langskomt bij (de woning van) aangever in [plaats 4] . Zij zegt uit Amsterdam te komen en vraagt of zij een vriendin mee kon nemen, waar aangever mee instemt. Tijdens de afspraak in de woning beschuldigt een van de dames aangever ervan dat hij seks met hen wilde hebben, terwijl een van hen minderjarig zou zijn. Aangever wil vervolgens dat de vrouwen de woning verlaten en zegt dat zij weg moeten gaan. Als zij dit weigeren verlaat aangever, na enige strubbelingen tussen hem en de twee vrouwen, de woning, waarna hij de politie belt. Enkele minuten later komen ook de vrouwen de woning uit, waarna zij het pand verlaten. Vervolgens komt aangever erachter dat zijn portemonnee (met inhoud) is weggenomen. [18]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij met een vriendin naar de woning van aangever is gegaan, in de hoop wat geld van hem te kunnen krijgen. Dit hadden ze gedaan, omdat ze van de jongens uit [plaats 3] hadden gehoord dat de overval (op aangever [slachtoffer 3] , zie hiervoor bij de feiten 3 en 4) was mislukt. Ook heeft verdachte bekend dat de afspraak met aangever via haar tot stand is gekomen en dat zij de portemonnee heeft weggenomen uit de woning.
Gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte acht de rechtbank feit 5 voor zover het de diefstal van de portemonnee betreft wettig en overtuigend bewezen. Weliswaar heeft aangever ook verklaard dat twee telefoons zijn weggenomen, maar daarvoor biedt het dossier (en de verklaring van verdachte) onvoldoende bewijs. Van dat element zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Feiten 6 en 7 – ZD5 – [slachtoffer 5] – 19 februari en 5 april 2020 – [plaats 10] /Amsterdam
Aangever [slachtoffer 5] heeft verklaard sinds begin februari 2020 contact te hebben met een vrouw genaamd ‘ [naam 7] ’ via de datingsite ‘You Love’. ‘ [naam 7] ’ maakt daarbij gebruik van het telefoonnummer [telefoonnummer 1] . Op 19 februari 2020 spreekt aangever met deze vrouw af in [plaats 10] . Als aangever ‘ [naam 7] ’ conform afspraak ophaalt van de bushalte blijkt zij samen met een andere vrouw naar de afspraak te zijn gekomen, waarna ze met zijn drieën naar de woning van aangever gaan. Nadat ze enige tijd in de woning van aangever hebben verbleven, vertrekken de twee vrouwen. Vervolgens bemerkt aangever dat zijn Samsung-telefoon is verdwenen. [19]
Twee maanden later doet aangever [slachtoffer 5] wederom aangifte, maar dan van afpersing. Op 5 april 2020 heeft hij namelijk een WhatsAppbericht ontvangen waarin wordt gesteld dat de verzender in het bezit is van de gestolen Samsung-telefoon en dat daarop strafbare content zou zijn aangetroffen:

Ik heb u Samsung galavy note 8, ik heb een kijkje genomen in u telefoon en ik trof een hele boel dingen aan. (…)
u zult nergens meer een baan vinden wegens bezit van naaktfoto's van jonge meisjes,:) ik blijf de foto's posten x op x tot u helemaal kapot bent. :) daarom zeg ik u, ben een persoon van me woorden u geeft me wat ik wil en ik laat u leven. Ik wil u leven helemaal niet destrooie u depressief maken laten leven van een uitkering ect ect, ik weet dat u graag een eigen uitvaartbedrijf wilt opstarten over een paar jaar Toch doen wat ik van u vraag?= krijgt u netjes u telefoon terug :) u blij ik blij Wat ik vraag is namelijk, 230.000 CONTANT”. [20]
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat zij als ‘ [naam 7] ’ en met het nummer [telefoonnummer 2] contact heeft gehad met aangever en dat zij op 19 februari 2020 zijn telefoon heeft meegenomen uit zijn woning. Vervolgens is een simkaart in de telefoon geplaatst die in gebruik is bij een vriendin van verdachte: [vriendin] . [21] Uiteindelijk is de telefoon aangetroffen bij de moeder van deze [vriendin] , die verklaarde dat zij de telefoon van verdachte had gekregen. [22]
Verder heeft verdachte bekend dat zij op 5 april 2020 het WhatsAppbericht naar aangever heeft verstuurd. Hierover heeft zij zelf verklaard dat zij het niet zag als chantage. Ze had immers feitelijk geen toegang tot de foto’s op zijn telefoon en wist dus ook niet of zich daarop naaktfoto’s bevonden (hetgeen aangever altijd met kracht heeft ontkend). Verdachte zou hebben gebluft, wat ook gold voor het genoemde geldbedrag van € 230.000,-. Verdachte dacht namelijk dat aangever dit nooit zou hebben en ze vond het zelf ook een absurd hoog bedrag.
De rechtbank acht, gelet op de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte, de feiten 6 en 7 wettig en overtuigend bewezen. De stelling van de raadsman dat ten aanzien van feit 7 sprake zou zijn van een ondeugdelijke poging, omdat werd gedreigd met iets dat er niet was (te weten naaktfoto’s van jonge meisjes), vindt geen steun in het recht. Er is geen sprake van een handeling waarbij het beoogde gevolg in geen geval zal (kunnen) intreden. Dat betaling van een hoog bedrag werd gevraagd, maakt dat niet anders.
Ten aanzien van feit 6 is sprake van medeplegen. Zo is verdachte samen met een andere vrouw naar de woning van aangever gegaan, waarvan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders kan zijn dan dat het de bedoeling was dat zij daar met een of meerdere bezittingen van aangever zouden vertrekken.
Ten aanzien van feit 7 kan echter geen andere dader worden vastgesteld. Daarom gaat de rechtbank ten aanzien van dit feit uit van een enkele dader: verdachte. Daarover merkt de rechtbank op dat weliswaar kan worden vastgesteld dat [vriendin] op de hoogte was van het feit dat aangever door verdachte werd gechanteerd, maar de enkele wetenschap is onvoldoende voor het bewijs van medeplegen van dit feit.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.2 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1 primair:
in de periode van 18 januari tot en met 25 januari 2020 te Amsterdam en te [plaats 6] (op de openbare weg, de [adres 2] ), tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededaders voorgenomen misdrijf om enig geldbedrag en een bankpas, in elk geval enig goed, dat toebehoorde aan [slachtoffer 1] , weg te nemen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging tot diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld tegen die [slachtoffer 1] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
  • via een datingsite contact heeft gelegd met die [slachtoffer 1] en zich daarbij voor heeft gedaan als “ [naam 5] ” en
  • vervolgens als “ [naam 5] ” een afspraak heeft gemaakt met die [slachtoffer 1] om elkaar te ontmoeten en
  • toen die [slachtoffer 1] op de afgesproken plek was die [slachtoffer 1] heeft vastgehouden en
  • meermalen die [slachtoffer 1] met gebalde vuist tegen en op zijn achter- en voorhoofd en zijn linkeroog, heeft gestompt en geslagen,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

ten aanzien van feit 2 primair:
op 26 januari 2020 te Amsterdam (op de openbare weg [adres 3] ), tezamen en in vereniging met anderen, een autosleutel, die toebehoorde aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
-
met die [slachtoffer 2] af te spreken om hem te ontmoeten en
  • toen die [slachtoffer 2] te plaatse was en terwijl die [slachtoffer 2] in zijn auto zat naar die [slachtoffer 2] toe te gaan en die [slachtoffer 2] te vragen of hij uit zijn auto wilde komen en die [slachtoffer 2] aan de praat te houden en
  • vervolgens het portier van die auto van die [slachtoffer 2] te openen en de autosleutel uit het contactslot te halen en
  • een mes tegen de keel van die [slachtoffer 2] te zetten en te houden en ondertussen meerdere malen te roepen om geld en
  • tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat zijn keel zou worden doorgesneden en
  • die [slachtoffer 2] met een mes te snijden in zijn duim en
  • ondertussen het portier van de auto van die [slachtoffer 2] vast te houden waardoor die [slachtoffer 2] niet weg kon

ten gevolge waarvan die [slachtoffer 2] zwaar lichamelijk letsel (te weten een diepe wond aan zijn duim) bekwam;

ten aanzien van feit 3 primair:
in de periode van 26 januari 2020 tot en met 5 februari 2020 te Amsterdam en [plaats 3] , tezamen en in vereniging met anderen een mobiele telefoon van het merk Samsung, die toebehoorde aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
  • via een datingapp contact te leggen met die [slachtoffer 3] en zich daarbij voor te doen als “ [naam 6] ” en
  • vervolgens als “ [naam 6] ” een afspraak te maken met die [slachtoffer 3] om haar en [vriendin] te ontmoeten en
  • bij die [slachtoffer 3] in de auto te stappen en met die [slachtoffer 3] in de auto te rijden en
  • vervolgens tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat “ [naam 6] ” 15 jaar oud was en vervolgens die [slachtoffer 3] aldus te dwingen “ [naam 6] ” en [vriendin] bij een parkeerplaats af te zetten en
  • toen die [slachtoffer 3] op die parkeerplaats was de autosleutel uit het contactslot van de auto van die [slachtoffer 3] te halen en terwijl de auto uitrolde uit de auto te stappen en
  • in te stappen in de auto bij die [slachtoffer 3] en
  • tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij moest gaan rijden en dat hij naar een rustige plek in de wijk moest rijden en
  • toen [slachtoffer 3] 112 probeerde te bellen de telefoon van die [slachtoffer 3] af te pakken en
  • meermalen tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat zij hem zouden neersteken als hij niet zou luisteren en
  • met een groot mes bij de nek van die [slachtoffer 3] te komen en
  • vervolgens met een groot mes in de hand van die [slachtoffer 3] te snijden toen die zich afweerde;
ten aanzien van feit 4 primair:
in de periode van 26 januari 2020 tot en met 5 februari 2020 te Amsterdam en [plaats 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met daarin een geldbedrag van in totaal € 60,- en een rijbewijs en diverse passen, die aan die [slachtoffer 3] toebehoorden, door
  • via een datingapp contact te leggen met die [slachtoffer 3] en zich daarbij voor te doen als “ [naam 6] ” en
  • vervolgens als “ [naam 6] ” een afspraak te maken met die [slachtoffer 3] om haar en [vriendin] te ontmoeten en
  • bij die [slachtoffer 3] in de auto te stappen en met die [slachtoffer 3] in de auto te rijden en
  • vervolgens tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat “ [naam 6] ” 15 jaar oud was en vervolgens die [slachtoffer 3] aldus te dwingen “ [naam 6] ” en [vriendin] bij een parkeerplaats af te zetten en
  • toen die [slachtoffer 3] op die parkeerplaats was de autosleutel uit het contactslot van de auto van die [slachtoffer 3] te halen en terwijl de auto uitrolde uit de auto te stappen en
  • in te stappen in de auto bij die [slachtoffer 3] en
  • tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij moest gaan rijden en dat hij naar een rustige plek in de wijk moest rijden en
  • tegen die [slachtoffer 3] “geef me je portemonnee” te zeggen;
ten aanzien van feit 5:
op 5 februari 2020 te [plaats 4] tezamen en in vereniging met een ander een portemonnee die toebehoorde aan [slachtoffer 4] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
ten aanzien van feit 6:
op 19 februari 2020 te [plaats 10] , tezamen en in vereniging met een ander, een telefoon van het merk Samsung, die toebehoorde aan [slachtoffer 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen;
t
en aanzien van feit 7:
op 5 april 2020 te Amsterdam ter uitvoering van het door haar, verdachte, voorgenomen misdrijf om zich wederrechtelijk te bevoordelen, een ander, te weten [slachtoffer 5] , door bedreiging met smaad en smaadschrift, te dwingen tot de afgifte van een goed, te weten een geldbedrag van € 230.000,-,
immers heeft zij, verdachte,
  • in de telefoon van die [slachtoffer 5] gekeken
  • vervolgens de verdachte een Whatsappbericht gestuurd inhoudende: “u zult nergens meer een baan vinden wegens bezit van naaktfoto's van jonge meisjes,:) ik blijf de foto's posten x op x tot u helemaal kapot bent. :)” en “Ik wil u leven helemaal niet destrooie u depressief maken laten leven van een uitkering ect ect” en “Toch doen wat ik van u vraag? krijgt u netjes u telefoon terug:) u blij ik blij Wat ik vraag is namelijk, 230.000 CONTANT”

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

ten aanzien van feit 8:
op meer tijdstippen in de periode van 13 november 2019 tot en met 10 december 2019 te [plaats 5] en/of Amsterdam, telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad [slachtoffer 6] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere geldbedrag(en) toebehorende aan die [slachtoffer 6] , immers heeft zij, verdachte
  • aan die [slachtoffer 6] medegedeeld dat zij, verdachte, “dingen” op de laptop van die [slachtoffer 6] heeft gezien die zij openbaar zou gaan maken en
  • bij die [slachtoffer 6] aangegeven dat hij, [slachtoffer 6] , aan een minderjarig meisje zou hebben gezeten en/of een minderjarig meisje zou hebben aangeraakt en dat hij, [slachtoffer 6] , daar strafbaar voor zou zijn en
  • [slachtoffer 6] per app ““ [naam 3] " luister dan, ik ben jou en die hele [naam 4] nu zat. Ik zei je aan de telefoon al ik moet veel moeite doen, alle pakjes zijn op een plek. Als hij ze wilt gaat er wat gedaan moeten worden, ik wil dat je [naam 2] contant €250 geeft anders ben ik helemaal klaar met deze shit en niemand krijgt wat. ik wil het vandaag zien! Laat dat duidelijk zijn vriendin” gestuurd en
  • aldus ervoor gezorgd dat die [slachtoffer 6] zich genoodzaakt voelde een of meerdere geldbedrag(en) over te maken;
ten aanzien van feit 10 primair:
op 25 januari 2020 te [plaats 6] (op de openbare weg de [adres 2] ), tezamen en in vereniging met anderen, ter uitvoering van het door verdachte en haar mededaders voorgenomen misdrijf om enig goed, dat toebehoorde aan [slachtoffer 7] , weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze poging diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 7] , te plegen met het oogmerk om die voorgenomen diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
  • via een datingsite contact heeft gezocht met die [slachtoffer 7] en
  • vervolgens als “ [naam 5] ” een afspraak heeft gemaakt met die [slachtoffer 7] om elkaar te ontmoeten en
  • met die [slachtoffer 7] heeft afgesproken dat hij met “ [naam 5] ” zou videobellen wanneer hij op de afgesproken plek was en
  • toen die [slachtoffer 7] ter plaatse was naar de auto van die [slachtoffer 7] is toegegaan en naast de autodeuren gaan staan en
  • vervolgens aan de passagiersdeur van de auto van die [slachtoffer 7] heeft getrokken en
  • tegen die [slachtoffer 7] heeft geschreeuwd dat hij de deur moest opendoen en
  • tegen de auto van die [slachtoffer 7] heeft geschopt en geslagen en
  • tegen de auto van die [slachtoffer 7] heeft gespuugd,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

ten aanzien van feit 11 primair:
in de periode van 15 januari 2020 tot en met 28 januari 2020 te ‘ [plaats 1] en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
  • twee telefoons van het merk Samsung en
  • een sleutelbos,

die toebehoorden aan [slachtoffer 8] , heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 8] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door

  • via een datingsite en/of datingapp contact te leggen met die [slachtoffer 8] en
  • vervolgens als “ [naam 5] ” een afspraak te maken met die [slachtoffer 8] om elkaar te ontmoeten en
  • met meerdere personen naar de woning van die [slachtoffer 8] toe te gaan en
  • terwijl die [slachtoffer 8] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde en zich niet goed voelde meerdere personen uit te nodigen en de woning binnen te laten en
  • met gezichtsbedekkende kleding voor die [slachtoffer 8] te gaan staan en een mes op de keel van die [slachtoffer 8] te zetten;
ten aanzien van feit 12 primair:
in de periode van 15 januari 2020 tot en met 28 januari 2020 te ‘ [plaats 1] en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 8] heeft gedwongen tot de afgifte van een portemonnee met daarin een geldbedrag van (in totaal) € 60,- en een ID-kaart en een bankpas en diverse passen, die aan die [slachtoffer 8] toebehoorden, door
  • via een datingsite en/of datingapp contact te leggen met die [slachtoffer 8] en
  • vervolgens als “ [naam 5] ” een afspraak te maken met die [slachtoffer 8] om elkaar te ontmoeten en
  • met meerdere personen naar de woning van die [slachtoffer 8] toe te gaan en
  • terwijl die [slachtoffer 8] in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde en zich niet goed voelde meerdere personen uit te nodigen en de woning binnen te laten en
  • met gezichtsbedekkende kleding voor die [slachtoffer 8] te gaan staan en een mes op de keel van die [slachtoffer 8] te zetten en
  • die [slachtoffer 8] op dwingende en agressieve toon om zijn bankpas en bijbehorende code te vragen
  • die [slachtoffer 8] met de vlakke hand op zijn lip te slaan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar. Wel zal de rechtbank de feiten verminderd aan verdachte toerekenen, zoals de rechtbank nader zal toelichten in rubriek 8.3.

8.Motivering van de straffen en maatregelen

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat ten aanzien van verdachte het adolescentenstrafrecht (hierna: ASR) wordt toegepast. Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten (1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6, 7, 8, 10 primair, 11 primair en 12 primair) zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie van 24 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Aan deze proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden, zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 31 augustus 2021, te weten een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang (indien geïndiceerd), een contactverbod met slachtoffers en medeverdachten en meewerken aan het vinden en behouden van een dagbesteding. Verder vordert de officier van justitie als bijzondere voorwaarde een verbod op het bezoeken van datingsites.
Ten aanzien van de inbeslaggenomen telefoons vordert de officier van justitie de verbeurdverklaring van de telefoon met goednummer G5913110 en de teruggave aan verdachte van de telefoon met goednummer G5922877.
Ten aanzien van de benadeelde partijen vordert de officier van justitie ten aanzien van [slachtoffer 2] de toewijzing van € 5.000,- aan immateriële schade en de niet-ontvankelijkverklaring ten aanzien van de materiële schade. Ten aanzien van [slachtoffer 3] vordert de officier van justitie de toewijzing van een vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 2.796,58 en met betrekking tot de immateriële schade heeft de officier van justitie zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van [slachtoffer 5] vordert de officier van justitie de gedeeltelijke toewijzing van de vordering, namelijk tot een bedrag van € 956,55. Ten aanzien van [slachtoffer 6] vordert de officier van justitie de toewijzing van
€ 18.136,99 aan vergoeding van materiële schade en € 1.250 aan vergoeding van immateriële schade. Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 8] vordert de officier van justitie toewijzing van een bedrag van € 500,- aan materiële schade en niet-ontvankelijkverklaring voor het overige. Ten aanzien van alle vorderingen van de benadeelde partijen vordert de officier van justitie hoofdelijke veroordeling, toewijzing van wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Ten slotte heeft de officier van justitie ter terechtzitting medegedeeld dat hij voornemens is een vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht aanhangig te maken.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte nog een kans verdient en dat een geheel voorwaardelijke vrijheidsstraf met bijzondere voorwaarden, gecombineerd met een onvoorwaardelijke taakstraf passend zou zijn.
Ten aanzien van de vorderingen van de benadeelde partijen stelt de raadsman zich primair op het standpunt dat de vorderingen van [slachtoffer 6] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 8] moeten worden afgewezen, dan wel niet-ontvankelijk moeten worden verklaard, gelet op de door de verdediging bepleite vrijspraken. Subsidiair luidt het standpunt dat de vorderingen onvoldoende zijn onderbouwd en worden de schade, de hoogte van de schade en het causaal verband betwist. Dit subsidiaire standpunt heeft de raadsman ook aangevoerd ten aanzien van de vorderingen van [slachtoffer 3] en [slachtoffer 5] . Meer subsidiair moeten de vorderingen worden gematigd.
Ten aanzien van het beslag heeft de raadsman aangevoerd dat beide telefoons moeten worden geretourneerd aan verdachte.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van verdachte van 9 augustus 2021. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op de Pro Justitiarapportage van 22 december 2020, opgesteld door klinisch psycholoog mr. drs. R.A. Sterk.
Hieruit blijkt dat bij verdachte sprake is van een depressieve stoornis, een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling en intellectuele capaciteiten op zwakbegaafd niveau. Differentiaal diagnostisch is ADHD opgenomen. Dit was ook het geval ten tijde van de tenlastegelegde feiten. Het geheel overziend lijkt er sprake van een lacunaire gewetensfunctie in combinatie met een bovenmatige behoefte aan aandacht en bevestiging. Zij misbruikte vervolgens haar aantrekkingskracht op oudere mannen om deze te kunnen bestelen, zoals reeds gesteld. Verdachte moet verstandelijk in staat worden geacht om de wederrechtelijkheid van het tenlastegelegde in te kunnen zien. Zij kan echter als gevolg van de geconstateerde psychische problematiek niet goed in staat worden geacht om haar wil overeenkomstig voornoemd inzicht geheel in vrijheid te bepalen. Geadviseerd wordt om de tenlastegelegde feiten – indien bewezen – verdachte in verminderde mate toe te rekenen.
Er zijn op verschillende domeinen diverse risicofactoren. Er zijn duidelijk historische factoren waarbij zij slachtoffer is, veel verlieservaringen heeft meegemaakt en mishandeld is. Zij laat ook risicovol gedrag zien en heeft aansluiting gezocht bij delinquente leeftijdgenoten. Deze factoren brengen met zich mee dat de kans op herhaling als matig verhoogd dient te worden ingeschat. Momenteel krijgt zij structuur en begeleiding aangeboden door ‘ [instelling] ’ en lijkt dit de kans op herhaling te doen verminderen. Zij heeft immers begeleiding aanvaard en laat momenteel geen risicovol en impulsief gedrag meer zien. Het geheel overziend acht onderzoeker voldoende argumenten aanwezig voor toepassing van het strafrecht voor minderjarigen. Ten aanzien van de geconstateerde psychische problematiek is vanuit forensisch oogpunt behandeling en begeleiding geïndiceerd. Deze behandeling dient zich te richten op haar bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling, stemmingsproblemen en op de risico’s die zij loopt in haar vriendenkring. In een behandelsetting zou tevens nader onderzoek gedaan kunnen worden naar ADHD. Een dergelijke behandeling die goed afgestemd dient te zijn op haar intellectuele beperkingen zou betrokkene aangeboden kunnen krijgen door een forensische polikliniek. Tevens is het van belang dat verdachte in een begeleide woonsetting terecht komt waarbij zij vaardigheden krijgt aangeleerd om op eigen benen te leren staan. Tevens dient aandacht uit te gaan naar scholing, vrije tijd en haar vriendenkring. Zij verblijft momenteel bij ‘ [instelling] ’ in [plaats 7] . Voortzetting van deze plaatsing is aangewezen.
Geadviseerd wordt om voornoemde begeleiding, teneinde verdachte optimaal te motiveren, als bijzondere voorwaarde bij een (deels) voorwaardelijk strafdeel op te leggen. De jeugdreclassering zou verdachte kunnen begeleiden en zou tevens toe kunnen zien op het handhaven van de voorwaarden.
Verder heeft de rechtbank acht geslagen op het rapport van de reclassering van 31 augustus 2021. De reclassering sluit zich aan bij de bevindingen van de Pro Justitia-rapporteur en adviseert eveneens het jeugdstrafrecht toe te passen. De handelingsvaardigheden zijn beperkt ontwikkeld. Verdachte is onvoldoende in staat haar handelingen dusdanig zelfstandig te organiseren waardoor de risico's op nieuwe delicten wordt verkleind. Haar beperking in het intellectueel functioneren helpt daar niet bij. Pedagogische ondersteuning is gewenst maar ontbreekt momenteel. Verdachte functioneert goed binnen de JJI, een plek waar structuur is.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de onderstaande bijzondere voorwaarden.
  • Meldplicht bij reclassering
  • Ambulante behandeling
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
  • Contactverbod
  • Meewerken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding
De rechtbank is, gelet op bovenstaande adviezen en de psychische problematiek van verdachte, van oordeel dat de feiten in verminderde mate aan verdachte kunnen worden toegerekend. Verder is de rechtbank, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat ten aanzien van verdachte het adolescentenstrafrecht moet worden toegepast.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich in een hele korte tijd schuldig gemaakt aan een groot aantal zeer ernstige feiten. Verdachte heeft uiterst berekenend (samen met anderen) verschillende overvallen gepland, waarbij zij het slachtoffer telkens in een hinderlaag lokte, waarna mannelijke mededaders de daadwerkelijke beroving uitvoerden. Het gemak waarmee verdachte mededaders voor haar karretje spande en de gewetenloosheid waarmee zij slachtoffers in de val lokte, vindt de rechtbank schokkend. Zelfs als een gewelddadige overval was mislukt en het slachtoffer (zwaar lichamelijk) letsel was toegebracht, ging verdachte direct door met (de planning van) een nieuwe gewelddadige overval. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar het aantal en de ernst van de strafbare feiten, het aantal slachtoffers en de grote schade die verdachte hen heeft toegebracht. Ook speelt de impact mee die de feiten op de slachtoffers hebben gehad, net als het feit dat verdachte enkel oog had voor de (soms hoge) geldbedragen die zij de slachtoffers afhandig maakte. Deze omstandigheden rechtvaardigen dan ook een hoge vrijheidsbenemende straf. De rechtbank houdt echter ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Hierbij is de jonge leeftijd van verdachte van belang, net als haar psychische problematiek (waardoor de feiten ook niet volledig aan verdachte kunnen worden toegerekend), en het feit dat verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Desalniettemin acht de rechtbank een forse jeugddetentie met een aanzienlijk voorwaardelijk deel en een proeftijd met bijzondere voorwaarden op zijn plaats. De rechtbank zal verdachte dan ook veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van zestien maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank zal aan deze proeftijd, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Daarnaast zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde opnemen dat verdachte niet actief mag zijn op datingsites.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden aanleiding bestaat bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
Ten aanzien van het beslag
Onder verdachte zijn de volgende voorwerpen inbeslaggenomen:
STK GSM (Omschrijving: G5913110, Apple Iphone, merk: IMEI [nummer] )
1 STK GSM (Omschrijving: G5922877, Apple roze iphone, merk: schade achter + voor)
Verbeurdverklaring
Het voorwerp met goednummer G5913110 behoort aan verdachte toe. Nu met behulp van dit voorwerp de feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6, 7, 8, 10 primair, 11 primair en 12 primair zijn begaan, wordt dit voorwerp verbeurdverklaard.
Teruggave aan verdachte
Het voorwerp met goednummer G5922877 behoort aan verdachte toe. Nu dit voorwerp niet in verband staat met de bewezenverklaarde feiten zal de rechtbank beslissen dat het moet worden teruggegeven aan verdachte.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregels
De benadeelde partij [slachtoffer 2] vordert € 384.180,- aan vergoeding van materiële schade. Dit bedrag bestaat uit
  • € 29.180,- aan gedwongen verkoop van materieel;
  • € 355.000,- aan winstverlies (€ 30.000,- over 2020 en € 325.000,- voor de jaren erna).
Tevens vordert de benadeelde partij € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, alsmede € 1.434,- aan proceskosten.
De benadeelde partij [slachtoffer 3] vordert € 2.796,58 aan vergoeding van materiële schade. Dit bedrag bestaat uit
  • € 2.282,08 aan kosten schade auto;
  • € 413,50 aan kosten nieuwe sloten woning;
  • € 41,- aan kosten nieuw rijbewijs;
  • € 60,- cash geld dat is weggenomen.
Tevens vordert de benadeelde partij € 5.000,- aan vergoeding van immateriële schade, alsmede een bedrag dat op nihil kan worden gesteld aan proceskosten.
De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert € 2.456,55 aan vergoeding van materiële schade. Dit bedrag bestaat uit
  • € 1.500,- als geldbedrag dat is weggenomen van zijn bankrekening;
  • € 956,55 aan kosten voor de aanschaf van een nieuwe telefoon.
De benadeelde partij [slachtoffer 6] vordert € 18.136,99 aan vergoeding van materiële schade. Dit bedrag bestaat uit
  • € 17.885,- aan betalingen die de benadeelde partij onder dreiging heeft verricht;
  • € 251,99 aan kosten voor de aanschaf van een nieuwe mobiele telefoon.
Tevens vordert de benadeelde partij € 1.250,- aan vergoeding van immateriële schade.
De benadeelde partij [slachtoffer 8] vordert € 2.571,62 aan vergoeding van materiële schade. Dit bedrag bestaat uit
  • € 481,88 aan toekomstige medische kosten;
  • € 138,27 aan kosten voor de aanschaf van een nieuwe mobiele telefoon;
  • € 153,30 aan kosten voor de vervanging van de inhoud van de ontvreemde portemonnee;
  • € 44,39 aan kosten voor de vervanging van sleutels;
  • € 50,98 aan kosten voor de twee weggenomen flessen cognac;
  • € 1.180 aan kosten voor huishoudelijke hulp;
  • € 338,- aan verhuiskosten;
  • € 184,80 aan reiskosten van familie.
Tevens vordert de benadeelde partij € 3.000,- aan vergoeding van immateriële schade.
Alle benadeelde partijen vorderen de wettelijke rente ten aanzien van de vorderingen tot vergoeding van materiële en immateriële schade.
De vorderingen zijn betwist.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 2]
De benadeelde partij zal ten aanzien van de vordering tot vergoeding van materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De behandeling van de vordering levert namelijk een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De rechtbank kan namelijk wel vaststellen dat materieel is verkocht, maar niet, althans onvoldoende in hoeverre dit gedwongen was, omdat de benadeelde partij er ten gevolge van het bewezenverklaarde feit niet meer mee kon werken. Ten aanzien van het winstverlies merkt de rechtbank op dat de accountant dit winstverlies heeft berekend tot en met 2031, maar niet is gebleken, althans, dit is onvoldoende onderbouwd, dat de benadeelde partij geen enkel verdienvermogen meer heeft voor de komende tien jaar. De benadeelde partij kan zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 2. primair bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen. Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de vergoeding van immateriële schade naar billijkheid op € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De gevorderde proceskosten, die zijn begroot aan de hand van het toepasselijke liquidatietarief zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 1.434 (drie punten à € 478,- per punt).
De rechtbank concludeert dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd, alsmede een bedrag van € 1.434,- aan proceskosten.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 3]
Vast staat dat aan de benadeelde partij door de feiten 3 primair en 4 primair rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de gevorderde kosten voor de nieuwe sloten van de woning en het rijbewijs, alsmede het weggenomen geldbedrag toewijzen. Ten aanzien van de kosten voor de schade aan de auto zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu het feit is gepleegd in de periode van 26 januari tot en met 5 februari 2020, terwijl de auto pas op 15 september 2020 naar een autoschadebedrijf is gebracht. De rechtbank kan dan ook niet vaststellen dat de door het autoschadebedrijf geconstateerde en herstelde schade een rechtstreeks gevolg is geweest van het feit. Dit gedeelte van de vordering is dan ook onvoldoende onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank concludeert dat de vordering tot vergoeding van materiële schade zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 514,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door het onder 3. primair en 4. primair bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de vergoeding van immateriële schade naar billijkheid op € 750,-.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank concludeert dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 1.264,50, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 5]
Vast staat dat aan de benadeelde partij door feit 6 rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering tot vergoeding van kosten voor aanschaf van een nieuwe telefoon zal worden toegewezen tot een bedrag van € 400,-. Immers, de benadeelde partij vordert de kosten van een nieuwe mobiele telefoon, terwijl niet kan worden vastgesteld dat dit overeenkomt met de door hem geleden schade, te weten de diefstal van een gebruikte telefoon. De rechtbank begroot de schade op € 400,-. Nu ten aanzien van het weggenomen geldbedrag van € 1.500,- geen strafbaar feit bewezen is verklaard, zal de benadeelde partij ten aanzien van dit gedeelte van zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De rechtbank concludeert dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 400,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 6]
Vast staat dat aan de benadeelde partij door feit 8 rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De vordering tot vergoeding van kosten voor aanschaf van een nieuwe telefoon zal worden toegewezen tot een bedrag van € 251,99. Ten aanzien van de betalingen die de benadeelde partij aan verdachte heeft verricht, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu de rechtbank niet heeft kunnen vaststellen welke betalingen onder dwang zijn verricht en welke vrijwillig, nu eveneens is komen vast te staan dat hij geheel vrijwillig verschillende geldbedragen naar verdachte heeft overgemaakt. De behandeling van de vordering levert voor dit deel een onevenredige belasting van het strafgeding op omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd en het toelaten van nadere bewijslevering zou betekenen dat de behandeling van de strafzaak moet worden aangehouden. De benadeelde partij kan het resterende deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Ten aanzien van de vordering tot vergoeding van immateriële schade zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu geen sprake is van een rechtsgrond op basis waarvan een vergoeding van immateriële schade kan worden toegewezen. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank concludeert dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 251,99, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Ten aanzien van de vordering van [slachtoffer 8]
Vast staat dat aan de benadeelde partij door de feiten 11 en 12 rechtstreeks materiële schade is toegebracht.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de kosten voor een nieuwe mobiele telefoon, vervanging van de inhoud van de portemonnee en vervanging van sleutels toewijzen zoals gevorderd (zijnde een totaalbedrag van € 335,96). Ten aanzien van de toekomstige medische kosten zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering, nu deze kosten op dit moment niet adequaat kunnen worden begroot. Ten aanzien van de twee flessen cognac merkt de rechtbank op dat de diefstal hiervan niet ten laste is gelegd. De rechtbank kan dan ook geen rechtstreeks verband vaststellen tussen de feiten 11 en 12 en de schade die de benadeelde partij stelt te hebben geleden. Ten aanzien van deze kostenpost zal de benadeelde partij dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard. Ten aanzien van de kosten voor huishoudelijke hulp, verhuiskosten en reiskosten zal de vordering van de benadeelde partij worden afgewezen, wegens onvoldoende verband met de bewezenverklaarde feiten.
Vast staat dat aan de benadeelde partij door de feiten 11 en 12 rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft de benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade aangezien de benadeelde partij ten gevolge van het strafbare feit lichamelijk letsel heeft opgelopen.
Op grond van de door de benadeelde partij gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de vergoeding van immateriële schade naar billijkheid op € 1.500,-.
De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering. De benadeelde partij kan dit deel van zijn vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank concludeert dat de vordering zal worden toegewezen tot een bedrag van in totaal 1.835,96, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
De rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregels opleggen, aangezien verdachte jegens de slachtoffers, naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door de feiten 2 ( [slachtoffer 2] ), 3 primair en 4 primair ( [slachtoffer 3] ), 6 en 7 ( [slachtoffer 5] ), 8 ( [slachtoffer 6] ) en 11 en 12 ( [slachtoffer 8] ), is toegebracht. De rechtbank waardeert deze ten aanzien van [slachtoffer 2] op een bedrag van € 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), ten aanzien van [slachtoffer 3] op een bedrag van € 1.264,50,- (zegge: duizend tweehonderdvierenzestig euro en vijftig eurocent), ten aanzien van [slachtoffer 5] op een bedrag van € 400,- (zegge: vierhonderd euro), ten aanzien van [slachtoffer 6] op een bedrag van € 251,99 (zegge: tweehonderdeenenvijftig euro en negenennegentig eurocent) en ten aanzien van [slachtoffer 8] op een bedrag van € 1.835, 96 (zegge: duizend achthonderdvijfendertig euro en zesennegentig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de voldoening.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 47, 55, 77c, 77g, 77i, 77x, 77y, 77z, 310, 311, 312, 318 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

10.Beslissing

Verklaart feit 9 niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de feiten 1 primair, 2 primair, 3 primair, 4 primair, 5, 6, 7, 8, 10 primair, 11 primair en 12 primair heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van feit 1 primair en 10 primair:
telkens: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
ten aanzien van feit 2 primair:
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad;
ten aanzien van de feiten 3 primair en 4 primair:
eendaadse samenloop van
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
en
afpersing door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van de feiten 5 en 6:
telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen;
t
en aanzien van feit 7:
poging tot afdreiging;
ten aanzien van feit 8:
afdreiging;
ten aanzien van de feiten 11 primair en 12 primair:
eendaadse samenloop van
diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan, vergezeld of gevolgd van geweld of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
en
afpersing door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
16 (zestien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot
8 (acht) maanden, van deze jeugddetentie niet tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een
proeftijdvan
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden gelast indien de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna vermelde bijzondere voorwaarden niet naleeft.
Stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
De veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres [adres 7] . De veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. Indien de veroordeelde voor langere tijd bij de heer [naam 8] verblijft in [plaats 8] , dan zal het toezicht overgedragen kunnen worden naar de reclasseringslocatie in [plaats 9] .
Ambulante behandeling
De veroordeelde laat zich behandelen/begeleiden door een nog nader te bepalen instelling voor intensieve forensische aanpak (bijvoorbeeld [instantie 1] ), de [instantie 2] , de [instantie 3] of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Het is nog niet bekend wanneer een behandeling kan starten. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Begeleid wonen of maatschappelijke opvang (indien geïndiceerd)
De veroordeelde verblijft, indien en voor zover de reclassering dit noodzakelijk acht, in een nog nader te bepalen instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. De startdatum van het verblijf is nog niet duidelijk. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld.
Contactverbod
De veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met de slachtoffers en medeverdachten, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
Meewerken aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding
De veroordeelde werkt mee aan het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding. Dit kan zijn in de vorm van werk, scholing of een combinatie van beiden.
Verbod bezoek van datingsites;
De veroordeelde mag zich niet mag aanmelden en/of gesprekken voeren via websites die gericht zijn op relationeel contact, zowel kortstondig als langdurig, bijvoorbeeld maar niet te beperken tot websites als [naam site] , Tinder, Lexa en Mysugardaddy.
Geeft aan Reclassering Nederland de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarde daarbij is dat de veroordeelde gedurende de proeftijd ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
Tenuitvoerlegging van de opgelegde jeugddetentie zal volledig plaatsvinden binnen de justitiële jeugdinrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Verklaart verbeurd:
1. STK GSM (Omschrijving: G5913110, Apple Iphone, merk: IMEI [nummer] )
Gelast de teruggaveaan
[verdachte]van:
1. STK GSM (Omschrijving: G5922877, Apple roze iphone, merk: schade achter + voor)
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] toe tot een bedrag van € 514,50 (zegge: vijfhonderdveertien euro en vijftig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 750,- (zegge: zevenhonderdvijftig euro) aan vergoeding van immateriële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 5] toe tot een bedrag van € 400,- (vierhonderd euro) aan vergoeding van materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 6] toe tot een bedrag van € 251,99 (zegge: tweehonderdeenenvijftig euro en negenennegentig eurocent) aan vergoeding van materiële schade.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] toe tot een bedrag van € 335,96 (zegge: driehonderdvijfendertig euro en zesennegentig eurocent) aan vergoeding van materiële schade en € 1.500,- (zegge: duizend vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade.
Ten aanzien van alle toegewezen bedragen bepaalt de rechtbank dat deze zullen worden vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan voornoemde benadeelde partijen, behalve voor zover (een van) deze vorderingen al door of namens een ander, dan wel anderen is/zijn betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partijen gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken. Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2] begroot de rechtbank dit bedrag op € 1.434,- (zegge: duizend vierhonderdvierendertig euro). Ten aanzien van de benadeelde partijen [slachtoffer 3] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 6] en [slachtoffer 8] begroot de rechtbank dit bedrag tot op heden op nihil.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 8] af ten aanzien van de schadeposten ‘huishoudelijke hulp’, ‘verhuiskosten’ en ‘ reiskosten voor familie’.
Bepaalt dat de benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk zijn in hun vorderingen.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 2.500,- (zegge: tweeduizend vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 35 (vijfendertig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat € 1.264,50,- (zegge: duizend tweehonderdvierenzestig euro en vijftig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 22 (tweeëntwintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 5] aan de Staat € 400,- (zegge: vierhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 8 (acht) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 6] aan de Staat € 251,99 (zegge: tweehonderdeenenvijftig euro en negenennegentig eurocent)), te vermeerderen met de wettelijke daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 4 (vier) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 8] aan de € 1.835, 96 (zegge: duizend achthonderdvijfendertig euro en zesennegentig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 28 (achtentwintig) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Vaandrager, voorzitter,
mrs. P.L.C.M. Ficq en M.E.M. James-Pater, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.B.P. Terwindt, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 september 2021.
Bijlage – Tenlastelegging
[...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]
  • [...]

Voetnoten

1.Proces-verbaal van bevindingen van 31 augustus 2021 met proces-verbaalnummer 2020019422 en documentcode 15267826, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 9] .
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
3.Verhoor aangever [slachtoffer 6] , ZD6, p. 6001-6003
4.Bevindingen, AD, p. 0031
5.Verhoor verdachte [getuige 1] , PD 02043
6.Verhoor aangever, ZD8, p. 8002-8003; bevindingen, ZD8, p. 8009-8010 en bevindingen, ZD8, p. 8008
7.Aangifte [slachtoffer 1] , ZD1, p. 1001-1008
8.Bevindingen, ZD8, p. 8011-8012 en Bevindingen, AD, p. 0116-0117
9.Bevindingen, AD, p. 0026-0027
10.Bevindingen, ter plaatse na melding, ZD2, p. 2006-2007 en verhoor van getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris van 18 maart 2021.
11.Een geneeskundige verklaring van 28 januari 2020, opgesteld door M.N. Cerfontaine en prof. dr. Ritt, ZD2, p. 2004-2005, bevindingen, ZD2, p. 2017, alsmede verhoor van getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris van 18 maart 2021, p.5.
12.Verhoor van getuige [getuige 2] bij de rechter-commissaris van 10 februari 2021.
13.Bevindingen, onderzoeksdossier [naam 10] , p. 202
14.Aangifte, onderzoeksdossier [naam 10] , p. 37-39 en verhoor aangever, onderzoeksdossier [naam 10] , p. 46-51
15.Verhoor getuige, ZD3, p. 3009-3010
16.Aangifte, ZD3, p. 3001-3005
17.Bevindingen, AD, p. 0116-0119
18.Aangifte, ZD4, p. 4001-4004 en Bevindingen [slachtoffer 4] , ZD4, p. 4006-4007
19.Aangifte, ZD5, p. 5001-5003
20.Aangifte, ZD5, p. 5013-5015
21.Bevindingen, AD, p. 0028-0029
22.Bevindingen, AD, p. 0035-0036