Op 23 september 2021 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering ex artikel 23 Overleveringswet (OLW), ingediend door de officier van justitie. De vordering betreft de behandeling van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door het parket van de procureur des Konings Antwerpen op 6 december 2019. De opgeëiste persoon, geboren in 1993 en gedetineerd in een Belgische inrichting, wordt verdacht van deelname aan een criminele organisatie en illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en de feiten onderzocht die in het EAB zijn vermeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat de straf die in België is opgelegd, kan worden overgenomen in Nederland. De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de overlevering te weigeren op basis van artikel 6a OLW, wat de rechtbank heeft gehonoreerd. De rechtbank concludeert dat de tenuitvoerlegging van de opgelegde vrijheidsstraf in Nederland kan plaatsvinden en dat er geen aanleiding is om van de bevoegdheid tot weigering van de overlevering af te zien.
De rechtbank heeft daarom de overlevering van de opgeëiste persoon geweigerd en gelijktijdig de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf in Nederland bevolen. Tevens is de gevangenhouding van de opgeëiste persoon tot aan de tenuitvoerlegging van de vrijheidsstraf bevolen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer en is openbaar uitgesproken, waarbij is opgemerkt dat er geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.