ECLI:NL:RBAMS:2021:5740

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 september 2021
Publicatiedatum
11 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 469
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens te late indiening

In deze zaak heeft eiser, wonende te Amstelveen, beroep ingesteld tegen een beslissing van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 2 november 2020. Het Uwv had het bezwaar van eiser doorgestuurd naar de rechtbank om als beroepschrift te worden behandeld. De rechtbank Amsterdam heeft in haar uitspraak van 10 september 2021 vastgesteld dat het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift te laat is ingediend. De wettelijke termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken, te rekenen vanaf de dag waarop het bestreden besluit op de post is gedaan. In dit geval was de laatste dag van de beroepstermijn 14 december 2020, maar eiser heeft zijn beroepschrift pas op 12 januari 2021 ingediend.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een goede reden was voor de te late indiening van het beroepschrift. Eiser had aangegeven dat hij dacht recht te hebben op een werkloosheidsuitkering vanaf 1 maart 2019, maar de rechtbank oordeelde dat dit geen geldige reden was om de termijn te overschrijden. Eiser was bovendien gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in te stellen, maar heeft deze termijn niet in acht genomen.

De rechtbank heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren, wat betekent dat er geen inhoudelijke beoordeling van het beroep plaatsvond. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de uitspraak is openbaar uitgesproken. Eiser is geïnformeerd over de mogelijkheden om in verzet te gaan tegen deze uitspraak, met inachtneming van de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/469

uitspraak van de enkelvoudige kamer van in de zaak tussen

[eiser] , te Amstelveen, eiser, hierna: [eiser]

en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,verweerder, hierna: Uwv,
( [gemachtigde verweerder] ).

Procesverloop

[eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het Uwv van 2 november 2020 op zijn bezwaar. Het Uwv heeft dit doorgestuurd aan de rechtbank om als beroepschrift te behandelen.

Overwegingen

1. De rechtbank sluit het onderzoek in deze zaak, omdat voortzetting van het onderzoek niet nodig is. De rechtbank doet uitspraak zonder dat een zitting wordt gehouden, omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. [1] Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelt.
2. Voor het indienen van een beroepschrift geldt volgens de wet een termijn van zes weken. [2] De termijn begint op de eerste dag nadat het bestreden besluit op de post is gedaan. [3] Een beroepschrift is op tijd ingediend, indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. [4] Dient iemand het beroepschrift te laat in, dan verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Verder staat in de wet dat de rechtbank het beroep toch ontvankelijk kan verklaren als een goede reden bestond om het beroepschrift te laat in te dienen. [5]
3. De rechtbank vindt het aannemelijk dat het bestreden besluit op 2 november 2020 is verzonden. De laatste dag van de beroepstermijn was dus 14 december 2020.
4. [eiser] heeft het beroepschrift op 12 januari 2021 ingediend bij het Uwv.
Het beroepschrift is dus te laat ingediend.
5. De rechtbank heeft [eiser] gevraagd naar de reden daarvoor. [eiser] heeft geantwoord dat hij op 16 april 2020 en op 16 augustus 2020 bij het Uwv een aanvraag om een werkloosheidsuitkering heeft ingediend. [eiser] dacht daarom dat hij een uitkering zou krijgen vanaf 1 maart 2019. Omdat hij het niet eens is met de ingangsdatum, heeft hij beroep ingesteld.
6. De rechtbank vindt dit geen reden om het beroepschrift te laat in te dienen. [eiser] is in het besluit ook gewezen op de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in te stellen bij de rechtbank. De rechtbank ziet niet in waarom [eiser] het beroep niet binnen zes weken kon indienen.
7. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
8. Bij deze uitkomst bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.L. Bolkestein, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.M. Mazurel, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Wat kunt u doen als u het niet eens bent met deze uitspraak?

Bent u het niet eens met deze uitspraak, dan kunt u een verzetschrift opsturen naar deze rechtbank. U kunt een verzetschrift opsturen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. In het verzetschrift kunt u vragen om te worden gehoord. In dat geval vindt alsnog een zitting plaats.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie artikel 6:7 van de Awb.
3.Zie artikel 6:8, eerste lid, van de Awb.
4.Zie artikel 6:9, eerste lid, van de Awb.
5.Zie artikel 6:11 van de Awb.