ECLI:NL:RBAMS:2021:5692

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 384
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor tandheelkundige kosten op basis van voorliggende voorziening

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Amsterdam, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een tandheelkundige behandeling, specifiek voor het plaatsen van drie porseleinen kronen, ter waarde van € 1.219,65. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen, met het argument dat de zorgverzekering een voorliggende voorziening is en er geen zeer dringende redenen zijn om bijzondere bijstand te verlenen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond.

De rechtbank heeft op 24 september 2021 uitspraak gedaan in deze bodemzaak. Tijdens de zitting op 6 september 2021 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl het college vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij zij heeft gekeken naar de relevante wetgeving, waaronder de Participatiewet (Pw) en de Zorgverzekeringswet (Zvw).

De rechtbank oordeelde dat de kosten voor de tandheelkundige behandeling niet vergoed kunnen worden, omdat de zorgverzekering als een passende en toereikende voorliggende voorziening wordt beschouwd. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat er sprake is van zeer dringende redenen die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat er geen acute noodsituatie was die zou leiden tot levensbedreigende omstandigheden of blijvend ernstig letsel. Het beroep van eiseres werd dan ook ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/384

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres

(gemachtigde: mr. B.B.A. Willering),
en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. H.H.J. ten Hoope).
Partijen worden hierna [eiseres] en het college genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 11 augustus 2020 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van [eiseres] om bijzondere bijstand voor de kosten van een tandheelkundige behandeling afgewezen.
Met een besluit van 30 december 2020 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2021. [eiseres] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het college is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. [eiseres] heeft op 21 juli 2020 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor een tandheelkundige behandeling, begroot op € 1.219,65. Deze behandeling bestaat uit het plaatsen van drie kronen. [eiseres] heeft, naast een basisverzekering, een aanvullende verzekering bij het Zilveren Kruis. Met het primaire besluit heeft het college de aanvraag van [eiseres] afgewezen.
2. [eiseres] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Het college heeft met het bestreden besluit het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard. Het college stelt dat voor de kosten van een tandheelkundige behandeling de zorgverzekering een passende en toereikende voorliggende voorziening is. Volgens het college is er geen sprake van dringende redenen, waardoor [eiseres] niet in aanmerking komt voor bijzondere bijstand. Er is volgens het college geen sprake van een levensbedreigende situatie, die blijvend ernstig psychisch of lichamelijk letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben.
Standpunt [eiseres]
3. [eiseres] stelt dat de behandeling voor het plaatsen van de drie kronen noodzakelijk is. [eiseres] voert verder aan dat zij allergisch is voor amalgaam en composiet en de pijn die zij hierdoor kreeg veroorzaakte een verminderde eetlust. [eiseres] heeft daarom porseleinen kronen moeten laten plaatsen.
Juridisch kader
4. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
5. Artikel 16, eerste lid, van de Pw biedt de mogelijkheid om in afwijking van artikel 15, eerste lid, van de Pw, de gevraagde bijstand te verlenen indien, gelet op alle omstandigheden, daartoe zeer dringende redenen noodzaken. Voor het kunnen aannemen van zeer dringende redenen moet vast staan dat sprake is van een acute noodsituatie en dat de behoeftige omstandigheden waarin de betrokkene verkeert op geen enkele andere wijze zijn te verhelpen zodat het verlenen van bijstand onvermijdelijk is. Zoals blijkt uit vaste rechtspraak [1] kan slechts van een acute noodsituatie worden gesproken als een situatie van levensbedreigende aard is of blijvend ernstig letsel of invaliditeit tot gevolg kan hebben, waarbij ernstig letsel zowel psychisch als lichamelijk letsel kan omvatten.
6. Voor de kosten van een tandheelkundige behandeling dient sinds 1 januari 2006 de Zorgverzekeringswet (Zvw), mede gelet op artikel 2.7 van het Besluit zorgverzekering, in beginsel als een aan de Pw voorliggende, toereikende en passende voorziening te worden beschouwd. In gevallen waarin deze zorg, als zijnde niet noodzakelijk, niet tot de prestaties behoort die op grond van het bij of krachtens de Zvw bepaalde voor vergoeding in aanmerking komt, staat het bepaalde in artikel 15, eerste lid, tweede volzin, van de Pw in beginsel aan bijstandsverlening in de weg. De reden hiervoor is dat de wetgever met het vaststellen van het basispakket voor tandheelkundige hulp al een afweging heeft gemaakt welke tandheelkundige hulp als noodzakelijk wordt beschouwd, waarbij de nadruk ligt op preventieve zorg. Voor kosten van behandelingen die niet in het basispakket zijn opgenomen kan in beginsel geen bijzondere bijstand worden verleend.
Het oordeel van de rechtbank
7. De rechtbank moet beoordelen of het college terecht de aanvraag van [eiseres] om bijzondere bijstand voor kosten van een tandheelkundige behandeling heeft afgewezen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college zich met juistheid op het standpunt gesteld dat de kosten waar [eiseres] om heeft verzocht niet worden vergoed, omdat er een voorliggende voorziening is die geacht wordt passend en toereikend te zijn. Het feit dat niet alle gemaakte kosten zijn vergoed, leidt niet tot een ander oordeel. Die kosten zijn vanuit de keuzes die de wetgever heeft gemaakt in het basispakket van de Zvw namelijk niet als noodzakelijk aangemerkt. Artikel 15, eerste lid, van de Pw staat daarom aan toekenning van de gevraagde bijzondere bijstand in de weg.
9. Naar het oordeel van de rechtbank is er geen sprake van zeer dringende redenen als bedoeld in artikel 16, eerste lid, van de Pw op grond waarvan bijzondere bijstand dient te worden verleend. [eiseres] heeft niet aannemelijk gemaakt dat bij het uitblijven van het plaatsen van de drie porseleinen kronen een situatie van levensbedreigende aard of blijvend ernstig letsel of invaliditeit zou zijn ontstaan. Uit de brief van de tandarts van
7 december 2020 volgt niet dat [eiseres] allergisch is voor composiet waardoor porseleinen kronen de enige optie zou zijn. De omstandigheid dat [eiseres] bij het gebruik van composiet last heeft van pijn en daardoor een verminderde eetlust leidt niet tot de conclusie dat er sprake is van een acute noodsituatie.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond.
11. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door [eiseres] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing wordt in het openbaar uitgesproken op
24 september 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 25 oktober 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:4024.