In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Amsterdam, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand voor de kosten van een tandheelkundige behandeling, specifiek voor het plaatsen van drie porseleinen kronen, ter waarde van € 1.219,65. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam afgewezen, met het argument dat de zorgverzekering een voorliggende voorziening is en er geen zeer dringende redenen zijn om bijzondere bijstand te verlenen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft op 24 september 2021 uitspraak gedaan in deze bodemzaak. Tijdens de zitting op 6 september 2021 is eiseres verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde, terwijl het college vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, waarbij zij heeft gekeken naar de relevante wetgeving, waaronder de Participatiewet (Pw) en de Zorgverzekeringswet (Zvw).
De rechtbank oordeelde dat de kosten voor de tandheelkundige behandeling niet vergoed kunnen worden, omdat de zorgverzekering als een passende en toereikende voorliggende voorziening wordt beschouwd. Eiseres heeft niet kunnen aantonen dat er sprake is van zeer dringende redenen die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. De rechtbank concludeerde dat er geen acute noodsituatie was die zou leiden tot levensbedreigende omstandigheden of blijvend ernstig letsel. Het beroep van eiseres werd dan ook ongegrond verklaard, en er werd geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht.