ECLI:NL:RBAMS:2021:5690

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 september 2021
Publicatiedatum
7 oktober 2021
Zaaknummer
AWB - 21 _ 1065
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlening van een omgevingsvergunning voor het tijdelijk vervangen van een brugdek met geschil over de omvang van de vergunning en de staat van de brug

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 29 september 2021 uitspraak gedaan in een geschil over de verlening van een omgevingsvergunning voor het tijdelijk vervangen van het brugdek van de Entrepotdoksluis in Amsterdam. Eiseres, die in de nabijheid van de brug woont, heeft bezwaar gemaakt tegen de vergunningverlening, omdat zij van mening is dat de gehele brug gerestaureerd moet worden en dat de vergunning niet voldoende is gemotiveerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam op 2 juli 2020 een omgevingsvergunning heeft verleend voor het tijdelijk vervangen van het brugdek, en dat het bezwaar van eiseres op 5 januari 2021 ongegrond is verklaard. Tijdens de zitting op 6 september 2021 heeft eiseres haar bezwaren toegelicht, waarbij zij onder andere heeft gewezen op de staat van de brug en de mogelijke gevolgen van zwaar verkeer.

De rechtbank heeft overwogen dat de vergunning uitsluitend betrekking heeft op het tijdelijk vervangen van het brugdek en dat andere onderdelen van de brug niet aan de orde zijn in deze procedure. De rechtbank heeft ook het standpunt van eiseres over de draagkracht van de brug en de noodzaak van een volledige restauratie beoordeeld. De rechtbank concludeert dat het college in redelijkheid tot vergunningverlening heeft kunnen besluiten en dat de motivering van het bestreden besluit voldoende is. Eiseres heeft geen bewijs geleverd dat de brug niet in staat is om het toegestane gewicht te dragen.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat de vergunning voor het vervangen van het brugdek blijft staan. Eiseres krijgt geen gelijk en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling of vergoeding van griffierecht. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 21/1065

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , te Amsterdam, eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam, verweerder

(gemachtigde: mr. H.D. Hosper).
Partijen worden hierna [eiseres] en het college genoemd.

Procesverloop

Met een besluit van 2 juli 2020 (het primaire besluit) heeft het college een omgevingsvergunning verleend aan de gemeente Amsterdam voor het tijdelijk vervangen van het brugdek van brug [nummer] op een locatie aan de [adres 1] nabij nummer [huisnummer] in Amsterdam.
Met een besluit van 5 januari 2021 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van [eiseres] ongegrond verklaard.
[eiseres] heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 september 2021. [eiseres] is verschenen. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Aan de [adres 1] nabij nummer [huisnummer] in Amsterdam ligt de brug Entrepotdoksluis met brugnummer [nummer] (hierna: de brug) die in eigendom is van de gemeente Amsterdam. De brug is geregistreerd als monument. De brug is gebouwd in 1903 en is de eerste stalen ophaalbrug van Nederland. [eiseres] woont op de [adres 2] en heeft uitzicht op de brug.
2. Op 5 juni 2020 heeft de gemeente Amsterdam een aanvraag ingediend om het brugdek van de brug tijdelijk te vervangen. Het gaat om het tijdelijk vervangen van het middendeel van het houten brugdek. Dit oude houten brugdek zal worden bewaard in een opslag zodat mensen kunnen zien hoe een brugdek destijds werd gebouwd. De voetpaden, draagconstructie en de balans boven de brug blijven ongewijzigd. Met het primaire besluit heeft het college hiervoor een vergunning verleend.
3. [eiseres] heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het bestreden besluit heeft het college, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie van
14 december 2020, het bezwaar van [eiseres] , ongegrond verklaard. Volgens het college is de draagkracht van de brug sterk genoeg om een voertuig tot 30 ton te dragen. Bovendien stelt het college dat de brug binnen 10 jaar volledig gerestaureerd zal worden, maar het dek al eerder vervangen dient te worden uit het oogpunt van veiligheid. Ten aanzien van de andere onderdelen van de brug is geen omgevingsvergunning aangevraagd, hierover kan het college dus niet oordelen.
Standpunt [eiseres]
4. Volgens [eiseres] kan het college met het bestreden besluit geen aanvullende motivering geven, dit zou namelijk de vergunning verruimen en is in strijd met artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). [eiseres] vraagt zich af hoe vaak verkeer van 30 ton over de brug kan rijden, [eiseres] denkt namelijk dat de brug het zware verkeer niet aankan. Op grond van het verkeersbesluit voor het instellen van een gewichtsbeperking op brug [nummer] , gelegen op de [adres 1] (hierna: het verkeersbesluit) kan er een ontheffing worden aangevraagd om met voertuigen van meer dan 7,5 ton de brug te gebruiken. [eiseres] is daarom bang dat de brug niet alleen incidenteel door zwaar verkeer zoals een ladderwagen van de brandweer gebruikt zal worden, maar er ook structureel en dagelijks zwaar bouwverkeer op zal rijden. Er wordt namelijk vlakbij de brug een woontoren gebouwd en dit bouwverkeer zal ook deze brug gebruiken. Dit volgt volgens [eiseres] uit het stuk ‘Bereikbaarheid, Leefbaarheid, Veiligheid en Communicatieplan: route bouwverkeer’ dat zij heeft overgelegd. In het bestreden besluit zijn mededelingen gedaan over de restauratie van de brug, maar [eiseres] stelt dat het onduidelijk is van wie deze mededelingen zijn waardoor deze oncontroleerbaar zijn. Volgens [eiseres] zou de hele brug gerestaureerd moeten worden, omdat de brug anders helemaal verroest terwijl dit een monument is. Als de brug pas in 2029-2030 wordt gerestaureerd is dit volgens [eiseres] mogelijk te laat. Volgens [eiseres] heeft het college de brug afgeschreven, de brug wordt namelijk niet meer onderhouden en is daardoor verroest. Zo zijn de elektrische bedrading en hevelwerk inmiddels ver aangetast en buiten werking.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank stelt voorop dat er een aanvraag is gedaan om een vergunning voor het tijdelijk vervangen van het brugdek. Het college heeft op deze aanvraag een besluit genomen en een omgevingsvergunning verleend. Dit betekent dat de rechtbank alleen kan oordelen over de omgevingsvergunning voor het tijdelijk vervangen van het brugdek. Voor alle andere onderdelen van de brug is geen aanvraag ingediend en daarover heeft het college zich dus ook niet uitgelaten.
6. Artikel 7:11 van de Awb bepaalt dat op de grondslag van het bezwaar een volledige heroverweging plaatsvindt van het primaire besluit. Die volledige heroverweging kan ertoe leiden dat eventuele gebreken in het primaire besluit worden hersteld door een wijziging van de motivering. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag het maken van bezwaar er niet toe leiden dat het bestuursorgaan de heroverweging gebruikt om een verslechtering van de positie van de indiener te bereiken die zonder bezwaarschriftprocedure niet mogelijk zou zijn (het verbod van reformatio in peius).
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college in deze procedure op juiste wijze het primaire besluit volledig heroverwogen en de motivering aangevuld. Dat het college in het bestreden besluit heeft aangegeven dat de brug in 2029/2030 monumentaal zal worden gerestaureerd houdt geen verruiming in van de primair verleende vergunning zoals [eiseres] stelt. Dit is weliswaar pas over negen of tien jaar na vergunningverlening, maar valt nog steeds binnen de termijn van tien jaar die in het primaire besluit is genoemd. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
8. Over de vergunning voor het vervangen van het brugdek overweegt de rechtbank als volgt. Voor de activiteit ‘bouwen’ als in artikel 2.1, eerste lid, onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) dient het college op grond van artikel 2.10 van de Wabo de aanvraag te toetsen aan het Bouwbesluit 2012. Naar aanleiding hiervan is de draagkracht van de brug berekend op 30 ton. Dit betekent dat de brug incidenteel kan worden gebruikt door de brandweer met een ladderwagen. Aangezien er sprake is van incidenteel gebruik en in het normale verkeer alleen een belasting van 7,5 ton is toegestaan is er geen vermoeiing van de brug aan de orde. [1] Het college heeft op grond van artikel 2.10 van de Wabo de aanvraag ook getoetst aan de Bouwverordening Amsterdam 2013 en het geldende bestemmingsplan Water. Er doen zich geen weigeringsgronden voor als bedoeld in artikel 2.10, eerst lid, van de Wabo. Omdat de brug een rijksmonument is heeft het college voor de activiteit ‘slopen, verstoren, verplaatsen of wijzigen van een beschermd monument’ als in artikel 2.1, eerste lid, onder f, van de Wabo advies gevraagd aan de monumentencommissie (de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit) ter beoordeling van het belang van de monumentenzorg (artikel 2.15 van de Wabo). De monumentencommissie heeft geoordeeld dat het belang van de monumentenzorg zich niet verzet tegen de uitvoering van het project. Ten slotte heeft het college de aanvraag beoordeeld in het licht van artikel 2.16 van de Wabo. Hiervoor dient door het college aannemelijk te worden gemaakt dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd. Dat hieraan is voldaan volgt uit het feit dat het brugdek inmiddels is vervangen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college het besluit hiermee voldoende gemotiveerd en heeft het college in redelijkheid tot vergunningverlening kunnen besluiten.
9. Over de beroepsgronden van [eiseres] ten aanzien van het verkeersbesluit, het onderhoud en de restauratie van de gehele brug kan de rechtbank zoals in rechtsoverweging 5 is overwogen niet oordelen. Deze onderwerpen vallen buiten de omvang van dit geding. [eiseres] kan tegen ontheffingen op grond van het verkeersbesluit afzonderlijke rechtsmiddelen aanwenden. Ten aanzien van het onderhoud van de brug en de gehele restauratie daarvan kan [eiseres] een handhavingsverzoek indienen.
Conclusie
10. Het beroep is ongegrond. [eiseres] krijgt dus geen gelijk.
11. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het door [eiseres] betaalde griffierecht bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M. van der Linden-Kaajan, rechter, in aanwezigheid van mr. A. Vijn, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
29 september 2021.
griffier
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie het rapport van Adonin van 13 mei 2020.